In de erudiete monografie van Gerard Schelvis en Kees van der Vloed komen alle facetten van het boeiende en veelzijdige leven van Robert Hennebo aan bod. En contacten tussen Hennebo en Schiedam zijn er ook, want de Schiedammers kunnen dagelijks enkele strofen uit de Lof der Jenever lezen op de muur van het Jenevermuseum, en de bezoekers genieten van hun proeverij in het proeflokaal dat het museum naar Robert Hennebo heeft genoemd. De auteurs hebben de activiteiten van Robert Hennebo tot op de bodem uitgezocht en alles wat hij deed en beleefde zo in de context van de tijd gezet, dat de lezer moeiteloos wordt meegevoerd door een leven dat zonder eigentijdse context nauwelijks te begrijpen zou zijn. Ze doen dat met de Spaanse Successieoorlog van 1708, waarin hij als soldaat verzeilde, de politieke onrust van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk, toen hij trouwde en zijn herberg in Den Haag begon, de windhandel in 1720 en de opmars van de jenever als belangrijke nijverheid in een stad als Schiedam in de 18de eeuw. Robert Hennebo is een bekende onbekende. Over de feiten van zijn leven is veel gegist en zelfs verzonnen. De auteurs zetten recht wat recht te zetten valt, vullen aan wat zij in de archieven over zijn leven hebben kunnen achterhalen, en markeren als onbekend wat niet bekend te maken is. De protestantse familie Hennebo kwam in de 16de eeuw van Noord-Frankrijk naar Leiden en werd daar succesvol in de lakennijverheid. Robert (1686) werd op zijn twaalfde wees, waarna een biografisch gaatje valt. Zeker is dat hij in Amsterdam bij een koopman in de leer ging. Hij was kennelijk al jong onhandelbaar, want zijn leertijd duurde niet lang, en hij kwam in het leger terecht, hoewel hij mennoniet was en dus tot de vreedzame tak van de doopsgezinde kerk behoorde. Hij zou zich niet heldhaftig hebben gedragen. Dat schrijft althans zijn vriend en latere vijand Jacob Campo Weyerman die in de vroege 18de eeuw de grootmeester van het schotschrift was, en in 1738, toen de vriendschap voorbij was, over Hennebo's leven en dat van andere tijdgenoten heeft geschreven. Robert heeft het in het leger niet lang uitgehouden. Nadat hij - moeizaam - met de dochter van een wijnhandelaar was getrouwd, ging hij in Den Haag wonen. Over Hennebo's bruid weet Weyerman ook het nodige te melden. Fraai is zijn kwalificatie van mevrouw Hennebo als 'een opgesmukte schraale Nymf, welke dag en nacht ley te maauwen om een man'. Met haar dreef Hennebo aan de Bierkade in Den Haag zijn eerste herberg. De auteurs hebben ontdekt dat hij het slecht met zijn schoonouders kon vinden en met ze in een vooral luidruchtig conflict was verwikkeld. Waar Hennebo was, was herrie. De herberg verliep snel. Hennebo verhuurde hem en ging naar Amsterdam, waar hij aan zijn volgende onrustige levensfase begon. In Amsterdam kwam hij in aanraking met dichters en toneelspelers en is hij zelf ook gaan dichten en acteren, maar eerst pakte hij zijn oude stiel als herbergier weer op, met nu, alweer volgens Weyerman, zijn vrouw als animeermeisje en zichzelf als beste klant. Ook deze herberg werd geen succes. Dat werd het lofdicht dat hij in 1718 op de jenever schreef wel. Hij droeg het op aan de burgers van Keulen, Rijnberk, Schiedam, Weesp en Amsterdam, en aan alle jenever- en moutwijnstokers, -kopers en -verkopers. De Lof der Jenever was een schertsode, een namaak-lofdicht op iets ordinairs als jenever en enigszins vergelijkbaar met het motto Fumus Gloria Mundi (laten wij roken ter meerdere eer en glorie van de wereld) van Willem Godschalck Focquenbroch, Hennebo'i jong gestorven voorganger die met het roken hetzelfde deed als Hennebo met de jenever. Van de Lof der Jenever verscheen al snel na het eerste - op veler verzoek - een tweede deel. Daaruit zijn zes strofen op de gevel van het Schiedamse Jenevermuseum geschilderd. De onrustige Hennebo vond in 1717 een nieuw beroep: acteur bij de Amsterdamse Schouwburg. Hij speelde daar vijf jaar met succes. In 1720 kwam bij zijn werk als herbergier en acteur ook nog het speculeren in de aandelen in de 'windhandel' die uit Parijs en Londen naar Nederland overwoei. In Parijs en Londen diende deze handel in aandelen of acties van naamloze vennootschappen die op geen enkel serieus economisch doel waren gebaseerd, om door conversie het probleem van de hoge kortlopende staatsschulden op te lossen. In Nederland hoefde dat niet, omdat hier een degelijk langlopend systeem van staatsleningen bestond. Dat de speculatie hier toch, en hevig, losbarstte kwam, omdat na de Gouden Eeuw het geld in kluizen lag opgestapeld, terwijl de ondernemingslust was gedoofd. Altijd een goed moment voor een robbertje speculeren, waarin meestal de laatste deelnemers met de brokken blijven zitten. Zo dus ook Robert Hennebo die aanvankelijk zoveel succes had dat hij 9 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2009 | | pagina 9