1624-1674
25 Musis
de voorstellingen van minder dan
provinciaal niveau".
Om meer dan één reden noemt Joep
de Koning de keuze voor 2009 als
herdenkingsjaar twijfelachtig; "In
dat jaar werd er op de Amerikaanse
oostkust niets ontdekt dat niet al
bekend was en werd er al helemaal
niets gesticht. Feitelijk handelde Henry
Hudson door naar Nova Scotia te zeilen
zelfs in strijd met de opdracht van
het hoge bestuur van de Vereenigde
Oost-Indische Compagnie, dat hem
had uitgezonden. Dit verordonneerde
dat Hudson na de jammerlijk mislukte
tocht van Willem Barentsz in 1596
opnieuw had moeten proberen om via
Nova Zembla de vaarroute naar Indië te
zoeken. Hudson meende dat de kansen
via het westen beter moesten zijn en
voer langs Spitsbergen in de richting van
het Amerikaanse vasteland. Dit zocht hij
naar het zuiden af naar een mogelijke
doorgang. Wat hij - tot groot misnoegen
van de VOC - vond was slechts de
rivier die later naar hem zou worden
vernoemd hoewel de riviermonding al in
1524 werd opgemerkt".
Joep de Koning is van mening en
vele gezaghebbende Amerikaanse en
Nederlandse historici met hem, dat van
Nieuw Amsterdam pas sprake was in
het jaar 1623 of mogelijk 1624 toen de
eerste kolonisten zich blijvend in dit
gebied vestigden en in 1626 voor zestig
gulden een heel eiland kochten van de
Manhattes-indianen, het tegenwoordige
Manhattan.
De Nederlandse organisatoren van de
New York-Amsterdamherdenking weten
volgens hem bedroevend weinig van
hun eigen geschiedenis. "Het tijdstip van
de festiviteiten, van 2 tot 6 september
is volledig uit de lucht gegrepen. Als we
al een datum in 1609 moeten kiezen
ligt 11 september meer voor de hand
volgens het journaal van de stuurman
van de Halve Maen, Robert Juet. Maar
dat die dag tot herdenkingsdag wordt
uitgeroepen is sedert 11 september
2001 volstrekt ondenkbaar. Waarom
houden we ons dan niet aan de
jaartallen en data die wel betekenis
hebben. Bijvoorbeeld de datum die
wordt genoemd in het enige stuk dat
(overigens genoteerde) aanwijzingen
geeft voor de stichting van de kolonie
Nieu Nederlant en de nederzetting
Nieuw Amsterdam".
Dit moment wordt genoemd in de
zogenaamde 'Schaghenbrief' van die in
1637, dertien jaar na de stichting van de
kolonie Nieu Nederlant werd opgesteld
en die berust in het Nationaal Archief.
De Schaghenbrief is het bewuste
document dat melding maakt van de
aankoop van Manhattan, het eiland
waar de kolonie Nieuw-Nederland
gesticht werd. De brief spreekt niet
alleen van de overeenkomst die de
indianen in 1626 met de Nederlanders
sloten, maar ook van de eerste kinderen
die de pioniers in de Nederlandse
kolonie ter wereld brachten.
De Nederlanders gedroegen zich
tegenover de indianen die de rechten op
Manhattan aan hen overdroegen, netter
dan de Engelsen dit plachten te doen.
Zij betaalden tenminste nog voor wat ze
namen. De Engelsen, redenerende dat
de indianen geen eigendom van land
of grond kenden, namen hun gronden
eenvoudigweg in bezit en verdreven de
stammen naar het hun uitkwam.
De eerste Nederlandse kolonisten die
zich onder het gezag van de West-
Indische Compagnie in Nieu Nederlant
vestigden, sloten met elke stam
afzonderlijk overeenkomsten voor het
vestigen van kleine nederzettingen als
enclaves in indiaans gebied.
De Koning heeft een punt waar hij
stelt dat met die vroege kolonisten
ook Nederlandse gewoonten en zeden
overkwamen. Nieu Nederlant was
officieel een feit in 1624. Dit jaartal dat
door Joep de Koning als stichtingsjaar
werd aangewezen, werd in 2002
officieel bevestigd. Met deze stichting
werd de Nederlandse wetgeving van
kracht - precies als in Zuid-Afrika, de
Nederlandse vestigingen in India, de
door de VOC gecontroleerde delen van