voor volgende generaties vast te leggen en zijn platen artistiek
van inhoud te voorzien. Noch Priester noch Slechte kunnen er
meer van maken. Wie naast de foto's van Roovers de ongeveer
in dezelfde tijd gemaakte opnamen van Hans Visser en Robert
Collette legt, kan niet anders dan vaststellen dat er aan
Roovers geen kunstenaar verloren is gegaan. Waar de laatste
in een paar brave prentje het slopen van het oude station tegen
de achtergrond van de nieuwbouw vastlegt, weet Hans Visser
een fotografisch drama op te roepen dat Henri Cartier Bresson
hem niet verbeterd zou hebben.
Ook in de deeltjes De verstilde brandersstad en De modernisering
van de binnenstad blonken Roovers foto's niet uit door
opmerkelijke standpunten. Daar werkte het stadsbeeld
echter zelf mee om er toch iets interessants van te maken.
De binnenstad met zijn tientallen hofjes, sloppen, gangen,
toilethuisjes in de buitenruimte of de ouderwetse poepdoos
in de keuken, mocht dan een ramp zijn om te wonen (hoewel
heel wat Schiedammers nog met vertedering spreken over hun
jeugd in of nabij de Otterbuurt of het Doelehofje) fotogeniek
was de binnenstad wel.
Dat fouten gemakkelijk gemaakt zijn in het korte tekstbestek
van Voets fotoboekjes, wordt overigens in de teksten van Paul
Meurs wel duidelijk. Dateringen kloppen niet, straatnamen
worden fout geschreven en straten aan elkaar verbonden die
in werkelijkheid een stuk uit elkaar lagen. Om toch tot iets
van een verhaal te komen, gunt Meurs de touwslagerij aan de
Gedempte Baansloot (die daar al vanaf de middeleeuwen lag)
pas een leven nadat de sloot rond 1890 was dichtgegooid, de
betekenis van de Lange Kerkstraat laat hij toenemen met de
ontwikkeling van de Broersvest tot stadsboulevard en Hotel
café Beijersbergen liet slopen om ruimte te bieden aan het
verkeer; een weliswaar voor de hand liggende redenering,
maar toevallig volledig buiten de waarheid.
Overigens blijkt ook in Het Singelkwartier hoe makkelijk in dit
soort boeken fouten worden gemaakt, ook al kijken meerdere
mensen mee en wordt elk gegeven grondig gecontroleerd. Zo
menen Priester en Slechte dat het aan de Singel gevestigde
garagebedrijf Waldo z'n taxi's stalde op het vrijgekomen
sloopveldje op de hoek van de Singel en Lange Singelstraat.
Maar op het moment van opname had Waldo allang geen
taxi's meer rijden en gebruikte het parkeerterreintje aldaar
voor het tijdelijk stallen van in reparatie gegeven auto's. Ook
had Waldo er een druk bezocht benzinestation. Dit laten de
schrijvers onvermeld. Logisch, want Roovers had dit niet
gefotografeerd. Ook situeren ze de tol aan de Overschieseweg
nabij de tegenwoordige Matlingebrug terwijl het tolhuis in de
bocht bij Overschie stond, pal voor de oude Hoge Brug. Maar
dit zijn van die kleine feilen die je in vrijwel elk soortgelijk
(foto)boek zult aantreffen, hoezeer de auteurs zich hiertegen
ook hebben gewapend en hoe vaak het ook is doorgeploegd op
onvolkomenheden.
De keuze voor een feitelijke benadering maakt Het
Singelkwartier van Laurens Priester en Henk Slechte tot een
sobere - om niet te zeggen 'karige' - vertelling. Echter met een
heldere structuur, een gedegen datering en verantwoording
van alle op de foto's waar te nemen veranderingen. De echte
Schiedammer zou het misschien allemaal graag wat breder,
wat meer in de vorm van een vertelling, hebben gezien, maar
wat niet is moet je ook niet willen suggereren. Een verstandige
keuze, omdat de foto's de verteller geen tot weinig grond voor
een lopend verhaal geven. Vrijwel alle foto's zijn gemaakt met
standaardobjectief, standaardsluitertijd en standaardbelichting.
Een enkele opname daargelaten is er op de foto's van Roovers
geen wolkje aan de hemel, dragen de bomen bij voorkeur geen
bladeren en blijft de menselijke activiteit tot een minimum
beperkt. Zo zag het Singelkwartier eruit op een maartse
zondagmorgen rond een uur of half elf of daaromtrent. In
ieder geval op een tijdstip dat de kerkklokken niet luidden, de
kroegen nog gesloten waren en de wekelijkse uittocht naar de
velden van respectievelijk Hermes DVS, SVV of Sparta nog niet
was begonnen.
De keuze voor een rustig uur en gelijkmatig, helder weer met
zo min mogelijk zonneschijn had vanzelfsprekend een reden.
Opdrachtgevers waren gemeentearchief en gemeentewerken.
Zij vroegen om 'feitelijke' aanvullingen van de topografische
atlas en de dossiers. Dus missen we de soms ongelofelijke
drukte op de Singel - tot de opening van Rijksweg 20 -
ook hoofdader voor het verkeer vanuit Vlaardingen in de
richting van Den Haag en Amsterdam, de manier waarop
huisjesmelkers op de Parallelweg veertig Turken in één woning
propten en het uitgaan van de Singelkerk, toen nog de drukst
bezochte parochiekerk van Schiedam (en Mathenesse).
In Het Singelkwartier beperken Priester en Slechte zich tot de
as tussen het huidige Stadserf en het station - de eigenlijke
Singel dus met de direct daarop aansluitende zijstraten en
hofjes alsmede de 'spoorbuurt' bestaande uit de oude Station
en Spoorstraat. Daarmee brengen zij het begrip Singelkwartier
terug tot z'n logische proporties. Vaak wordt gedacht dat
met het Singelkwartier het hele oosten van Schiedam wordt
bedoeld. Dit vindt z'n oorsprong in de vele activiteiten van
buurtvereniging 'Het Singelkwartier' die zich in de jaren 1950
en 1960 richtte op alle bewoners van de Singelkerkparochie die
tot aan de stichting van de katholieke kerk aan het Pinasplein
praktisch geheel Mathenesse omvatte.
Het echte Singelkwartier omvat echter het woongebied dat in
de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de
twintigste uit losse stedenbouwkundige incidenten is ontstaan.
Met behoud zelfs van een landelijk trekje hier en daar. Een
buurt zonder samenhang of plan en daardoor - afgezet tegen
Schiedam Oost - net even interessanter.
Roovers in Schiedam
Laurens Priester en Henk Slechte, Roovers in Schiedam. Deel 4:
Het Singelkwartier (Uitgeverij Voet), ISBN 90-73647-65-7, 19,95
Musis 30
Laurens Priester en Henk Slechte
Deel 4;
Het Singelkwartier