Een klucht vier eeuwen later tekst: Hans van der Sloot foto: Jan van der Ploeg De echte beenderen van Liduïna kwamen in 1947 bij de restauratie van de Grote Kerk aan het licht. En na jaren van omzwerving werden deze bijna veertig jaar later overgedragen aan de Schiedamse katholieke kerk. Op voorstel van archivaris en kerkvoogd Van der Feijst die op dat moment - heel even maar - in de schijnwerpers trad. Liever was hij volledig op de achtergrond gebleven. De plaats die Herman Noordegraaf hem in het hoofdstuk 'Enige grepen uit de geschiedenis van de Liduïna-devotie' in de bundel 'De beelden van Liduïna' (1999) ook toedicht. Toch was gemeentearchivaris Guus van der Feijst - anders dan zijn directe voorgangers, die zich koesterden in de academische rust van hun bewaarplaats van historische bescheiden - een veelgevraagd en -geraadpleegd ambtenaar. Ook - of misschien juist - vanwege zijn vermogen tot relativeren, ongevoeligheid voor de waan van de dag en een uitgesproken talent voor vrolijke spot en zelfspot. Van der Feijst: "Wat kun je anders. Een kenmerk van het Schiedamse bestuur is dat ze de stad groter en belangrijker denkt dan hij in werkelijkheid is. En vervolgens kleiner voor de dag komt dan Schiedam als middelgrote stad en met een boeiende geschiedenis verdient. Dat is niet iets van de laatste jaren, die karaktertrek is al eeuwenoud. Neem die megalomane plannen indertijd om in Schiedam een Hoog Catharijne te willen bouwen. Terwijl de werkelijke waarde van de stad gelegen is in de schoonheid van het historisch centrum. Precies in het tegenovergestelde dus. En het houdt niet op. In plaats van de winkelstand te bevorderen wordt Jan des Bouvrie binnengehaald, in plaats van alle aandacht te geven aan het zieltogende Jenevermuseum en het belang van de historische collectie wordt er een Glasmuseum besteld en waar de meeste Nederlandse steden trots zijn op hun overgebleven molen, moet Schiedam er zes hebben, de particuliere voor representatie bestemde molen van Nolet niet meegerekend. Zes molens, waarvan er drie pure vervalsingen zijn die onder het mom van toeristische trekpleister aan de man worden gebracht." Een schedel met wat resten haar Met de verantwoordelijkheid voor de stoffelijke resten van Liduïna kreeg hij direct te maken als kerkvoogd van de Grote of Sint-Janskerk. Het blijft een kostelijk verhaal hoe in 1986 een verzegeld kistje met de - op een enkel ontbrekend bot na - complete stoffelijke resten van Sint Liduïna in handen kwam van pastoor Paul Vismans. Zeker verteld door de oud-gemeentearchivaris en voormalig kerkvoogd van de Grote of Sint-Janskerk Guus van der Feijst, die in het geheel een hoofdrol vervulde. Het verhaal zelf lijkt een klucht. Compleet met persoonsverwisselingen en bedrogen bedriegers in de verschillende akten van het spel. Gepoogd werd in 1615 om op slinkse wijze het geraamte te verwerven van Sint Liduïna. Waarmee de grafschenners zich uiteindelijk uit de voeten maakten, waren de beenderen van een onbekende vrouw. Haar moeder misschien of een andere verwante die bovenop Liduïna's crypte haar laatste rustplaats vond? Maar even zo goed werden deze botten vanaf die dag in het Karmelietessenklooster in Brussel vereerd en in 1890 door paus Leo XIII persoonlijk voor echt verklaard en daarmee definitief geconsacreerd. Guus van der Feijst roerde Liduïna zijdelings aan in een - veel langer - gesprek over de geschiedenis van Schiedam, de bij hem geconstateerde kanker waartegen hij zich niet wil wapenen en het gegeven dat de drukst bereden autoweg van Nederland, de zes- tot tienbaans tellende A4 op de gemeentegrens van Schiedam in een weiland eindigt. En vertelde daarmee een verhaal dat alleszins waard is te worden opgetekend. 17 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2010 | | pagina 17