beenderen afkomstig zijn, moet jarenlang verlamd op bed
hebben gelegen, slechts in staat tot het bewegen van de
onderarmen en bij dit al hevig tandenknarsend, zoals uit het
extreem versleten gebit viel op te maken.
Het was ook Wim Groenendaal die samen met pastoor
Vismans de beenderen in Groningen mocht ophalen.
"Stikgelukkig", volgens Guus van der Feijst. "Maar ik zat
er wel mee. Omwille van wetenschap en vastlegging voor
het nageslacht is er een akte opgemaakt van de grafvondst
en de daarin gevonden en onderzochte beenderen. Deze is
in een binnenkist op de beenderen gelegd die vervolgens
is dichtgeschroefd en is opgeborgen in een verzegelde
buitenkist. Zo kwam Liduïna weer in Schiedam. Maar ja....,
wat moest ik er verder mee. Als kerkvoogd was ik eigenaar
van de botten en als archivaris en historicus had ik er alles
aan gedaan om de bewijsstukken veilig te stellen. De kist
stond ondertussen bij het archief in een oude brandkast die de
vorige gebruiker van het pand, de Dienst Gemeentewerken,
had laten staan. Daarin lagen ook de stukken van Aleida.
Uiteindelijk wist ik de kerkenraad ervan te overtuigen dat wij
dan misschien wel de feitelijke eigenaren waren, maar dat de
beenderen eigenlijk thuishoorden in de katholieke kerk. Ook
al zijn ze niet geconsacreerd en hebben ze als relikwieën nog
geen betekenis tot de paus de moeite neemt om ook deze
botten heilig te verklaren. Ze staan bij wijze van spreken nog
bij Vismans onder het bed, maar zijn daar desondanks beter
op hun plaats dan in de brandkast van het Gemeentearchief.
Uiteindelijk gebeurde ook zo. We hebben een prachtige
akte van overdracht laten opstellen, vol handtekeningen
van schenkers, ontvangers en getuigen. Alleen heb ik er
drie bijzondere voorwaarden aan verbonden. Het gebeente
moet worden geplaatst in een Schiedamse rooms-katholieke
kerk, het moet bijeen blijven, er mogen geen botjes worden
uitgeleend en het gebeente moet beschikbaar blijven voor
verder wetenschappelijk onderzoek. Schiedamser en weten
schappelijker kan toch niet."
Uitgaande van de onderzoeksresultaten van A.G. de Wilde
blijkt Schiedam z'n stadsheilige dus nog steeds in eigen huis
te hebben. De bedriegers blijken bedrogen. Precies zoals een
klucht dient te eindigen, al heeft de diefstal bijna vier eeuwen
geleden plaats gevonden.
Op basis van aanwijzigingen van prof. dr. A.G. de Wilde
is door Anjo Mutsaars in 1980 bovendien een portret
reconstructie gemaakt. Deze lijkt momenteel gedateerd
en voor verbetering vatbaar. Van opening van de kist kan
zonder zwaarwegende argumenten echter geen sprake
zijn. Maar zou het dan geen zin hebben om 'ns een
gesprek te voeren met de fysisch antropologen die onder
leiding van Maja d' Hollosy in opdracht van Vlaardingen vier
gezichtsreconstructies hebben vervaardigd van Vlaardingers
uit de middeleeuwen en daarvoor? Liduïna wordt daarmee niet
tot leven gewekt. Maar Schiedam geeft daarmee wel als eerste
in de geschiedenis een wetenschappelijk gereconstrueerd
gezicht en daarmee een identiteit aan een heilige die al zo'n
kleine zes eeuwen als patrones van de zieken wereldwijd
wordt vereerd. Het is maar een idee.
21 Musis
EPISCOPATUS
HABtEHENSJS
•SVBTWM
Universis et singulis has litterras inspecturis fidem facitnus ac testamur, Nos juxta S Concilii Tridentini
praescriptum, ex authenticis documentis recognovisse et approbasse particular**-
qua reverenter reposuimus et collocavimus in theca cuprea, rotundae formae, circulo argenteo et
crystallo ab anteriori parte munita, bene clausa et filio serico rubro debite colligata, necnon siglllo nostro
minori, in cera hispanica rubra impresso, firmiter obsignata, cum facultate eam reliquiam ad majorem Dei
gloriam, Sanctorumque cultum in omnibus ecclesiis et oratoriis nostrae Dioecesis Harlemensis publicae
Fidelium venerationi exponendi, nullatenus vero exaltandi.
In quorum fidem has manu nostra subscriptas et sigillo nostro munitas dedimus.
mensis
Episc. Harlemen.
Akte van Attestatie betreffende de echtheid van relikwieën van St. Liduina, 1950.