Beaux Arts. Deze heeft in de lichtstad onder heel, heel veel
andere, tussen 1885 en 1920 gerealiseerde bouwwerken, de
'Opera' voortgebracht en verder in alle Europese hoofdsteden
talloze sporen achtergelaten. Na zijn opleiding in de
bouwkunst aan de academies van Den Haag (1875-1876) en
Antwerpen (1876-1877) werkte Evers tussen 1877 en 1885
achtereenvolgens op verschillende architectenbureaus in
Antwerpen, Brussel, Wenen en Boedapest waarna hij zich in
Amsterdam vestigde als zelfstandig architect. Zijn gang langs
de steden waarin in de fin de siècle belangrijke bouwwerken
werden gerealiseerd, tekent zijn opvattingen over de voor een
architect noodzakelijke kosmopolitische vorming, oriëntatie
op internationale ontwikkelingen en zijn nadrukkelijke keuze
voor het academisch realisme, verweven met de voor zijn
tijd kenmerkende hang naar symboliek.
In de visie van Evers was de architect een kunstenaar, een
ontvankelijk, bevoorrecht genie, dat de tijdgeest kon vangen
en gebouwen - de tastbare symbolen van de maatschappij
- op passende wijze kon vormgeven. Daarom voelde hij
er niets voor om na het beëindigen van zijn studie en
ontwikkelingsgang langs de Europese hoofdsteden 'bij een
welbeklant architect werk te zoeken als ondergeschikte',
omdat dan zijn 'scheppingen en ideeën onder een anderen
naam' het licht zouden zien en hij gedoemd zou zijn 'tot de
treurige rol van: teekenmachine' (Bouwkundig Weekblad 10,
1890). Liever ging hij aan de slag als hoofd van de afdeling
Bouwkunst aan de Rotterdamse Academie van Beeldende
Kunsten en Technische Wetenschappen. De vorming van jong
individueel en artistiek talent trok hem veel meer. Evers was
ook een geliefd en bezielend docent en hoogleraar. Als man
van het brede gebaar, die imponeerde met zijn rake schetsen,
waarvoor hij bij voorkeur een in de inkt gedoopte achterkant
van een potlood gebruikte, stimuleerde hij z'n studenten tot
onderzoek en zelfwerkzaamheid.
11 Musis
Interieur stadhuis Rotterdam
Bronzen borstbeeld van Henri Evers in het Rotterdams stadhuis door Johan Keiler