Architectuur als gevoelsuiting
Van Henri Evers zijn slechts vijfendertig ontwerpen bekend waarvan
er slechts dertien ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. In die zin heeft
Schiedam dus een zeldzaamheid in huis. En binnen het gehele oeuvre
van Evers zelfs een unicumzal iedereen meteen toegeven die als
eerste het Rotterdamse stadhuis op het netvlies heeft.
Tekenend zijn Evers' woorden bij het aanvaarden van de
prestigieuze Prix de Rome in 1890, waar hij zei'en zoo ge,
na alles bestudeerd, geordend en vergeleken te hebben, een
blik achter u slaat, dan zal de kunst u het beeld zijn van een
schoonen lusthof. Een Eden, met rijk geboomte, waarin het
heerlijk is te vertoeven'.
Ook de kunstredacteur H. Th. Wijdeveld van het Elseviers
Maandblad zag het zo in een bespreking in 1912, waar hij
Evers bezong om zijn 'verbazingwekkende grootschheid
van opvatting, het poëtische sentiment en de forschheid van
gestalte die ieders achting afdwingt'.
Evers' inaugurale rede aan de Polytechnische school in
Delft (na 1905 de Technische Hogeschool en tegenwoordige
TU-Delft) onder de titel 'Het nut der historische studiën tot
de vorming van den architect' was doortrokken van het
belang dat hij aan het kunstenaarschap en de kennis van de
klassieken hechtte. En wat hij daarin te berde bracht was niet
mis; 'De zienersblik van de begaafde kunstenaar is nodig om
de tijdgeest te vatten en in architectuur weer te geven', was
het kernthema van zijn betoog. Waarna hij zichzelf bij de
aanvaarding van zijn leerstoel in het kwadraat verhief met het
hooggestemde besluit: '....slechts dan ontstaan architectuur
die het gevolg is van een hoogere behoefte, van een artistieke
opwelling, een innerlijke drang, die, hoewel door de rede
bepaald, bij de beschouwer een bepaalde stemming oproept
en het mogelijk maakt architectuur ook als gevoelsuiting, vrij
van direct practisch nut te waarderen'.
Als belangrijkste werk van Evers wordt het Rotterdamse
stadhuis beschouwd waartoe in 1913 werd besloten. Reeds
in 1905 had de gemeente Rotterdam, op initiatief van
burgemeester A.R. Zimmerman, besloten een nieuw stadhuis
te laten bouwen aan de te dempen Coolvest, die zou moeten
uitgroeien tot een representatieve boulevard. Aan Evers
werd gevraagd een voorontwerp voor het stadhuis te maken,
zonder de garantie het ook te mogen uitvoeren. Nadat dit
voorontwerp was goedgekeurd en Evers inmiddels ook een
inrichtingsplan voor de gedempte Coolvest had gemaakt, werd
in 1912 alsnog een besloten prijsvraag uitgeschreven, waarbij
de plattegronden van het voorontwerp als leidraad dienden.
Evers werd zelf ook uitgenodigd. Uiteindelijk mondde dit uit
in vier ontwerpen waarvan het laatste werd uitgevoerd. De
eerste steen ervoor werd gelegd in 1915. In 1920 werd het
gebouw opgeleverd en door koningin Wilhelmina in gebruik
gesteld. Het Rotterdamse stadhuis vertolkt tot in het kleinste
detail de visie van Henri Evers in een bouwwerk dat geldt
als een van de meest karakteristieke voorbeelden van op de
•-