Spieringshoek; buitenplaats krijgt een gezicht
Iedere Musis worden twee museale objecten uit niet-Schiedamse en niet-Vlaardingse collecties
gepresenteerd, soms onbekende stukken, soms in de vergetelheid geraakte.
Hoewel de webstek van Anke Bodewes makelaardij/ABB Ontwikkeling BV er nog vrolijk op los
adverteert, laat de bouw van een seniorenflat en 'waterwoningen' nu al bijna twee jaar op zich
wachten. De rechtsgang van de verenigde Poldervaartliefhebbers heeft een bouwvergunning niet
kunnen tegenhouden en als het economisch tij weer keert, zal het er ook wel van komen. Een
mooi moment om nog even terug te kijken naar de geschiedenis van het plangebied, dat in de
discussie vreemd genoeg weinig aandacht heeft gekregen.
21 Musis
cc
Directe aanleiding is de schenking van een tekeningen
verzameling die het Rijksmuseum vorig jaar ontving. In deze
'Collectie Prof. Dr. I.Q. van Regteren Altena' bevinden zich
vier tot nog toe onbekende gewassen pentekeningen van de
buitenplaats Spieringshoek door Cornelis Pronk (1691-1759).
De tekeningen geven een prachtig beeld van de midden 18e
eeuw nog volop in gebruik zijnde buitenplaats, gelegen aan
de Poldervaart en te midden van een traditionele formele tuin.
De tekeningen laten de tuinaanleg aan de achter- (zuidwest-)
zijde van het huis, waarvan twee met de achtergevel, en
één van de voorgevel zien. Octave de Coninck vervaardigde
midden vorige eeuw een reconstructietekening van de
voorgevel op basis van een vage 19e eeuwse potloodschets
in de collectie van het Gemeentearchief. Het blijkt nu dat hij
een aardig treffende weergave heeft gegeven. Een herenhuis
van zeven traveeën met een vooruitspringende middenrisaliet
waarin zich de entree bevindt. De bouwmassa bestaat uit
een kelder over de volle breedte, waar zich ongetwijfeld de
keuken en opslagruimten bevonden. Daar bovenop bevindt
zich de bel-etage, van buiten bereikbaar door een semironde
trappartij die naar de hoofdingang leidt. Het dak springt aan
weerszijden van de beide vleugels in en is een verdieping
hoger ter plekke van de kern van het huis, plaatsgevend aan
een vestibule en imposante centrale trap. Het afgeknotte dak
heeft een (begaanbare) balustrade en een torentje. Vanuit deze
achtkantige beglaasde opbouw, hadden de bewoners en hun
gasten een ruim uitzicht over het omliggende weidelandschap
en de even verderop liggende Vijfsluizen. Ook de stad
Schiedam zullen zij bij mooi weer goed hebben zien liggen.
Op één van de tekeningen zien we dan ook een persoon
met verrekijker over de balustrade heen gebogen, turend in
westelijke richting. De enige twee onderdelen waar De Coninck
er echt naast lijkt te zitten, zijn de entree met bekroning van
de middenrisaliet en de gevelafwerking. Het ronde fronton
boven de ingang is in werkelijkheid minder breed terwijl de
detaillering van de deurpartij duidelijk anders is. En de gevel
is gepleisterd in plaats van de bakstenen muren die hij tekent.
Het zij hem vergeven. Het nu geboden beeld past goed in de
architectuur van het midden van de 18e eeuw, waarin het
Hollandse Classicisme nog sterk vertegenwoordigd is. Een
evenwichtig strak geordend ontwerp, maar met nieuwigheden
als circulaire trappen en gepleisterde gevels, aan de achterzijde
van het gebouw met schijnvoegen.
Vanwege het bijzondere karakter is in overleg met de redactie
van Musis besloten alle vier de tekeningen in deze Musis af te
beelden (zie ook pagina 23).