Bea Kluiters,
hulpverlener uit roeping
tekst: Peter de Lange
foto's: Jan van der Ploeg
Bea Kluiters is waarschijnlijk de enige inwoner van Vlaardingen die een appartement in Kiev
bezit. De flat is bedoeld als uitvalsbasis tijdens haar humanitaire missies naar Oekraïne. Als je
een land dikwijls bezoekt is een eigen onderkomen op den duur goedkoper dan een hotel.
En ook praktischer: je kunt er mensen ontvangen, besprekingen voeren en uit Nederland
meegereisde hulpverleners onderbrengen. Ook in Vlaardingen heeft Kluiters zo'n adres. Daar
bezit zij, behalve haar eigen woning, een flat om gasten uit Oekraïne te huisvesten. De 58-jarige
Vlaardingse is hulpverlener van professie. Zij staat 24 uur per dag klaar voor haar medemens.
Maar anders dan de medewerkers van Het Rode Kruis of Oxfam Novib, wordt zij niet voor haar
moeite betaald. Integendeel - helpen kost haar alleen maar geld. Een belangrijk deel van het
kapitaaltje dat ze van haar ouders erfde, gaat op aan de activiteiten van de stichting Spoetnik.
Musis 24
Spoetnik is de rechtspersoon die de hulpgoederen inzamelt en
verzendt. Veel van die goederen worden thuis bij de familie
Kluiters aan de deur afgeleverd. Of onaangekondigd op de
stoep gezet. De gang staat dikwijls vol dozen en zakken. Tot
ongenoegen van huisgenoten, die mopperen dat ze er niet
langs kunnen. De telefoon rinkelt onophoudelijk, maar haar
kinderen zullen nooit opnemen. ,,Het is toch altijd voor jou."
Het privéleven van Bea Kluiters is nauw verknoopt met
haar werk voor Oekraïne. Zelfs haar huisdieren hebben een
Oekraïense achtergrond. De kat Spokie, een chocoladebruine
Siamees, werd er door de Vlaardingse van een wisse dood
gered toen het dier, amper zes weken oud, door de beoogde
eigenaar midden in de winter op straat dreigde te worden
gezet. Haar vorige kat kwam uit de regio Tsjernobyl. Die
moest ze al kort na de aankomst in Nederland laten inslapen.
„Hij was ziek geworden van de straling."
Bea Albers vatte belangstelling voor de - toen nog onder de
Sovjetvlag geschaarde - republiek aan Europa's oostpoort
op na haar huwelijk met Henk Kluiters, zoon van een
Nederlandse vader en een Oekraïense moeder. Henks ouders
hadden elkaar tijdens de oorlog in Berlijn ontmoet, waar ze
allebei als dwangarbeider werkten. Ze trouwden en eenmaal
in Nederland, verzamelde Bea's schoonmoeder een kring van
vrouwen uit het verre, destijds nog achter het IJzeren Gordijn
gelegen vaderland om zich heen. „Als ze bijeenkwamen werd
er gezongen en gedanst en gepraat in een verbazingwekkend
hartelijke en ongedwongen sfeer. Wat me tijdens die bijeen
komsten ook trof, was de trots waarmee ze over hun vader
land spraken. Ik werd steeds nieuwsgieriger hoe dat land er
uit zou zien. Vast heel mooi!"
Opmerkelijk vond ze ook dat haar schoonmoeder altijd trots
"Nee, Oekraïne!" riep als een onwetende haar vroeg of zij
uit Rusland kwam. Want van Rusland viel niet veel goeds te
verwachten. Henks moeder had zelfs in Nederland een poosje
ondergedoken gezeten uit vrees voor Stalins ijzeren greep,
omdat de Sovjetleider met de Nederlandse overheid een deal
had gesloten om na de oorlog geïmmigreerde Sovjetburgers
terug te sturen naar het vaderland. Alwaar ze, zoals de
geschiedenis later uitwees, direct tegen de muur werden gezet
of opgesloten in dwangarbeiderskampen.
In 1986 zouden Henk en Bea voor het eerst samen op
familiebezoek gaan in Oost-Oekraïne. Maar de ontplofte
kernreactor bij Tsjernobyl gooide roet in het eten.
„Onverantwoord daar nu heen te reizen," oordeelde hun
huisarts. Uiteindelijk zou het nog drie jaar duren voordat ze
met de vouwwagen achter de auto oostwaarts reden. Het was
1989, kort voor de ineenstorting van de Sovjet-Unie, en voor
toeristen golden nog allerlei strenge beperkingen. Formeel
was een bezoek aan de familie in Romny uitgesloten. Het
visum was alleen geldig voor Kiev.
„We hebben de stoute schoenen aangetrokken, onze eigen
auto op de camping achtergelaten en zijn met een familielid
clandestien in diens auto naar Romny gereden," vertelt Bea
Kluiters. Daar aangekomen, verbaasde zij zich over de grote
armoede. De mensen liepen in versleten kleren, woonden op
wrak meubilair en hadden nauwelijks iets te eten. „Ik wilde
alles geven wat ik bij me had, en beloofde nog meer te sturen
zodra ik weer in Nederland was. Maar ze sloegen alles af,
ze beweerden dat ze het goed hadden, dat ze niets nodig
hadden."
Dat was uit angst voor de KGB, bleek later. De Muur was nog
niet gevallen of een nicht van Henk uit Romny stuurde een
brief waarin ze alsnog om de beloofde spulletjes vroeg. En of
Bea iets wilde doen voor evacués uit Tsjernobyl die in de regio
waren ondergebracht. Verschillende familieleden, die als arts
ter plaatse hulp hadden verleend, waren ook ziek geworden