tekst: Jeroen ter Brugge Toen Tjerk Bruinsma in 2002 in het kader van zijn verkiezingsstrijd om het burgemeesterschap van Vlaardingen gevraagd werd wat de Vlaardingen-cultuur is, antwoordde hij doodeerlijk dat hij dat niet wist en dat deze vermoedelijk ook niet bestond. En met hem zullen velen nog nooit van deze prehistorische steentijdcultuur hebben gehoord. Ondanks het schuldig blijven van het antwoord werd Bruinsma burgemeester en heeft hij zich sindsdien een sympathisant en promotor van diezelfde Vlaardingen- cultuur en het lokale archeologisch erfgoed getoond. Voor de Vlaardingers zelf en de geïnteresseerden in de archeologie is dit naar de haringstad vernoemde verschijnsel nauwelijks meer een onbekend fenomeen. In de vakwereld behoeft deze al helemaal geen uitleg, ook al is er de discussie voor insiders of het een cultuur is of een groep binnen een cultuur. Het recent verschenen boek 'De geur van veen' draagt er toe aan bij dat de Vlaardingen-cultuur bij nog veel meel mensen bekend zal raken. Het feit dat ongeveer vijftig jaar geleden in de Westwijk de resten van een nederzetting werden gevonden, die in de Vlaardingen-cultuur zouden resulteren, is in 2009- 2010 reden voor een reeks activiteiten. Naast een reizende 19 Musis tentoonstelling (onder andere in het Hunebeddencentrum in Borger, het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en uiteraard het Visserij/Vlaardings Museum) en een wetenschappelijk symposium aan de Universiteit van Leiden is er dan nu het boek 'De geur van veen'. Met name de tentoonstelling en het boek zijn toegankelijk voor een breed publiek en daarmee wordt de popularisering van de archeologie en die van de Vlaardingse archeologie wederom een grote dienst bewezen, die de initiatiefnemers van het Vlaardings Archeologisch Kantoor tot eer strekken. De titel refereert aan de bij opgravingen in Vlaardingen vaak bloot komen te liggen veenlagen, die een specifieke ammoniakachtige geul- verspreiden en archeologen in de sfeer brengen. Om het samen te vatten: het is een prachtig en goed boek geworden. Auteur Leo Verhart, zelf archeoloog en als kind woonachtig in Vlaardingen, brengt het verhaal van de Vlaardingen-cultuur op een zeer plezierig leesbare manier, zonder oppervlakkig te worden. Zowel de deskundige als de belangstellende leek ontleent veel aan de tekst, die overigens gelardeerd is met prachtig, veelal niet eerder gepubliceerd beeldmateriaal. Het aardige van het boek is dat het nu eens niet een droge opsomming is van de gevonden resten en vondsten met hun interpretatie, maar dat ook de historiografie van de opgravingen en de persoonlijke beleving van de betrokkenen in kaderteksten uit de doeken worden gedaan. Het is daarmee een verhaal van mensen geworden en niet van anonieme wetenschappers die van een andere planeet lijken te komen. Los daarvan zijn het niet alleen de professionele archeologen die aan het woord komen. Juist ook de andere betrokkenen, ambtenaren, politici, amateur-archeologen en de publieke opinie (kranten) worden ten tonele gevoerd. Als een stripverhaal volgt de lezer de ontdekking van de vindplaats, die begon met misschien wel de mooiste vondst van het jarenlange onderzoek (1958-1964): een vrijwel gave vuurstenen bijl. Amateur-archeoloog en gemeenteambtenaar Cees Wind kreeg de bijl onder ogen en herkende deze meteen als neolithisch voorwerp en ongekend zeldzame vondst in westelijk Nederland. De archeologische werkgroep Helinium, de pas opgerichte afdeling van de Archeologische Werkgemeenschap voor (Westelijk) Nederland, zette zich aan een aantal proefputjes en meer vondsten kwamen naar boven. De gealarmeerde Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek had op diverse andere locaties in Nederland de handen vol en ging gretig in op het aanbod van het Instituut voor Prae- en Protohistorie van de Universiteit van Amsterdam (IPP) om het onderzoek verder vorm te geven. Onder leiding van professor Willem Glasbergen zou dit resulteren in een langdurige en ook kostbare opgraving. Op de oever van een getijdekreek (in de wandelgangen de 'Vlaardingenkreek') werden de restanten van de staande

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2010 | | pagina 19