palen van huizen gevonden en het afval dat de bewoners
achterlieten. De uitzonderlijk goede staat waarin dit vondst
materiaal zich bevond, als gevolg van de hoge waterstand
en het feit dat zuurstof het afbraakproces daardoor niet
kon bevorderen, bracht voor die tijd spectaculaire nieuwe
ontdekkingen aan het licht. De datering heeft sinds de
ontdekking en de eerste publicaties een verfijning ondergaan.
Werd eerst aangenomen dat de resten van rond 2900
voor Christus dateerden, tegenwoordig en geholpen door
betere dateringsmethoden en -technieken plaatst men de
in Vlaardingen onderzochte sporen rond 3400-2950 voor
Christus.
Verhart beschrijft hoe Glasbergen, een begenadigd weten
schapper en spreker, het gemeentebestuur enthousiast wist
te krijgen voor het onderzoek. Dat lag helemaal niet zo voor
de hand. De Westwijk moest op korte termijn gereed komen
om aan het toenmalige huisvestingsprobleem een halt toe te
roepen en een rijke stad was Vlaardingen ondanks de vele
grote bedrijven die zich hier vestigden niet. Burgemeester
Heusdens en in zijn gevolg ook wethouder Van Minnen
hadden echter een plan met Vlaardingen. Vlaardingen
moest niet alleen een moderne woonwerkstad worden met
140.000 inwoners en toonaangevende industrie, ook moest
de bewoners faciliteiten en vertier worden geboden. Een
modern winkelcentrum in de trant van de Rotterdamse
Lijnbaan, een theater, een Nederlands Visserijmuseum en
sportaccommodaties. Ook hoorde hier een infrastructuur
bij die de stad uit de schaduw van Rotterdam zou halen. De
aanleg van de A4 met als huzarenstukje de Beneluxtunnel
was daarbij de belangrijkste zet. Maar bij een dergelijke
moderne stad hoorde ook een bijpassende allure. Een voor
die tijd luxueus uitgevoerd nieuw stadhuis was hiervan het
visitekaartje. Dat er bovendien plotseling een archeologische
ontdekking werd gedaan, was een onvoorzien gelukje.
Glasbergen realiseerde zich dat het stadsbestuur iets terug
moest zien voor alle support die was gekregen en toen de
vraag voorlag hoe de vondsten geduid moesten worden,
vormde dat een aanvullend argument om het ensemble
de naam Vlaardingen-cultuur te geven. Ondanks de naam
Vlaardingen-cultuur, enkele publicaties, een proefschrift
en vele nieuwe vindplaatsen in Nederland die de typering
Vlaardingen-cultuur kregen, is het echter nog steeds
wachten op de ultieme wetenschappelijke publicatie van de
onderzoeksresultaten. Verhart spreekt (terecht) de hoop uit
dat er niet nog eens 50 jaar overheen hoeven gaan voordat die
er ligt. Een mooie aanzet vormt 'De geur van veen' daartoe
inmiddels wel. De Vlaardingen-cultuur wordt geplaatst in
een breder internationaal kader en vergeleken met andere
culturen. Een boeiende vergelijking, die voldoende stof tot
nader onderzoek oplevert.
Is er dan niets aan te merken op het boek? Met enige schroom
hooguit het feit dat eerdere interviews met Heliniumleden
over de Vlaardingen-cultuur, in het tijdschrift Terra Nigra in
1998 gepubliceerd, niet gebruikt zijn. De geïnterviewde en
licht dementerende Leen (niet Leo) Havelaar wist toen veel
helderder herinneringen op te halen samen met de inmiddels
overleden Ger Immerzeel. In de archieven van het Vlaardings
archeologisch kantoor berusten tevens de aantekeningen van
een interview met amateur-archeoloog Piet Sonneveld, die
in het boek ook aan de orde komt, maar bij het schrijven al
overleden was. Jammer is dat de bescheiden Vlaardingen-
cultuur vindplaats die even ten oosten van boerderij
Schinkelshoek (niet Schinkelshoeve) in 1991 door het IPP
werd onderzocht, nauwelijks aan de orde komt. Hier werden
resten van bewoning op de oeverwal gevonden, waaronder
een inhumatie (menselijke begraving) en ook sporen van de
iets latere Klokbekercultuur. Het geologisch onderzoek door
middel van grondboringen dat gelijktijdig met dit onderzoek
plaatsvond en dat tot de verfijning van de reconstructie van de
'Vlaardingenkreek' heeft geleid, komt evenmin aan de orde.
Maar dit doet verder niets af aan het zeer fraai vormgegeven
en leesbare boek, dat ook voor Schiedammers het lezen
waard is.
Van de Vlaardingen-cultuur is, los van de tijdelijke tentoon
stelling, (bijna) niets te zien. Aan de Arij Koplaan staat een
beetje onbeholpen langs de straat een bronzen 'adstructie
plaat', met daarop een verbeelding van de loop van de
Vlaardingenkreek en de opgegraven huizen. Helaas is dit
informatiepaneel voor leken moeilijk te begrijpen en de hoop
is dat het nieuwe Visserij- en Vlaardings Museum spoedig
kan overgaan tot de langgewenste nieuwbouw. Uiteraard
met ruime aandacht voor de Vlaardingen-cultuur.
Leo Verhart, De geur van veen. Vlaardingen en de
ontdekking van de Vlaardingen-cultuur. Uitgave Matrijs
ISBN 978 90 5345 392 6. Prijs 24,95.
21 Musis