Beroemdheid kreeg Van Dongen onder andere met
Henri Matisse en Maurice Vlaminck als Fauves. Op de
toonaangevende Salon d'Autamne van 1905 toonden zij
schilderijen in een stijl van ongemengde pigmenten en
eenvoudige, primitieve vormen. De werken werden met
afschuw ontvangen en aangeduid werd als een stijl van
wilden, van fauves. Van Dongen schilderde een portret in die
stijl van Fernande Olivier, vriendin van Pablo Picasso. Haar
haren en gesloten ogen zijn zwart, maar haar gezicht en
lichaam een combinatie van roze, groene en gele vlekken.
En haar mond rood. Al met al een bonte bedoening. Bij latere
portretten is het minder, maar zie je toch roze en groene
vlekken, zoals het eerder genoemde portret van dr. Charles
Rappoport. Het is met name in de huidskleur. Ook in het
schattige schilderij Meisje met strikken uit 1909, waarop het
meisje roze konen heeft en Van Dongen het groen gebruikt
voor de schaduwpartijen in het gezicht en een rode mond.
Een extreem voorbeeld van het groen voor de schaduwpartij
is te zien bij de Hindoedanseres uit 1910-11, die haar hoofd
naar achter buigt en je in plaats van haar kin alleen maar een
groene vlek ziet.
De tentoonstelling sluit af met werk uit zijn Rotterdamse jaren.
Dus vroege schilderijen, maar vooral sociaal geëngageerde
tekeningen. Van Dongen kwam uit Delfshaven en hij was
eerder voorbestemd om mouter te worden dan kunstschilder.
Hij leerde het vak aan de Rotterdamse Kunstacademie in de
avonduren, overdag moest hij werken. Hij maakte vlieguren
door het tekenen van illustraties voor dagbladen. Hij was
veel in de Zandstraatbuurt en tekende bordelen, kroegen,
danslokalen, daar waar het echte leven plaatsvond. Zelf nam
hij het besluit in 1897 zijn geluk te beproeven in Parijs en
ook daar vond hij zijn inspiratie in het leven op straat, de
sjouwende arbeiders, maatschappelijke verschoppelingen,
zwervers en prostituees. Als anarchist vond hij dat je niet
moest schilderen, dat hoorde meer bij de rijke elite, terwijl
tekenen een eenvoudiger medium was. De mooiste tekening
op de tentoonstelling is die op het atelier van Martin Schild,
bij wie Van Dongen werkte. Het papier is een beetje vergeeld
en de tekening is hoofdzakelijk met zwarte inkt. Het verbeeldt
een tafel in het atelier met twee planten er op en de roos is
lichtroze gekleurd. Heel subtiel. Het strenge tekenen in een
enkele kleur kon Van Dongen goed, maar in dit werk zie je al
zijn latere neiging om als er maar een enkele aanleiding toe
is dat er dan kleur gebruikt mocht worden. En dat de kleur
bestemd was voor de roos, als enig levende in het stilleven,
verraadt Van Dongens aandacht en fascinatie voor hetgeen
waar het leven in zit.
De tentoonstelling De grote ogen van Kees van Dongen heeft een opmerkelijke
opbouw. De makers beginnen in zijn hoogtijdagende jaren 1920, en nemen
vervolgens de toeschouwer mee op een zoektocht naar hoe het allemaal zo
gekomen is.
De commode, 1912
Vinger op de wang, 1910