Hofjes en sloppen
speciaalfabriek voor gemeentelijk reinigingsmateriaal op (eerst
gevestigd aan de Westvest, later aan de Hoofdstraat). Van der
Woud vermeldt dat Zwolle in 1869 de eerste stad was die het
concessiesysteem losliet en een gemeentelijke reinigingsdienst
invoerde, daarna volgden meer provinciehoofdsteden en
de grote steden, waarna weer later de middelgrote steden
kwamen. Schiedam past in dat patroon: daar besloot de
gemeenteraad in 1897 om het ophalen van vuilnis en
het baggeren van de havens en grachten door een eigen
reinigingsdienst te laten verrichten nadat vanaf 1780 het
ophalen van vuilnis en as verpacht was geweest. Het toezicht
op het diepen en schoonhouden van de 'gemeentewateren1
berustte tot dan toe bij de directeur gemeentewerken. Ook
die figuur zien we in de tweede helft van de negentiende
eeuw in de steden op het toneel verschijnen. Voordien was de
hoogste technische ambtenaar in een stad de 'stadsfabriek'
of 'stadsbaas', soms was de titel 'stadsarchitect'. Vanaf de
jaren 1870 zetten vrijwel alle middelgrote gemeenten de
'stadsfabricage' om in een Dienst Gemeentewerken'. In
Schiedam kwam in 1894 voor het eerst een directeur der
gemeentewerken', J.M.A. Zoetmulder, die, en ook dat is
tekenend, civiel ingenieur was.
Het tweede voorbeeld dat ik noem, betreft de verslagen
van personen die op onderzoek uitgingen of een enquête
hielden en daarover publiceerden om zo de politiek
verantwoordelijken te bewegen om maatregelen te nemen.
Zo maakt Van der Woud meermalen gebruik van de brochure
Arm Rotterdam. Hoe het woont! Hoe het leeft! (1903) van
de journalist Louis Schotting en Hendrik Spiekman, het
Hoewel de huisjes op de hofjes en sloppen in
Schiedam in oppervlakte en inrichting soms
weinig verschilden, kenden de Schiedammers zelf
wel degelijk een onderscheid. Voor een buiten
staander was het nauwelijks mogelijk een verschil
te zien tussen de huisjes aan de Gedempte Baan-
sloot aan de één meter brede steeg, de woningen
op het Willemshof, Sint-Janshof, Laurens Costerhof
en de Schotse Poort, Otterbuurt of het hofjes
achter de gang van Baas Been. SDAP-voorman
en latere wethouder Piet de Bruin (1879-1957)
liet dit onderscheid in het midden in zijn in 1910
geschreven aanklacht 'Hoe wij werken. Hoe wij
leven'. Heel aannemelijk is dat hij de situatie in
Schiedam als bekend veronderstelde en gelijk aan
de toestanden in andere arme industriesteden.
Generaliserend kan worden gezegd dat de hofjes
de iets beter gesalarieerde arbeiders huisvestten.
De sloppen, vaak verborgen achter een smalle
gang tussen de woonhuizen aan de Lange Achter
weg, het Broersveld, de Broersvest, Kreupelstraat,
Noordvestsingel, Hoogstraat en achter welke
straat eigenlijk niet in de overvolle binnenstad
vormden de behuizing voor de allerarmsten. Dit
onderscheid wordt wel gemaakt in de zeden
schetsen van de joodssocialistische onderwijzer
Henri Hartog (1869-1904). Deze geeft aan dat hij
het leven van de armen op de hofjes uit onder
vinding kende, maar verwijderd bleef van de
ellende in de sloppen daarachter. Zowel de hofjes
als de sloppen zijn vrijwel alle gesloopt. Schiedam
heeft wel heel grondig afgerekend met de
zwartste kant van z'n verleden. Slechts hier en
daar is een restje overeind gebleven. Toevallig
gespaard op een binnenplaats, in een tuin of
samengevoegd tot één enkele woning in een
straatje in de binnenstad. Over die huisjes gaat
het Koninkrijk der sloppen van Van der Woud.
eerste gemeenteraadslid van de Sociaal-Democratische
Arbeiders Partij (SDAP) in Rotterdam (een monument
ter nagedachtenis van deze laatste staat in Spangen).
Zij deden daarin verslag van hun onderzoek naar de
leefomstandigheden van de mensen in de Zandstraatbuurt
in Rotterdam (waar nu het stadhuis en het voormalige
postkantoor staan). Indirect (via de genoemde biografische
schets van Jan Noordegraaf en Arie IJzerman) citeert Van der
Woud ook een onderzoek van het eerste gemeenteraadslid
van de SDAP in Schiedam, Piet de Bruin (1879-1957).
In 1907 werd hij gekozen in de gemeenteraad om later
wethouder te worden. In zijn hoedanigheid als bestuurslid
van de Schiedamse Bestuurdersbond van de NVV deed hij
onderzoek naar de werktijden en lonen van de arbeiders.
In 1910 publiceerde hij het resultaat: Hoe wij werken. Hoe
wij leven. Rapport eener enquete naar de wijzigingen in loon
Musis 32
Doelehof