Mooie praatjes
door: Hans van der Sloot
Musis 38
Met onmiddellijke ingang heeft de directeur van het Jenever
museum Guido Beauchez eind januari 2011 zijn functie
neergelegd. Hij wilde niet het gevaar lopen te verzuren door
de het Jenevermuseum opgelegde bezuinigingen en vooral de
tegenwerking die hij van alle kanten ondervond. Dit althans
is zijn lezing. Ingewijden zullen daar hun kanttekeningen bij
zetten. Want tot tweemaal toe heeft het voltallige personeel het
vertrouwen in z'n directeur opgezegd. Nergens heeft hij kans
gezien de noodzakelijke samenwerking tussen het museum
toegewijde medewerkers en andere instellingen tot stand te
brengen of bij zijn geldschieters het vertrouwen te winnen om
een museum als het zijne tot een succes te maken. Verder dan
beloften is het nooit gekomen. Zo simpel als Beauchez het stelt
liggen de zaken dus niet. Liggen ze nooit.
De werkelijke achtergronden doen er op dit moment echter niet
zozeertoe. Voor Schiedam is er werk aan de winkel. Juist nu,
terwijl het Jenevermuseum financieel praktisch op de nullijn
is gezet en er flink gesneden is in het budget van het Stedelijk
Museum. Er liggen immers plannen om vanuit de historische
collectie van het Stedelijk Museum en de collecties van het
Jenevermuseum te komen tot een permanent historisch
tentoonstellingskader. Hiervoor wordt het Jenevermuseum
als ideale lokatie gezien. Deze plannen zijn er al lang. In 2009
mondden ze uit in de gedetailleerde rapportage 'De historische
collectie zichtbaar'. Hierin zijn de visies verwerkt van alle
betrokkenen en kenners van de plaatselijke geschiedenis (en
verhoudingenj.Van uitwerking is het nooit gekomen. Daarvoor
kunnen verschillende oorzaken worden genoemd. Het geld
ontbrak. Plus de animo bij zowel het Stedelijk Museum als het
Jenevermuseum om tot samenwerking te komen. Diana Wind
- die de tijd aan haar zijde heeft - besteedde haar energie in
de - overigens succesvolle - uitoefening van de kerntaak van
het Stedelijk Museum Schiedam. Namelijk een museum te zijn
voor naoorlogse Nederlandse kunst. De keuze daarvoor is al
meer dan een halve eeuw daarvoor gedaan door een voltallig
gemeentebestuur, gesteund door het bestuur van het Stedelijk
Museum en een zware adviescommissie onder leiding van
R. Lunsingh Scheurleer. Deze keuze bepaalde niet alleen
de richting van het tentoonstellingsbeleid, maar ligt ook
ten grondslag aan de collectie, het verwervingsbeleid en
de kunsthistorische specialisaties binnen het museum. De
(bestuurlijke) wens om ook iets gedaan te hebben met de
historische collectie dateert van slechts een jaar of tien geleden
en was gekoppeld aan een groen licht van de gemeenteraad
voor een ingrijpende verbouwing van het Sint-Jacobs-Gasthuis
tot een modern en op de toekomst gericht museumgebouw. In
dit licht is wel een conservator voor de historische collectie
aangetrokken, maar deze brengt het museum nog niet de
noodzakelijke kennis van de geschiedenis van Schiedam. De
historische tentoonstellingen waren daarom toch vooral mooie
plaatjes maar misten zowel diepgang als lokale context.
Ook de directeur van het Jenevermuseum zocht het allerminst
in verbreding van kennis als basis voor een te ontwikkelen
tentoonstellingsbeleid, evenals de gewenste vaste presentatie
het daarbij behorende collectiebeheersplan. Van toenadering tot
het Stedelijk Museum om in samenwerking daarmee initiatieven
te ontplooien was al helemaal geen sprake. Hadden beide
directeuren elkaar vakinhoudelijk wat te vertellen gehad, dan
was er misschien nog iets te redden geweest van het voornemen
om vanuit de historische collectie en de aktiviteiten van het
Jenevermuseum één museaal optreden te maken. Nu is er
daarentegen een situatie ontstaan waarin van de aspiraties
van het Jenevermuseum niets is overgebleven en het Stedelijk
Museum noch de bagage heeft om de historische ambities
waar te maken, waarmee indertijd de gemeenteraad werd
overgehaald om goedkeuring te geven aan het nieuwe Stedelijk
Museum, noch de animo om de bijna failliete boel van het
Jenevermuseum over te nemen.
De rapportage 'De historische collectie zichtbaar' van Riemer
Knoop en de zijnen zegt het overigens even beknopt als
duidelijk. Voor wat de achtergronden betreft stelt het stuk: 'Het
repertoire aan verhalen over het verleden van Schiedam heeft
een redelijk potentieel. De ontstaans- en wordingsgeschiedenis,
de kenmerkende monoculturen die Schiedam gekend heeft, de
nieuwkomers in deze en vorige eeuwen en hun betekenis voor
de stad: het zijn allemaal onderwerpen die goed onderzocht
zijn of kunnen worden, die tot de verbeelding van velen kunnen
spreken, die een aardige fysieke neerslag kunnen hebben en die
bovendien markant verschillen van lokale verhalen elders uit de
Rijnmond. Ze beslaan daarbij niet alleen de stadsgeschiedenis,
maar ook die van de stad in relatie tot de directe en wijdere
omgeving. Ze zijn soms zelfs van mondiaal niveau te noemen,
zeker waar het gaat om de internationale positie die de stad op
het gebied van gedestilleerd heeft verworven en in relatie tot de
vroege arbeidersemancipatie. Deze verhalen zijn echter alleen
betekenisvol en aansprekend genoeg om ze als Schiedams
repertoire zichtbaar te willen maken, indien en wanneer ze op
aanschouwelijke wijze worden verbonden met de plekken waar
ze zich afspeelden, met de mensen die er een rol in speelden
en met de tastbare overblijfselen van deze geschiedenissen'.
En over de collectie: 'Er zullen naar onze smaak stellig enkele
uitschieters bij zitten, met name in de afdeling historische
schilderijen, maar het merendeel van de collectie lijkt ons
vooral geschikt om een illustratieve functie te vervullen bij een
thematische of verhalende presentatie over iets geheel anders
dan over de voorwerpen in kwestie'.
Inhoudelijk sluit 'De historische collectie zichtbaar' aan bij
de visie die de directeur van het succesvolle Rotterdams
Historisch Museum, Hans Walgenbach in Musis september
2003 ontvouwde; 'De hardste eis voor de man of vrouw die
verantwoordelijk wil zijn voor een lokaal historisch museum is:
je moet van de stad houden, je moet hem door en door kennen,
en je moet hem op de voet volgen, haast van dag tot dag. Het
volgen van de stad is geen sinecure. Iedere stad heeft een eigen
karakter en iedere stad is voortdurend in beweging. Alles wat
in die stad gebeurt, is gerelateerd aan dat karakter of wordt er
later aan gerelateerd. Dat vraagt van de man of vrouw die een
historisch museum beheert een apart soort empathie als extra
museale eigenschap'.
Van grote betekenis achten zowel Knoop als Walgenbach dat
zo'n lokaal historisch museum een eigen huisvesting heeft. In
dit opzicht heeft het college zich klip en klaar uitgesproken voor
het Jenevermuseum als de meest geschikte lokatie. Vanuit deze
optiek is ook het voormalige pand van fotograaf Henk Vos aan de
Hoogstraat aangekocht. Hierdoor vormen het Stedelijk Museum
voor hedendaagse kunst aan de ene zijde van de Hoogstraat
en het Jenevermuseum als vestigingsplaats voor de historische
collectie aan de andere, één museaal complex. Echter nu de
inhoud nog. Schiedam heeft zich voor 2011 getooid met het
thema 'Molens en jenever'. Zelden is een frase zo hol geweest
als deze, op dit moment en onder deze omstandigheden. Want
noch van het Stedelijk Museum, noch van het Jenevermuseum
valt iets te verwachten dit jaar. Behalve dan misschien een
besluit tot samenwerking, terwijl er zoveel te vertellen valt.
Op het gebied van de jeneverindustrie. Of die van de oudste
stadsgeschiedenis. Of over de wederopbouwperiode om maar
een paar onderwerpen te noemen waarvoor buiten de musea
alle kennis aanwezig is, voor wie er maar gebruik van wil maken.