Museum vondsten
Een narrige wildeman
tekst: Jeroen ter Brugge
Musis 18
Een niet alledaagse tronie kijkt schuin weg uit de met
gestileerde acanthusbladeren versierde omlijsting. Een
oplettende speurder trof dit hangertje of speldje in afge
graven grond aan, afkomstig van graafwerkzaamheden
rond het middeleeuwse kasteel 'Huis te Riviere'. Het
objectje, met een diameter van iets minder dan 3,5 centi
meter, werd verworven door de bekende verzamelaar
en onderzoeker H.J.E. van Beuningen, die een inmiddels
internationaal vermaarde collectie van dergelijk draag-
insignes bijeen heeft gebracht. Dit leidde tot een tweetal
kloeke boeken inclusief catalogus, met bijdragen die
ingaan op de datering, herkomst en cultuurhistorische
betekenis van dergelijke insignes. Een derde deel wordt
dit jaar verwacht. Het grootste deel van de insignes betreft
religieuze onderwerpen, maar ook komen figuratieve en
puur ornamentele exemplaren veel voor. Een bijzondere
categorie vormen de erotische insignes, die blijkens het
veelvuldige voorkomen een zekere mate van populariteit
en maatschappelijke acceptatie gekend moeten hebben.
Maar wie is de baardmans met dat rare hoofddeksel op
het hier gepresenteerde insigne en wat probeert die ons
te vertellen?
Het insigne is gemaakt van een lood-tinlegering waarmee
het voor brede lagen in de bevolking betaalbaar moet zijn
geweest. Het vormde daarmee een tegenhanger van vergelijk
bare objecten van edelmetaal, die soms ook vergelijkbare
voorstellingen vertoonden en die alleen voor de bovenlaag
bereikbaar waren. De meeste insignes werden op de kleding
genaaid. Het oogje aan de bovenzijde zal daartoe het bevesti
gingspunt zijn geweest: voor de functie van een hanger is
het materiaal te zwak. De voorstelling is, voor een zo'n klein
voorwerpje, nog verrassend scherp. Ook na een verblijf van
ruim 450-500 jaar in de Schiedamse bodem. De baard en
snor, de vreemde hoed, jas en bladerrand zijn nauwkeurig
weergegeven. Intrigerend is natuurlijk met wat voor
heerschap we hier te maken hebben en welke betekenis
de toenmalige drager van het insigne er aan verbond.
De voorstelling heeft, hoe klein ook, alle iconografische
kenmerken van de Renaissance. Vooral de wijze waarop
de figuur is gepositioneerd en de aard van de voorstelling
duiden hierop. De bebaarde man doet sterk denken aan een
archetypische figuur die juist in die periode, maar ook verder
in de vroegmoderne tijd nog, grote populariteit genoot: de
'wildeman'. In de West-Europese cultuur treedt de wildeman
in de late middeleeuwen naar voren: als ornament in de
bouwkunst, in de beeldende kunst, als schilddrager in de
heraldiek (bijvoorbeeld het gemeentewapen van Zouteveen),
in allerhande vormen van de kunstnijverheid en veelvuldig in
literaire teksten. De wildeman was een door zijn uitdossing
(zwaar behaard over het gehele lichaam) angstinboezemende
figuur, die een teruggetrokken leven leidde in donkere bossen.
De wildeman werd een heftig gevoelsleven toegedicht, gepaard
gaande met zich duidelijk openbarende seksuele driften. Niet
iemand om in een donker steegje tegen te komen, zullen we
maar zeggen en een zinnebeeld van de minder gewaardeerde
menselijke trekjes.
Het meest opvallende onderdeel van de uitdossing is natuur
lijk de hoed met de krullen en uitstekende flappen. Deze
kent parallellen met de illuminaties in laatmiddeleeuwse
getijdenboeken en houtsneden, waarop narren staan afge
beeld. De aan Albrecht Dtirer toegeschreven houtsneden in Das
Narrenschijf van Sebastian Brant laten dezelfde eigenaardige
uitstaande oren zien, zoals het een nar betaamt met bellen
aan het uiteinde. Hiermee worden twee personages in één
beeld verenigd: de wildeman en de nar, die beiden door hun
gedrag en boodschap buiten de samenleving stonden maar
evenzogoed werden getolereerd. De drager van het insigne zal
hiermee zijn omgeving een spiegel hebben willen voorhouden,
maar tegelijk misschien ook deze een beetje willen sarren, als
was hij zelf de nar.