Ruijssenaars: "Een punt van overweging zal natuurlijk altijd zijn dat
de bibliotheek ontworpen is voor het publiek. Dat maakt de ruimte
haast per definitie minder geschikt voor een algemene bestemming.
Het centrale element van de bibliotheek wordt gevormd door de
monumentale trappartij. Die haal je er niet zomaar uit. Dat betekent
dus niet meer of minder dan dat de nettoruimtewinst gering is, de
bruikbaarheid niet optimaal is en dat eventuele aanpassingen aan een
algemeen gebruik een aanzienlijke investering vraagt.
ligt het meer voor de hand om de gehele bibliotheek elders,
vlakbij, in de binnenstad te huisvesten. De vrijkomende ruimte
aan het Stadserf kan dan in z'n geheel worden benut voor
andere, bij voorkeur publieksgerichte taken."
Ruijssenaars: "Een punt van overweging zal natuurlijk altijd
zijn dat de bibliotheek ontworpen is voor het publiek. Dat
maakt de ruimte haast per definitie minder geschikt voor
een algemene bestemming. Het centrale element van de
bibliotheek wordt gevormd door de monumentale trappartij.
Die haal je er niet zomaar uit. Dat betekent dus niet meer
of minder dan dat de nettoruimtewinst gering is, de bruik
baarheid niet optimaal is en dat eventuele aanpassingen aan
een algemeen gebruik een aanzienlijke investering vragen."
Te grote ambities
De problemen van het theater ziet hij anders. En - eerlijk
gezegd - had hij als architect al in de ontwerpfase voorspeld
dat Schiedam ooit een keer met z'n ambities in de knoop zou
komen. Het geheel in hout uitgevoerde theater is geïnspireerd
op het in 1618 eveneens uit hout opgetrokken Teatro Farnese
in Parma. Het Teatro Farnese was in z'n tijd revolutionair
doordat het podium door een toneelboog gescheiden was
van de halfronde met hoge loges opgebouwde zaal. Voor het
eerst in de theatergeschiedenis keek het publiek een 'kijkdoos'
binnen in plaats van gezellig in het spel te worden opgenomen
zoals in de renaissancetheaters. Schiedam koos wel voor hout,
maar hield het voor de rest bij een traditionele schouwburg
van ruim zevenhonderd zitplaatsen in de zaal en op het
balkon. Zowel Ruijssenaars als de directeur van de Vereniging
van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties, Hans Onno
van den Berg waarschuwden voor te overdreven ambities. De
laatste omdat hij de landelijke en regionale ontwikkelingen
op het gebied van theaters overzag en dus al rekening hield
met het feit dat het uiteindelijke aantal in Groot Rotterdam te
realiseren theaters zou uitkomen op twintig of meer.
Ruijssenaars: "Natuurlijk was het ook een kwestie van passen
en meten. Had men gekozen voor een kleinere schouwburg,
dan zou ook de foyer kleiner zijn uitgevallen. In wezen
beschikt Schiedam over drie theaters voor de prijs van één:
de feitelijke schouwburg, de foyer die alle faciliteiten heeft
van zowel een ontmoetingsruimte, vlakkevloertheater als zaal
voor symposia en grote bijeenkomsten en het Stadserf, dat
nu nog veel te weinig wordt gebruikt voor evenementen en
buitenoptredens.
Als het erom gaat om de intimiteit van het theater te verster
ken en flexibel om te gaan met een groter en minder groot
publiek, dan is het heel eenvoudig om het balkon af te
schermen. Dat kan architectonisch en bouwtechnisch op een
heel mooie, verantwoorde manier. Op die manier hou je de
mogelijkheden om voorstellingen te spelen voor een maximaal
publiek en heb je bij kleinere voorstellingen een zaal die
daarbij past. Natuurlijk breng je de exploitatiekosten daarmee
niet dramatisch omlaag, maar alle beetjes helpen. Waarbij
het publiek zich in elke zaalbezetting prettig voelt. Het teveel
aan ruimte, dat nu als bezwaar wordt gevoeld, wordt dan een
reserve die op elk gewenst kan worden aangesproken."
Evenals Frank Lissenburg ziet Ruijssenaars de oplossing
voor de feitelijke problemen zoals deze voortkomen uit
de structurele bezuinigingen in een actieve en creatieve
benadering van de markt. Lissenburg: "We hebben inmiddels
overeenkomsten kunnen sluiten waarbij het theater repetitie
ruimte is voor dans- en toneelgezelschappen. Voor ons ook
een opsteker in technische zin. Heb je een voorstelling van
bijvoorbeeld Joop van den Ende, dan heb je je maar te houden
aan het licht- en geluidsplan dat je krijgt voorgelegd. In wezen
is daar geen eer aan te behalen. Anders ligt dat met de
repetitiegezelschappen. Dan kun je zelf van alles uitproberen
om er een zo mooi mogelijke voorstelling van te maken. Leuk
voor het gezelschap dat we in huis hebben en helemaal leuk
voor onze eigen mensen. Daar moeten we meer in gedaan
zien te krijgen."
Hans Ruijssenaars: "Kortgeleden las ik dat er in de foyer
een uitvaartbijeenkomst was geweest. En dat is nou precies
waarvoor die ruimte bedoeld is. Het ene moment is het een
danszaal, op een ander een schouwburgzaal met Kees van
Kooten op het toneel, dan weer het decor voor een zakelijk
symposium, maar ook een uitvaartaula voor een bekende
stadsgenoot. Hoe vaker, hoe beter. Waarbij het alle zin heeft
om 'ns goed te kijken naar een flexibele oplossing voor de
Grote Zaal, nu Schiedam ook een Kleine heeft."
Musis 6