tekst: dr. Ingrid van derVlis en Hans van der Sloot Dat er over Cornells Haga veel te vertellen valt wordt zowel duidelijk uit brieven van hemzelf en die tijdgenoten over hem schreven en de enkele afbeeldingen die er van hem zijn. Dat hij een opvallende verschijning moet zijn geweest, is eveneens aannemelijk. Zo'n formidabele baard, waarmee hij op twee schilderijen is afgebeeld droeg niemand in die tijd. Daarbij leren we Haga een beetje beter kennen uit bijvoorbeeld het beroemde, doorTurkije- kenner Alexander de Groot voor het eerst in de literatuur verantwoorde, verslag van Haga's hooglopende ruzie met schipper Dirk Kuyt, waarin de laatste schold: "Mijn Heer mag mijn gat kussen. Weet Mijn Heer wel uyt wiens cloten hij gevallen is. lek soude hem die lange baert uyt den hals trecken'. Maar ook Haga zelf deed met genoegen een extra duit in het zakje waar hij in een plechtig rapport over een hoge missie naar Zweden, verhaalt hoe de koningin van Zweden hem met blosjes op de wangen had toegedronken en na een glas of wat ook probeerde om de dochter uit 's konings eerste huwelijk via Cornelis Haga te koppelen aan prins Maurits of Frederik Hendrik. Beiden vrijgezel in die dagen. Een womanizer zouden we heden ten dage zeggen. Een liefhebber van vrouwelijk schoon, dat zeker. De baard waarmee Haga na zijn terugkeer uit Istanbul (zoals de Turkse naam al eeuwen luidt) of Constantinopel (zoals westerling de metropool aan de Gouden Hoorn noemen) is intrigerend. Cornelis Haga draagt hem op twee portretten waarop hij respectievelijk als voornaam, maar achteloos burger en in het vol ornaat van president van de Hoge Raad van Zeeland, Holland en West-Friesland staat afgebeeld. Dat daar geen haartje van overdreven was leert ons echter een heel andere afbeelding. Rond 1650 legden grafici voor het prachtig met kleur en goudverf verluchte boek "Begraeffenisse van syne hoogheyt Frederick Henrick" (1647) de teraardebestelling vast van stadhouder (en onze lokale Zonnekoning) Frederik Hendrik. Het gros van de figuren voor en achter de gedetailleerd weergegeven lijkkoets zijn identiek getekend. Het zijn de hoogwaardigheidsbekleders van de Staten-Generaal, Staten van Holland en andere hoge bestuurscolleges. Eentje springt eruit: Cornelis Haga met zijn volle baard. De enige lange baard op alle dertig prenten. Diplomaat van gewicht In het jaar 1612 waarin de Republiek een gezantschap mocht vestigen was Istanbul het absolute middelpunt van het immense Ottomaanse rijk onder sultan Ahmed I. Dit omvatte gebieden die reikten van de Oekraïense steppen en Moscovië in het noordoosten tot Jemen in het uiterste zuiden en van Perzië tot de westelijke grens van Algerije. In Europa had Ahmeds voorganger Suleyman I 'de prachtlievende', de noordwestelijke grens tot op honderd kilometer van Wenen gebracht. Haga werd benoemd op verzoek van sultan Ahmed I en diens belangrijkste adviseur de 'minister' van marine Halil Pasja. Haga zou de functie zevenentwintig jaar bekleden. Zijn hele carrière kende echter meerdere hoogtepunten. Voordat hij naar Istanbul werd gezonden, vervulde hij - 31 jaar oud - een bijzondere missie naar Zweden. Teruggekeerd uit Istanbul werd hij in 1645 benoemd tot president van de Hoge Raad als bekroning van zijn maatschappelijke carrière. Tijdens zijn bezoek aan Zweden in 1610 moest hij de koning van dat land zien te bewegen tot de teruggave van twee - in beslag genomen - schepen. Volgens de Zweedse marine ware de schepen onderweg naar het tot verboden gebied verklaarde Estland. De schepen waren volgens de Hollandse kooplieden bestemd voor Danzig en hadden dus nooit gekaapt mogen worden. Hij slaagde gedeeltelijk. In persoonlijke contacten met de koning en diens familie wist hij de koning te bewegen tot teruggave van één schip. Tevens spande hij zich in voor verbetering van de betrekkingen tussen Zweden en de jonge Republiek. Van zijn bevindingen deed hij geheel volgens de daarvoor in die tijd geldende regels immer en Istanbul (1612 -1638) 19 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2011 | | pagina 19