tekst: Henk Slechte
foto's: uit besproken boek
De geschiedenis van de export van het Nederlandse
gedistilleerd is een prachtig verhaal, mits verteld in
een economisch- en maritiemhistorische context. Het
ging immers om geld, het gebeurde vooral overzee
in een tijd waarin de scheepvaart zich technisch en
organisatorisch snel ontwikkelde en het was een
nationale en geen louter Schiedamse economische
activiteit, al was Schiedam natuurlijk wel een van de
paar jeneversteden die voor de export produceerden.
De andere waren - wisselend in de tijd - Weesp,
Amsterdam, Rotterdam en Delfshaven. Er zijn nog
meer elementen in dit onderwerp, waaraan een
tentoonstelling en een publicatie over dit onderwerp
aandacht zouden moeten geven, zoals de fiscaliteit, en
de cultuur en wetgeving van de ontvangende landen
en de rol die de import van drank uit Nederland daar
speelde. En dan is er nog de denkbare parallel met
de slavenhandel die in de tweede helft van de 18de
eeuw zijn Nederlandse hoogtepunt beleefde, precies
in dezelfde tijd dat ook Schiedam actief werd in de
export van jenever. Die produceerden de Schiedamse
branders op een schaal die ver uitsteeg boven de
behoefte van de Nederlandse markt. Daarvoor
ontbreekt cijfermatig bewijs, maar een serieuze
aanwijzing is wel de snelle stichting van nagenoeg
alle brandersmolens tussen ongeveer 1760 en 1795. In
diezelfde tijd kregen de Verenigde Staten van Noord-
Amerika hun definitieve vorm en correspondeerden de
Amerikaanse president John Adams en de Schiedamse
- patriotse - brander Jacobus Nolet met elkaar. Dat
alles leidt in museaal perspectief tot de conclusie dat
een dergelijke tentoonstelling en het begeleidende
boek multidisciplinair gemaakt moeten worden,
liefst in samenwerking met musea die elk hun eigen
deskundige inbreng hebben. Het Jenevermuseum,
het Maritiem Museum, het Belastingmuseum en het
Wereldmuseum in Rotterdam zouden daarvoor een
goed team kunnen vormen door hun deskundigheid te
bundelen en van zo'n veelzijdig onderwerp een mooie
tentoonstelling met blijvende betekenis te maken. Een
dergelijke aanpak betekent ook dat de bundel bij de
tentoonstelling inhoudelijk strak geredigeerd moet
worden. Dat kost allemaal veel tijd, menskracht en geld,
maar dan is er ook iets op nationaal niveau.
Het Jenevermuseum kan aan die voorwaarden niet
voldoen. Het heeft een moeilijke tijd achter de rug en
doet met Oost West Hollands Best een dappere en
Musea doen voor ambitieuze
tentoonstellingen veel onderzoek. De
tentoonstelling verdwijnt weer, maar het
resultaat van het onderzoek blijft vaak
bewaard in de vorm van een catalogus,
meestal met een paar gespecialiseerde
artikelen over het onderwerp van de
tentoonstelling en een gedetailleerde
beschrijving van de exponaten. Het
Jenevermuseum is zo'n museum. In 2007
verscheen bij de tentoonstelling The King
of Drinks, Jenever in Ghana een boek met
dezelfde titel van Dmitri van den Bersselaar,
in 2008 ging de tentoonstelling De Wijze
en de Dwaas van de collectie prenten van
alchemisten van A. Brinkman vergezeld van
een fraai boek, en in 2010 organiseerde het
museum een tentoonstelling en een aantal
familiebijeenkomsten bij het vuistdikke
Honderd Schiedamse Families van L.A.F.
Barjesteh van Waalwijk van Doorn. Deze
boeken zijn weliswaar geen catalogi, maar
wel degelijke en boeiende publicaties over
het onderwerp van de tentoonstelling,
een inhoudelijk en commercieel handige
tussenvorm, omdat die het onderzoek
boekstaaft, maar het boek ook na de
tentoonstelling nog lang verkoopbaar
blijft. Op 26 november 2011 opende het
Jenevermuseum de tentoonstelling Oost
West Hollands Best, over de export van
Nederlands gedistilleerd. Henk Slechte
las de bundel die het museum bij die
tentoonstelling publiceerde en bekeek
de tentoonstelling. Dat was genieten en
schrikken tegelijk.
gedeeltelijk zeker geslaagde poging om de museale en
publicistische draad weer op te pakken en de sympathie
van het publiek te herwinnen. De tentoonstelling
beoogt inzicht te geven in de wereldwijde Nederlandse
export van jenever, waarbij het begrip jenever breder is
dan de titel doet vermoeden. Ze besteedt immers ook
aandacht aan de export van wodka, zoals Cardinal van
UTO, waarvan een fraaie fles te zien is. Dat roept bij de
bezoeker wel meteen een prangende vraag op, want die
verwacht bij de mooie nieuwe fles van Cardinal dan ook
een wodkafles van Nolet, immers bij uitstek het bedrijf
dat de naam heeft gedistilleerd te exporteren. Wie niet
weet dat Herman Jansen Cardinal al aan het eind van
de 19de eeuw heeft ontwikkeld en tot de drooglegging
op grote schaal naar het zuiden van de Verenigde
Staten exporteerde, terwijl de exportactiviteiten en de
grootschaligheid van Nolet pas van de laatste decennia
°%ÏJ
HOLLANDS
Musis 12