werk voor de illegaliteit toe'. Dat maakte indruk op de
nog jonge Van Dorp en hij aarzelde niet lang hem en
dus het verzet te helpen. Hij stond daarin niet alleen.
Samen met Steehouwer en Van der Vaart vormde hij
een heimelijk opererend groepje, dat in kringen van
oud-tewerkgestelden kort na de oorlog de bijnaam
'de illegale afdeling' kreeg. Van Dorp: 'Ik gaf Doorduin
een plattegrond waarop de plaats van de kluis met
ausweisen stond aangegeven. Ook overhandigde
ik hem lijsten met jongens van de actuele jaargang
die nog niet waren vertrokken. Het verzet kon hen
vervolgens waarschuwen dat de beruchte in Schalkhaar
opgeleide politiemannen op het punt stonden hen op
te sporen.' Ook gaf hij informatie door aan Piet van der
Hoeven, die deelnam aan het gewapende verzet. Bram
van Dorp trachtte ook eigenhandig het uitzenden te
frustreren. Heimelijk verlengde hij de steeds zeldzamer
wordende verloven of reikte tegen de richtlijnen in
briefjes uit waarop stond dat de houder zijn stamkaart
voor bonnen mocht behouden. Van groot belang omdat
je anders niet aan voedsel kon komen en overgeleverd
was aan de vrijgevigheid van anderen. Zeker tijdens
de Hongerwinter speelde het vinden van voedsel
een grote rol. 'Omdat ik één van degenen was die
de persoonskaarten bijhielden, kon ik administratief
weieens wat aanpassen' aldus Van Dorp. 'Met Dick
Doorduin was het mijn streven zoveel mogelijk jongens
hier te houden.'
Van Dorp vond het 'op zichzelf rot om mee te werken
in het Arbeidsbureau maar het gaf genoegdoening
om iets te doen om de Duitsers tegen te werken.
Schrevelius schijnt geweten te hebben dat iemand een
jongen had geholpen en heeft dat aanhangig gemaakt
bij Seitz. Ik ben er toen even een paar uur tussenuit
geknepen en ben pas weer terug gekomen toen de
kust veilig leek. Bij Seitz heb ik me er toen onderuit
gepraat. Schrevelius verontschuldigde zich latei-
met de woorden "sorry, ik wist niet dat jij het was".
De NSB'ers bij het Arbeidsbureau waren, op enkele
uitzonderingen na, niet de bloeddorstige monsters
die de geschiedenis later van hen als groep gemaakt
heeft. Van Dorp: 'Er waren aimabele mensen bij, die
vermoedelijk nooit iemand hebben aangegeven. Stuit
gaf wel mensen aan, waarschijnlijk. Er waren nog
3-4 anderen, die wat fanatieker waren. Die droegen
partijspeldjes en een aantal waren ook aangesloten bij
de 'Weerbaarheidsafdeeling' van de NSB en kwamen
weieens in een WA-uniform binnen'.
Bram van Dorp deed het illegale werk omdat hij een
hekel aan de moffen had en het leuk vond om mensen
die hij kende te helpen. Hij vermoedt zelf dat hij enkele
tientallen tijdelijk of langdurig kon vrijwaren van de
Arbeitseinsatz.
Zelf ontkwam Van Dorp ook niet aan een oproep voor
de dwangarbeid. In het najaar van 1943 was het zover
dat er geen ontkomen meer aan was. Via een collega
van het Arbeidsbureau kreeg hij een relatief gunstige
positie toegewezen: een instelling in Roermond gerund
door invalide Duitse militairen die hulpgoederen
inzamelde voor het door geallieerde bombardementen
getroffen Ruhrgebied. Begin februari 1944 kreeg hij daar
plotseling een gecodeerd telegram van Dick Doorduin
met het dringende advies zo snel mogelijk onder te
duiken. Zijn illegale activiteiten op het Arbeidsbureau
waren aan het licht gekomen. Volgens mededeling zou
Seitz vertwijfeld hebben uitgeroepen: 'Auch der Braam'.
Zelfs onder diens directe ogen bleek hij tegengewerkt
te zijn geweest. Vanuit het verzet kreeg Van Dorp een
onderduikadres in het Noord-Hollandse Warmenhuizen,
waar hij onder relatief gunstige omstandigheden bij een
bakker het einde van de oorlog meemaakte. Maar dat is
een verhaal op zich.
29 Musis