OP STAP MET
EEN VRIEND
Het thema van de Boekenweek
was dit jaar: vriendschap en
andere ongemakken. Ik ben in
mijn eigen ogen dikwijls een
ongemakkelijk mens, maar
juist in mijn vriendschappen
heb ik daar het minste last
van. Al mijn vrienden ken ik al
jaren en de tijd heeft daar elk
ongemak uit gezeefd. Bij mijn
vrienden ben ik wie ik ben. Henk
Westbroek, zonder twijfel de
meest geciteerde poëet tijdens
de Boekenweek, beweert met
veel aplomb dat vriendschap
een illusie is. André Hazes hielp
een vriend uit de goot en kreeg
stank voor dank. Vriendschap
is blijkbaar niets voor zangers,
meer iets voor stukjesschrijvers
wellicht. Ik nam mijn beste
vriend mee naar Boek Bal en
bekeek het feest door vier ogen.
tekst: Jan van Bergen en Henegouwen
foto's: Jan van der Ploeg
Het welkom was dit jaar hartverwarmend. Wie wil er
niet zo aan de volle borst worden gedrukt en gelaafd?
Het repertoire van het koor Uit Volle Borsten ligt voor
de hand, maar is daarom zo leuk. Als er meer dan tien
vrouwen samen zingen dan wil ik Peter horen. Ik krijg
mijn zin. Mijn vriend gaat alvast zijn jas ophangen. Ik
krijg geen genoeg van zinnen als: 'Jij bent de slagroom
op de taart', kan geen weerstand bieden tegen met
zoveel swing opgeklopte lol. Ik ga door de kille hal
op zoek naar mijn vriend en vind hem terug bij de
garderobe.
Arthur Japin is na het diner bij 't Stadhuys meteen
doorgelopen naar het volgende podium. In de foyer van
het theater vermaakt hij een groot publiek. Dat Japin op
de toneelschool heeft gezeten, is duidelijk te merken.
Hij draag voor; half uit zijn hoofd, half voorlezend.
Zijn gehoor luistert met ingehouden adem. Lachen
lijkt verboden. Mijn vriend stoot me aan, hij wil naar
Susan Smit. Smit heeft kennelijk niet zo'n zin om voor
te lezen. Zij begint haar lezing, waar andere schrijvers
mee afsluiten. "Heeft iemand nog een vraag?" is haar
eerste zin. Een verbazingwekkend koel welkom kon er
nog net af. Het publiek weet zich geen raad, met deze
opening. Is dit een manier om vragenstellers te vlug af
te zijn. Niemand heeft een vraag. Mijn vriend fluistert
mij een vraag in het oor, maar durft hem niet te stellen.
Als Smit haar vraag herhaalt, neem ik niet de moeite op
hem te wijzen en te zeggen: "Ja, hier. Hier deze meneer
wil wat vragen".
Op televisie zag ik een sfeerimpressie van het
Boekenbal in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Op
de rode loper stelde Tonko Dop aan de gasten de vraag:
"Met welke romanfiguur zou u bevriend willen zijn?"
Kees de jongen werd verrassend vaak genoemd, maar
niemand was kennelijk zo goed bevriend met hem, dat
zij zijn achternaam kenden. Bakels is de naam, Kees
Bakels. Jacob Witsen is mijn vriend voor het leven. Ik
leerde hem kennen in Verwoest Arcadië van Gerrit
Komrij. Hij vergezelt mij vanavond. Jacob is het die me
nu aan mijn jasje trekt. Kom op. De trap op naar Peter
Buwalda.
Peter Buwalda debuteerde in 2010 met de vuistdikke
Bonita Avenue. Het succes is zo groot dat hij vanaf
het verschijnen bijna continu door het land is gereisd.
Lezing hier, televisieoptreden daar. Van schrijven is
daarna niet veel meer gekomen. Het verhaal dat hij
houdt, heeft hij vast al honderden malen verteld. Dat is
in zijn geval geen bezwaar. Aan wat hij vertelt kun je
zien en horen hoe hij bij het schrijven van zijn roman
te werk ging. Zeven jaar deed hij er over. Leefde van
gespaard geld en schreef in afzondering. Schrijven,
denken, schrijven, denken, bespiegelen, slijpen, zo
moet het zijn gegaan. De sporen van zijn werkwijze
worden zichtbaar in het verhaal dat hij vanavond houdt.
Iemand die al drie boeken heeft geschreven, maar
desondanks als een soort debutant opduikt in de
media is Karin Amatmoekrim. Karin groeide op in een
kansarm Surinaams gezin in IJmuiden. Zij ging als enige
uit de buurt naar het gymnasium en werd zodoende
vreemde in twee werelden. De roman Het Gym die
zij schreef over die jaren, kreeg goede kritieken en
Amatmoekrim werd tegen wil en dank een soort getuige
deskundige van het multiculturele drama. De schrijfster
begon haar optreden op Boek Bal met een betoog
over haar positie in de Nederlandse samenleving. Een
jaar of drie geleden stond zij op het punt te emigreren.
De liefde voor haar man en bij nader inzien toch ook
voor het land hielden haar hier. Zij wist ook niet goed
waar ze dan naar toe moest. Amatmoekrim vertelt
aangenaam, maar kan haar tijd beter vullen met
voorlezen. Zij kan werkelijk prachtig schrijven. In rake
korte zinnen schetst zij het leven van de hoofdpersoon.
Jacob gymnasiast, boekendief en lezer wil eigenlijk niet
weg. Robert Vuijsje is verlegen en traag. Hij weegt zijn
woorden, kijkt verbaasd op als er om wordt gelachen.
Wordt zichtbaar kleiner als de lach die hij verwacht
uitblijft.
Musis 8