HOE SCHIEDAMTWEE OORLOGSMONUMENTEN KREEG tekst: Janneke Martens foto's: Gemeentearchief Schiedam Schiedam heeft twee officiële oorlogsmonumenten: het beeld van Pieter Starreveld in het Julianapark en dat van Jan van Luijn aan de Gerrit Verboonstraat op de kop van de Plantage. Er zijn andere steden met meerdere monumenten, maar vrijwel nergens ging het oprichten van een monument met zoveel commotie gepaard. 'Moge in Schiedam een gezonde geest zegevieren over een ziekelijke vrees', schreef De Groene Amsterdammer in 1948. De Leeuwarder Courant vond de gang van zaken onbegrijpelijk. Het Parool sprak er schande van, Het Vrije Volk maakte de 'vroede vaderen' van Schiedam belachelijk. En zelfs de Daily Mail in Londen betreurde de gang van zaken rond het Schiedamse oorlogsmonument. Wat was er aan de hand? Meteen na de oorlog werd een tijdelijk monument aan de kop van de Plantage geplaatst. Op korte termijn moest een mooier en monumentaler beeld opgericht worden om de slachtoffers en het verzet te herdenken. Een aantal vooraanstaande burgers nam het initiatief en richtte het comité Oorlogsmonument op. Het comité zocht een beeldhouwer met nationale allure. Daarom werd de hulp ingeroepen van Piet Sanders, zoon van de vermaarde Schiedamse architect, die naam maakte als kunstverzamelaar. Sanders koppelde het comité aan de Amsterdamse beeldhouwer Pieter Starreveld. Deze kreeg de opdracht mee een beeld te maken dat de gevallenen en de onderdrukking van het verzet herdacht: 'Doch uit al deze ellende moest eerder een vredes- dan een oorlogsmonument opgroeien, bijvoorbeeld als zuiverheid en waarheid een maagd, met de duif als vredesattribuut.' Starreveld kon al op 21 juli 1945 uitgewerkte schetsen en een maquette overleggen. Niet alleen het comité, maar ook de tijdelijke gemeenteraad keurde het ontwerp goed. In overleg met de beeldhouwer, de raad en het college van B&W werd besloten dat het beeld in het Julianapark geplaatst zou worden. De onthulling van het beeld werd gepland op 30 april 1946. Het liep allemaal heel anders. De Nederlandse overheid wilde een wildgroei van 'ongeschikte' oorlogsmonumenten voorkomen en benoemde in elke provincie een commissie die alle ontwerpen moest beoordelen. In september 1946, bijna een half jaar na de geplande onthulling, sprak de commissie haar oordeel uit over het ontwerp van Starreveld. De commissie had het grootste deel van de 70 verzoeken uit Zuid-Holland afgekeurd, maar het oordeel over de Schiedamse plannen was onverdeeld positief. Ook de geplande plaatsing in het Julianapark werd positief beoordeeld. In Schiedam keerde intussen het tij. H. Aikema, directeur van Gemeentewerken en de ontwerper van het Julianapark, J. Dominicus, betoogden dat het Julianapark geen goede plek was voor grootschalige herdenkingsplechtigheden. De kop van de Plantage zou veel geschikter zijn. Verschillende Schiedamse instanties morden ook over het ontwerp van het beeld. De vrouw die Starreveld had uitgebeeld had wel erg wulpse vormen, en ze was volledig naakt. In de katholieke Nieuwe Schiedamse Courant keurde de redactie het beeld af. De voorstelling was modern heidens en stond 'op geen enkele wijze in verbinding met de Christelijke traditie in de beschouwing van het lijden, de dood en het eeuwig leven'. De onvrede werd al snel opgepikt door andere media. In Het Parool reageerde Starreveld gelaten op de protesten: 'Het schijnt het noodlot van kunstwerken te zijn, die in gedachte en proporties boven het dagelijkse leven uitkomen.' Vanaf 1947 werd het oorlogsmonument een terugkerend thema in de gemeenteraad. Op 4 juni Het oorlogsmonument op de kop van de Plantage. foto Hans Visser, collectie Gemeentearchief Schiedam, 1962 Musis 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2012 | | pagina 4