van de Plantage een nieuw oorlogsmonument neer te zetten en het beeld van Starreveld als gewoon beeld in het Julianapark te plaatsen. Het voorstel werd met een nipte meerderheid aangenomen. Voor burgemeester Peek was de kous echter niet af. Op de sokkel van Starrevelds beeld stond: '1940-1945. Aan allen die vielen, die streden, die leden voor ons Vaderland'. Het beeld zou nu alsnog voor een oorlogsmonument aangezien kunnen worden. Peek besloot daarom om de inscriptie te laten verwijderen, zonder de kunstenaar of de gemeenteraad op de hoogte te brengen. VVD'er Bosch was woedend dat de gemeenteraad hiermee voor een voldongen feit was gesteld. Het aantal tegenstanders van het beeld was volgens hem sterk verminderd toen men het zelf in het park kon zien. Het was inmiddels 1950 en het tijdelijke monument stond er nog steeds. In maart van dat jaar had de Schiedamse beeldhouwer Piet van Stuivenberg een brief gestuurd waarin hij vroeg of hij het nieuwe ontwerp mocht maken. De voorkeur werd uiteindelijk echter gegeven aan de Utrechtse beeldhouwer Jan van Luijn. Om misverstanden te voorkomen zouden B&W en de gemeenteraad bij elke belangrijke stap betrokken worden. Dat versnelde de zaak niet. In de Schiedamse Gemeenschap van november 1953 stond niet zonder ironie: 'en mogen we u dan als de verrassing van het jaar, nee, van alle naoorlogse jaren vertellen dat Schiedam een oorlogsmonument krijgt. De benodigde goedkeuringen zijn er nu zodat de Utrechtse beeldhouwer Van Luijn kan gaan hakken.' Een jaar later stemde de gemeenteraad in met de door B&W voorgestelde inscriptie voor de sokkel. Het werd een fragment uit het gedicht 'Carillon' van de dichteres Ida Gerhardt, die in haar jeugd in Schiedam woonde: 'Nooit heb ik wat ons werd ontnomen, zo bitter, bitter liefgehad.' Tien jaar na de bevrijding en negen jaar na de geplande onthulling kreeg Schiedam eindelijk een officieel oorlogsmonument. Op 4 mei 1955 onthulde burgemeester Peek het beeld van Van Luijn. Precair genoeg maakte ook Van Luijn een naakte vrouw. Zijn beeld stelt een vrouw voor die zich in vertwijfeling de kleding van het lijf rukt. Omdat ze die kleding voor zich houdt en daarmee haar naaktheid bedekt kon dit beeld wel door de beugel. Qua kuisheid dan, want Nederlandse kunstkenners geven nog steeds de voorkeur aan het beeld van Starreveld. Tijden en mores veranderen, aan het einde van de jaren zestig zijn er nog maar weinig mensen die het beeld van Starreveld aanstootgevend vinden. Zo verklaarde ook Wim Kan tijdens een optreden in Schiedam in 1966: 'Iedere stad, die zich respecteert, heeft tegenwoordig een bloot beeld. Daar is niks op tegen, hoor! Ik heb dat blote beeld in het Julianapark gezien en dat is een keurig beeld, hoor. Toen heb ik het beeld in de Plantage gezien en dat is net hetzelfde, alleen aangekleed. Ik dacht: als je nou hard heen-en-weer rent tussen die twee beelden is het net een striptease'. Burgemeester Peek, die zo fel tegen Starrevelds beeld gekant was, ging in 1964 met pensioen. Op 27 februari 1967 besloot de gemeenteraad dat het beeld van Starreveld zijn inscriptie terug zou krijgen. Het werd hiermee Schiedams tweede officiële oorlogsmonument. Ontwerp voor een nieuw herdenkingsmonument op de kop van de Plantage in opdracht van burgemeester J. W. Peek 7 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2012 | | pagina 7