voor ons tot leven wekt. Het is niet zo dat je ongestraft
hoofdstukken uit het ene verhaal kunt overslaan omdat
je het andere in zijn geheel hebt gelezen. Juist in hun
onderlinge samenhang plaatsen de beide uitgaven
Cornelis Haga tegen het decor van zijn tijd.
Zieleroerselen
Leren wij hem daardoor als persoon kennen? Dat is
met zeventiende-eeuwers heel moeilijk. Regenten
en geletterden schreven zich weliswaar te pletter
maar zij hadden het zelden of nooit over hun eigen
zielenroerselen. Dat is pas sinds de negentiende
eeuw algemeen aanvaard. Daardoor wordt het voor
de hedendaagse biograaf bijna onmogelijk om een
psychologisch portret van hun onderwerp te schetsen.
De neerlandica Enny de Bruijn klaagt dan ook over dit
gebrek aan zulke gegevens in haar prachtige biografie
over de theoloog en dichter Jacobus Revius, overigens
een tijdgenoot van Haga. Hij wijdde geen woord aan
het persoonlijk leed dat hem trof, namelijk de dood
van verschillende echtgenotes en kinderen. Niet voor
niets heeft de Amerikaanse psychiater Irvin D. Yalom
ervoor gekozen om over zijn persoonlijke held Baruch
de Spinoza geen biografie te schrijven maar een roman.
Alleen zo kon hij een karakterschets geven van de
zeventiende-eeuwse filosoof.
Tegen dat probleem zijn ook de levensbeschrijvers van
Cornelis Haga aangelopen. Hun hoofdpersoon schreef
in zijn leven veel brieven en rapporten, maar die gaan
altijd over de zaken en nooit over zijn gevoelens. Wij
weten dat Wein, Weib und Gesang in Haga's leven een
wezenlijke rol speelden maar het is onmogelijk om iets
zinnigs te zeggen over zijn dromen en zijn angsten.
Het is wel duidelijk dat hij leefde vanuit het standsbesef
dat de zeventiende-eeuwse regenten eigen was en
ook dat hij stond op de hem toekomende eerbewijzen.
Toch is het gevaarlijk om daaruit vergaande conclusies
te trekken. In de eerste decennia van de zeventiende
eeuw was de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën
een recente staat en een anomalie te midden van
traditionele en gevestigde monarchieën. Zij moest
zich binnen vechten in het diplomatieke verkeer en
landsadvocaat Oldenbarnevelt stond erop dat de
diplomaten bij de Republiek de eerbewijzen ontvingen
die bij de vertegenwoordigers van een onafhankelijke
staat hoorden. Die dienden minstens op het niveau te
staan van die voor Venetië, immers ook een republiek.
Je moest dan laten zien dat je niet uit een of andere
armzalige uithoek kwam en diplomaten van de
Hoogmogende Heren der Staten Generaal voerden
dan ook een grote staat, ook als zij het persoonlijk
liever wat minder pompeus hadden gehad. Toen Haga
benoemd werd tot orateur (ambassadeur) in Istanbul,
kreeg hij een jaarsalaris van 12.000 gulden mee, wat
hem tot de hoogst betaalde staatsdienaar maakte in de
Republiek. Dat was nodig om aan de Bosporus serieus
te worden genomen.
Sander De Groot, noch Hans van der Sloot en Ingrid van
der Vlis zijn in staat van Haga een psychologisch portret
te bieden. Maar er blijft wel degelijk genoeg over. De
handel en wandel van een internationaal opererend
Nederlands regent is zo ook de moeite waard.
Vooraanstaande families
Wie was Haga en hoe kwam hij aan zo'n goed betaalde
positie? De Republiek werd in de praktijk gedomineerd
door het gewest Holland omdat dit verreweg de rijkste
provincie was: wie betaalt, bepaalt. Holland zelf
werd in feite gerund door de twintig stemhebbende
steden die op hun beurt weer werden bestuurd door
vooraanstaande families. Zij behielden zich het
monopolie voor op ambtelijke benoemingen al werden
er vaker talentvolle buitenstaanders binnengehaald dan
tegenwoordig vaak wordt gedacht. Tegelijk maakten
regentenfamilies uit verschillende steden deel uit van
netwerken voor wederzijdse belangenbehartiging.
Zulke bondgenootschappen werden met politieke
huwelijken bezegeld.
Cornelis Haga is met een gouden lepel in de mond
geboren. Zijn vader Dirk was een voornaam
haringkoopman op de Hoogstraat en maakte deel uit
van de bestuursélite in de opkomende vissersstad
Schiedam. De Haga's onderhielden goede contacten
met families in machtiger steden zoals de Brassers
in Delft en de Pauws in Amsterdam. Als tweede
zoon kon of wilde Haga de zaak van zijn vader niet
overnemen. In plaats daarvan studeerde hij rechten aan
de Universiteit van Leiden om zich voor te bereiden
op een betaalde functie bij de overheid. Om zo'n
positie te krijgen had men de steun nodig van het
familienetwerk en dan nog ging het zelden van een
leien dakje. Een poging om pensionaris van Schiedam
te worden (bezoldigd rechterhand van de bestuurders)
mislukte ondanks alle druk van verwanten. Haga zocht
het daarop buitengaats. Dankzij bondgenoten in het
bestuur van de provincie Holland kreeg hij de kans om
een diplomatieke missie naar Zweden te ondernemen
om daar te proberen twee door de koning in beslag
genomen schepen los te praten. Dat lukte hem met één
schip maar tegelijkertijd wist hij zich aan het Zweedse
koninklijk hof zeer geliefd te maken, met name bij
hofdames en prinsessen. Dit staaltje vakmanschap
hielp hem aan zijn benoeming bij het hof van de sultan
in Istanbul.
Officieel was dit het Rijk van het Kwaad
Deze positie is misschien enigszins te vergelijken met
het ambassadeurschap in het hedendaagse China. Onze
man in Beijing behartigt de belangen van Nederland
tegenover de regering van een wereldmacht met
een cultuur en een levensbeschouwing, die drastisch
verschillen van de onze. China is een belangrijke
handelspartner maar tegelijkertijd een ideologische
tegenstander. Dat vereist in het diplomatiek verkeer
veel voorzichtigheid en vakmanschap. Zo was het vier
eeuwen geleden in het Ottomaanse rijk ook.
Officieel was dit het rijk van het kwaad. De sultan
had zich de kaliefstitel aangemeten en eiste daarmee
het leiderschap over alle moslims ter wereld voor
zich op. Hij heerste over Jeruzalem. Hij had van het
oude orthodox-christelijke Byzantium zijn hoofdstad
gemaakt. De grens tussen de christelijke en de
islamitische landen bevond zich nog geen honderd
kilometer ten oosten van Wenen. Nog steeds leefde de
gedachte dat het een heilige plicht van de christenheid
was Jeruzalem te heroveren. Oproepen tot een
kruistocht figureerden vaak in maatschappijkritische
beschouwingen. Zo had Erasmus nog geschreven
hoe in de toekomst een van alle onrecht gereinigde
christenheid eindelijk de strijd tegen de Turken zou
kunnen aanbinden. Toen de watergeuzen de bekende
leuze "liever Turx dan Paeps" aanhieven en hun
37 Musis