Max Bouten 1955 - 2012)
Een Schiedammer
van betekenis
In de vroegste uren van zondag 14 juli 2012 kwam er
een eind aan de worsteling van Max. Rond drie uur zag
iemand hem drijven in de Lange Haven, op zijn buik met
het gezicht in het water, de rugzak nog om. Reanimatie
doorzijn oude makkers van de ambulancedienst leek
aanvankelijk succesvol maar diezelfde nacht nog overleed
Max in het Erasmus Medisch Centrum vlakbij zijn oude
werkplek.
Jarenlang was Max een bekende figuur in de
Schiedamse binnenstad. Rusteloos zwierf hij van
kroeg tot kroeg, waarbij rockcafé 't Stappertje op de
Hoogstraat een soort plechtanker werd. Max was
een overtuigde motorrijder en in zijn uitdossingen
spiegelde hij zich aan de heli's angels. Hij droeg graag
camouflagebroeken met bijbehorende laarzen. Hij leek
soms op een commando en in zijn laatste weken liep
hij er bij als piraat, compleet met een om zijn hoofd
geknoopte sjaal. Max accentueerde dat door nu en dan
uit wandelen te gaan met zijn nieuwste aanwinst op de
schouder: de kaketoe Snowy.
Flitsende vuist
Max praatte veel. Hij hield lange betogen tegen
iedereen die het horen wilde en ook tegen wie het niet
horen wilde. Wie hem te weinig aandacht schonk, kon
met een boze Max te maken krijgen.
Als hij meende een onrechtvaardigheid aan te moeten
pakken, kon die woede heel ver gaan. Max had een
afgetraind lichaam en een flitsende vuist. Hij heeft
daarvoor verschillende malen gezeten, eenmaal zelfs
bijna een jaar. Ze noemden hem achter zijn rug niet
voor niets "Mad Max".
Aan diezelfde Max danken duizenden slachtoffers
van een hartinfarct in heel de wereld hun leven.
Het kwam door zijn onderzoek dat zij tijdig konden
worden behandeld. Max, de rusteloze zwerver in
het Schiedamse stadshart, was ooit een briljant arts
en onderzoeker voor wie specialisatie, roem en een
professoraat in het verschiet lagen
Max Bouten (1955 - 2012) groeide op in een deftig
katholiek gezin. Zijn vader was advocaat die in
Oosterhout een praktijk opbouwde. Max deed er
eindexamen gymnasium beta. Hij wilde aanvankelijk
elektrotechniek gaan studeren, maar koos toch voor
geneeskunde nadat hij met een schoolvriend een
voorlichtingsdag had bezocht van de medische faculteit
in Utrecht. Zo kwam Max aan de Erasmus Universiteit
terecht waar hij als een speer door de studie schoot.
Het viel zijn medestudenten op dat hij nooit zoals
zij zwaar hoefde te blokken. De belangstelling van
Max ging veel verder dan medicijnen alleen. Hij las
tekst: Han van der Horst
op een breed front en wist ongebruikelijk veel van
geschiedenis, kunst en literatuur. Hij begaf zich in
de subcultuur van de heavy metal, maar tegelijkertijd
bezat hij thuis honderden cd's met klassieke muziek
en opera. Ook speelde hij meer dan verdienstelijk
basgitaar in een rockband.
Max' belangstelling voor de techniek verflauwde
evenmin. Hij ontwikkelde een grote liefde voor de
motorfiets. Na zijn afstuderen zou hij regelmatig
optreden als baanarts op crosses. Max reed niet
alleen, hij was ook een zeer bekwaam sleutelaar. Een
nerd kon je Max niet noemen. Hij had de keurige kledij
van zijn nette Oosterhoutse familie al lang afgezworen
en liep er zo informeel mogelijk bij, al ontbrak het
excentrieke van zijn latere jaren.
Iets van eenzaamheid
Zijn kennissenkring was breed geschakeerd en
strekte zich uit tot ver buiten het studentenwereldje.
Hij zocht graag gezelschap, maar toch hing er iets
van eenzaamheid om hem heen, alsof hij altijd op
zoek was naar de volgende omdat hij de ware of de
waarheid nog niet gevonden had. Deze eigenschappen
kwamen hem bij zijn omgang met patiënten zeer
te stade. Iedereen roemde zijn betrokkenheid
in de spreekkamer. Ambulancemedewerkers,
brandweerlieden, politieagenten, verpleegsters en
andere professionals waarmee hij als dokter te maken
kreeg, droegen hem op handen.
Het was geen wonder dat Max na zijn afstuderen
werd aangenomen als artsonderzoeker op de
universiteit. Professor Maarten Simoons, de befaamde
hartspecialist, wist een onderwerp waarvoor hij
geknipt was: hoe kon je hartinfarcten al bestrijden
voordat de patiënt het ziekenhuis had bereikt, zodat
grote schade kon worden voorkomen?
Bloedtoevoer
Een hartinfarct is het afsterven van een deel van de
hartspier, omdat de bloedtoevoer stokt. Dat gebeurt
door een verstopping van de kransslagaders door
een stolselachtige substantie. De patiënt is reddeloos
tenzij de bloedtoevoer acuut wordt hersteld. In de
jaren 1980 waren tromboytica ontdekt, middelen die
verstoppingen oplosten. De toediening geschiedde
met een infuuspomp. Dat moest wel op de juiste
plek en op de juiste manier gebeuren en daarvoor
was een elektrocardiogram nodig. Een fout kon
bijvoorbeeld leiden tot een hersenbloeding. Conclusie:
een tromboliticum kon alleen maar door een
Musis 10