SCHOOLSTOESTANDEN
OPENBARE BASISSCHOOL
DE SINGEL 100 JAAR
In 1899 moest de plaatselijke
commissie van toezicht op
het Lager Onderwijs opnieuw
constateren dat aan veel scholen
zowel openbare als bijzondere,
het aantal leerlingen aat aan één
onderwijzer was toevertrouwd, te
groot was. En dat was ook geen
wonder; in de voorafgaande drie
decennia was de bevolking van
Schiedam met een derde gegroeid
tot ruim 27.000 inwoners, riet
aantal leerlingen was van 2.600 in
1871 gestegen naar 3.888 in 1899.
tekst: Jef Jansen
foto's: Theo van Giezen en
Gemeentearchief Schiedam
De Onderwijswet had bepaald dat in elke gemeente
lager onderwijs zou worden gegeven, dat voor alle
kinderen toegankelijk diende te zijn. Ook diende
elke gemeente te voorzien in de kosten van het
lager onderwijs. En, het gemeentebestuur diende
ook het schoolgaan van kinderen van bedeelden,
onvermogenden en minvermogenden te bevorderen. De
wet maakte een onderscheid in het openbaar onderwijs,
verzorgd door gemeenten en het rijk, en het bijzonder
onderwijs, verzorgd door alle andere instanties, in
de regel godsdienstige en levensbeschouwelijke
instellingen.
Het bijzonder onderwijs in Schiedam bestond uit
de katholieke scholen Sint Jozef (met drie secties),
Sint Willibrordus, Sint Jan en Maria en verder uit
een christelijke en een gereformeerde school. Het
openbaar onderwijs bestond sinds 1859 uit drie
kosteloze scholen, beter bekend als de armenscholen,
twee tussenscholen en twee burgerscholen, één
voor jongens en één voor meisjes. Laatstgenoemde
scholen kenden een uitgebreider lespakket. Aan de
jongensschool werd ondermeer ook Franse les en
gymnastiek gegeven, aan de meisjesschool gymnastiek
en handwerken. De tussenscholen ontleenden hun
naam aan de tussenpositie die deze innamen tussen de
armenscholen en de openbare scholen met uitgebreider
lespakket. Ze waren bedoeld voor kinderen van ouders
die wel schoolgeld konden betalen maar niet het volle
tarief, in de regel kleine middenstanders. Het lespakket
van de armenscholen en de tussenscholen was