Aan de dood ontsnapt
Bij zijn huldiging wegens het veertigjarig
dienstverband als directeur van de Dienst Bouw-
n Woningtoezicht 1920-1960, werd stilletjes
voorbijgegaan aan de oorlogsjaren. Herman
Noordegraaf schreef hierover in 'Scyedam
een uitvoerig en uitstekend gedocumenteerd
artikel, dat aanvangt op het moment dat de
Van Praags als joods gezin de toegang tot
winkels werd ontzegd, zij al hun waardevolle
goederen moesten inleveren, geen openbare
gelegenheden meer mochten bezoeken en
zelfs de toegang tot school werd ontzegd. In
het archief van Van Praag bevindt zich ook
de brief waarin burgemeester Van Haaren als
vertegenwoordiger van het Rijkscommissariaat
in 1941 M.M. van Praag als rechteloze jood
ontslaat.
Regelmatig viel de SS de woning van Van Praag
binnen. Omdat deze behoorde tot wat later de
Bameveldgroep' zou heten werden ze in zoverre
ontzien dat ze aanvankelijk aan deportatie
ontkwamen. Dit duurde tot september 1943
toen Nederlandse marechaussee het gebouw
'De Schaffelaar' in Barneveld omsingelde en de
groep alsnog naar Westerbork werd afgevoerd.
Een jaar later werd het gezin Van Praag op
transport gesteld naar Theresiënstadt bij Praag.
Het gehele gezin overleefde Theresiënstadt
ondanks de ontberingen en het gevaar van
besmetting door de opzettelijk door de Duitsers
in het kamp verspreide tyfus. Ook de reis naar
Nederland nadat Theresiënstadt in 1945 door
de Russen was bevrijd was zwaar evenals de
ontvangst in Schiedam, waarvan Piet Sanders
zich 67 jaar na dato nog weet te herinneren
dat het gezin met wantrouwen werd bekeken
omdat alle leden de oorlog hadden overleefd
en gezamenlijk in Schiedam terugkeerden en
daarom moesten betalen voor hen door NSB-ers
gestolen en in beslag genomen meubels. In 1947
werd Van Praag in zijn functie herbenoemd.
Hijzelfheeft er - in tegenstelling tot zijn broer,
de psychoanalyticus en schrijver Siegfried van
Praag, maar weinig over losgelaten.
vuilnisbak was een stokpaardje van Van Praag dat hij
op verschillende plaatsen noemt in brieven aan de
verschillende woningcorporaties in Schiedam een het
college en zelfs naar de Nationale Woningraad. Om
die reden hield hij ook - waar hij kon - de bouw van
complexen van meer dan één verdieping tegen.
Met regelmatig succes vertegenwoordigde M.M.
van Praag na de Tweede Wereldoorlog de gemeente
Schiedam in politiek Den Haag. Hierin deed zich
het uitzonderlijke feit voor dat een ambtenaar de
functie van zijn wethouders waarnam inplaats van
andersom. Dit had een reden. Behalve directeur
van de Dienst Bouw en Woningtoezicht, die feitelijk
onder Gemeentewerken diende te ressorteren,
was de waterstaatkundig ingenieur Van Praag ook
nog een eminent jurist en bestuurskundige. Als
dr. mr. ir. Marinus M. van Praag genoot hij door
publicaties als 'Publiek recht contra privaatrecht',
'De bouwverordening in de toekomst', 'Voorwaarden
voor behoorlijk bestuur', 'Enige aantekeningen bij het
doorlezen der prae-adviezen van de VAR' en het in
de jaren '50 van de vorige eeuw nog heel actuele 'De
betekenis van de existentialistische zienswijze voor
de rechtswetenschap', bekendheid die tot ver buiten
Schiedam reikte. Als auteur had hij verschillende
boeken over het Parijs van het fin de siècle op zijn
naam, en verschillende grotere publicaties over de
Franse staatsman Clemenceau die hem kennelijk bleef
intrigeren en George-Eugène Baron de Hausmann die
- ten koste van het overbevolkte historische centrum -
Parijs z'n grote boulevards gaf, de joodse geschiedenis
en cultuur zoals hij deze -zelf joods - beleefde en het
cabaret en toneel aan het begin van de twintigste
eeuw in Londen en Parijs. En daarnaast schreef hij dan
nog enkele honderden - nog altijd lezenswaardige -
paginagrote artikelen voor De Groene Amsterdammer
en de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Van Praag was
in staat meerdere dingen tegelijk te doen en liet zich
weinig gelegen liggen als regels en conventies. Waar
hij dit nodig achtte kapittelde hij zijn wethouders,
sloeg eerste palen als ware hij de burgemeester,
onderhandelde in de vroege jaren van de wederopbouw
over de toewijzing van te bouwen contingenten en de
daarvoor benodigde bouwmaterialen en voorzag op de
fiets huisgezinnen die geen behang konden betalen een
pakket rollen uit de voorraden van de Woningdienst. te
schrijven en te vergaderen waarvan hij een enthousiast
lezer én medewerker was. Daarnaast was hij ook sedert
1929 plaatsvervangend kantonrechter en maakte in
de privésfeer deel uit van een gezelschap prominente
cultuurliefhebbers als G.W. van Bergen Walraven en Piet
Sanders aan wie Schiedam Dudoks HAV-bank dankt
alsmede de Opstandingskerk van Jaap Bakema, de
kunstkenner en bestuurder van de invloedrijke galerie
Le Canard, Goos Verweij en Ferdinand Bordewijk,
waarmee hij ook als jurist vele contacten onderhield en
die net als hij regelmatig publiceerde het maandblad 'de
Schiedamse Gemeenschap'.
Een wonderlijke relatie
Bij zijn afscheid in mei 1961 memoreerde naamgenoot
en wethouder Marinus van Kinderen het wonderlijk
te vinden dat Van Praag het veertig jaar in Schiedam
had uitgehouden, maar ook dat Schiedam het al die
5 Musis