13 Musis of familie toegankelijk en aantrekkelijk maakten. Luth wijst op Poelstra's boek Een Hollands Stadsarchief (1969) dat verscheen bij het Gemeentearchief Rotterdam, en op het Historisch Jaarboek Vlaardingen dat Poelstra in 1977 met de Historische Vereniging begon. Een mooi voorbeeld vindt hij ook Binnen deeser stede Vlaerdinghe - Schets van de geschiedenis van Vlaardingen in beeld gebracht in het Streekmuseum Jan Anderson. Daarmee bracht Poelstra, net als Anderson met zijn museum, de geschiedenis van Vlaardingen pas echt naar iedereen, die daarvoor toen open stond. De 'archivistische Bourgondiër' Poelstra was overigens niet voor alle auteurs even gemakkelijk, zoals Schiedammer Hans van der Sloot ervoer, toen hij in 1973 in opdracht van de gemeente Vlaardingen de lokale geschiedenis voor een breed publiek opschreef in Vissen bij de vleet. Poelstra controleerde dat toen scherp op onjuistheden, en zei er 13 jaar later nog denigrerend over, dat Van der Sloot wat krenten uit de pap had geplukt en die 'heel, werkelijk heel aardig [had] beschreven'. En ook Vlaardinger Jeroen ter Brugge kijkt iets genuanceerder terug op zijn ervaringen met Poelstra. Toen hij als vijftienjarige geschiedenisliefhebber het archief bezocht, liet archivaris Poelstra hem duidelijk merken dat een archief niet bedoeld was voor zulke jonge snaken. Poelstra's beleid om mensen te prikkelen zelf met geschiedenis bezig te zijn, werkt nog steeds door. In Groot Vlaardingen van 3 december 2012 vertelt Arie van der Hoek hoe hij er toe kwam om, met Frans Assenberg, het Vlaardings Molenboek te schrijven. Hij kreeg 25 jaar geleden van zijn grootvader ansichtkaarten van molens en werd daardoor enthousiast voor dat onderwerp: "Het schrijven van een Vlaardings Molenboek kwam toen nog niet bij mij op, maar ik volgde toen wel op het archief een cursus oud schrift. Toenmalig archivaris Theo Poelstra gaf die cursus. Toen ik daarmee klaar was, vroeg ik mij af wat ik nu kon gaan doen. Poelstra stelde voor een onderzoek uit te voeren naar de specifieke Vlaardingse windmolens." Van der Hoek schreef daarna artikelen over Vlaardingse windmolens en in 1990 een boekje over de korenmolen Aeolus op de Kortedijk. Hij bleef informatie verzamelen over windmolens in Vlaardingen en Vlaardinger-Ambacht, en dat heeft nu geresulteerd in de publicatie van dit werk. Harm Jan Luth heeft de lijn van Poelstra voortgezet, met succes. Iedere bezoeker van de studiezaal wordt persoonlijk geholpen, precies zoals dat onder Poelstra gebeurde, en wordt zo ondervraagd dat hij niet alleen het goede materiaal krijgt, maar ook alle gewenste begeleiding. Het tastbare resultaat van deze aanpak is dat het Stadsarchief Vlaardingen, dankzij de deskundige bezetting van de studiezaal, volgens de tweejaarlijkse monitor van de Branchevereniging Archief Instellingen Nederland (BRAIN), voor de dienstverlening in 2007 op de eerste, in 2009 op de tweede en in 2011 weer op de eerste plaats eindigde. En wie denkt dat zo'n monitor weinig meer is dan een tevredenheidsonderzoek op de studiezaal, doet er goed aan het 55 pagina's tellende rapport op de website van de BRAIN te lezen. Toen Harm Jan kennis maakte met de praktijk van het archiefwerk, voelde hij het gemis van de wetenschappelijke opleiding en ontdekte hij dat hij te haastig was geweest met de Archiefschool. Hij wist veel en kon dat goed verwoorden, maar hij miste wel enerzijds het vermogen om alles in een groter verband te zetten en anderzijds de verdieping en de analyse die een wetenschappelijke opleiding de actieve historicus biedt. Daarom studeert hij nu geschiedenis in Leiden. Zijn voorliefde, in de geschiedenis, maar ook als gepassioneerd muziekliefhebber, is alles wat te maken heeft met de middeleeuwen. Vlaardingen heeft echter sinds de grote brand van 1574 weinig middeleeuws archief, en dat dwingt de student Harm Jan Luth om de onderwerpen voor zijn scripties, Theo Poelstra, foto Stadsarchief Vlaardingen die natuurlijk over Vlaardingen moeten gaan, toch in de Nieuwe Tijd te zoeken. De relatief verse student liep in Leiden aan tegen een onderwerp dat hem na het hart ligt: de verhouding historicus - archivaris. Toen hij in het Universiteitsblad Mare een azijnzure column over 'de' archivaris las, gelardeerd met - overigens niet-Vlaardingse - voorbeelden, schreef hij een reactie die zijn professionele geloofsbelijdenis omvat. De columnist, die ook historicus en promovendus is, noemt archivarissen 'aangeboren tegen werkers'. Dat was tegen het zere been van Harm Jan. In de Mare van januari 2013 kunnen de aankomende historici lezen dat in Vlaardingen 'con amore [wordt] meegedacht en -gewerkt, dat studenten desgevraagd onderwerpen aan de hand worden gedaan, dat paleograhsche hulp geboden wordt, dat er geen witte of anderskleurige handschoentjes te vinden zijn, dat er nauwelijks restricties zijn als het om scannen gaat en fotokopiëren in zeer veel gevallen wel mogelijk is, dat er geen moeite teveel is om archieven en collecties te ontsluiten voor de gebruiker (jazeker, ook en vooral voor historisch gebruik), dat genealogie niet alleen een monomane geriatrische hobby is, maar evenzeer een

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2013 | | pagina 13