Niemand wil
dat het
gebied in
z'n karakter
en kwaliteiten
wordt
aangetast
120.000
inwoners
25 Musis
die de gemeenschap in kwestie deed
verschillen van de directe buren. Met
Oud-Mathenesse als verkochte bruid
lag Schiedam aan de oostzijde tegen
Rotterdam gevlijd. In het westen
daarentegen lagen de obstakels van
Poldervaart en Vijfsluizen. Kethel lag
als krachtige agrarische gemeenschap
nog een eind van Schiedam vandaan
en nog maar enkele jaren onderdeel
van de gemeente. Polder genoeg dus
om voor stadsuitbreiding, industrie
en havenaanleg soldaat te worden
gemaakt.
De ambities van
het 'Memorandum
over de
stedenbouwkundige
ontwikkeling van
Schiedam' kunnen
niet los worden
gezien van de
economische situatie
van dat moment.
Direct na de Tweede
Wereldoorlog
konden de grote
werven en scheepsreparatiebedrijven
van Schiedam het werk niet aan.
Met honderden nieuwbouw- en
omvangrijke reparatieprojecten
behoorden de werven Gusto, de
Nieuwe Waterweg en Wilton
Fijenoord tot de absolute wereldtop.
Meer dan achtduizend mensen
vonden hier dagelijks werk, de
onderaannemers en toeleveranciers
niet meegerekend. De toestroom en
uittocht van de duizenden arbeiders
legden tweemaal daags het verkeer
volledig plat en de RET parkeerde
al in de middag extra tramstellen
op de Broervest om het aanbod
van passagiers in de richting van
Rotterdam te kunnen verwerken. In
1949 werd bij Wilton Fijenoord alleen
al de kiel gelegd voor zeven schepen,
waaronder drie vrachtschepen,
bestemd voor de vaart in Azië, één
voor de vaart op Amerika en een
passagiersschip voor de verbinding
Rotterdam- Southampton-New York.
Gusto leverde in datzelfde jaar twee
cutterzuigers op, een veerboot voor
Turkije, een betonningsvaartuig
voor de Hydrografische Dienst in
Jakarta terwijl overeenstemming
werd bereikt voor de bouw van twee
shelterschepen, drie passagiersschepen
voor de Turkse regering, een zeesleper
voor de Nederlandse vloot en een
Informatiecentrum Schiedam in beweging
waarmee toenmalig burgemeester
J.W. Peek dit - niet eens zo heel
uitvoerige stuk - presenteerde, logen
er ook niet om: 'Reeds jarenlang
is de stadsontwikkeling bij het
gemeentelijk bestuursapparaat
een onderwerp van intense studie
geweest. De bestaande plannen voor
onderdelen der gemeente moesten
worden gecoördineerd en uitgebreid,
waarbij alle aspecten van dit moeilijke
vraagstuk in harmonisch verband
moesten worden bezien met het doel
om van het toekomstig Schiedam een
een zo fraai en doelmatig ontworpen
stad te maken'.
De reikwijdte van zijn woorden -
die in onze tijd van polderen, het
zoeken naar consensus en regelmatig
mislukt overleg, waarschijnlijk geen
wenkbrauw zouden doen fronsen,
mag niet worden onderschat.
Schiedam koesterde grote plannen
ten aanzien van zichzelf. En zou
deze verwezenlijken ook. Aan
tegenwerping had het bestuur geen
boodschap en de ruimte ervoor
was volop beschikbaar. Direct
ten noorden van de spoorlijnen
begon het polderlandschap, een
volwaardig agrarisch gebied met
dorpen en gehuchten met een eigen
autonomie cultuur en in een aantal
gevallen een religieuze geaardheid
drijvende kraan voor de haven van
Antwerpen. Een dividend van vijf
procent op de gewone en tien voor
de prioriteitsaandelen was heel
gewoon in die dagen. Geen wonder
dus dat z'n toekomstverwachtingen
baseerde op industriële groei en
een dienovereenkomstige aanwas
van de beroepsbevolking. Het
gemeentebestuur ging uit van
een groei van de bevolking tot
120.000 zielen en de schets van de
noodzakelijke stadsuitbreidingen
en infrastructuur hield daarmee
rekening, al werd het getal in de jaren
zestig dan met 20.000 naar beneden
bijgesteld.
De groenvoorzieningen waren in het
stedenbouwkundig concept zeker
geen sluitstuk. Het Memorandum was
in dit opzicht zeer vooruitstrevend.
Reeds toen werd de wenselijkheid
genoemd om tussen stad en de
polders ten noorden van Schiedam
(met Kethel-Tuindorp was nog
maar net een begin gemaakt) een
overgangsgebied te scheppen met
het groen doorgedrongen tot ver
in de bebouwde zone. Opmerkelijk
is in het stuk de opmerking; "De
schoonheid van het weidelandschap
van Midden-Delfland ten westen van
de weg Schiedam-Kethel-Delft wordt
maar door weinigen genoten, zodat
het polderlandschap tot heden weinig
betekenis heeft als recreatiegebied
voor de massa'.
Dit laatste is dan grondig veranderd.
De betekenis van Midden-Delfland als
recreatiegebied overstijgt het agrarisch
karakter. Waarbij het begrip recreatie
in de breedste zin moet worden
opgevat. Het is juist de agrarische
hoofdstructuur die zoveel mensen uit
de omringende steden naar buiten
trekt; de smalle wegen met de voor
het Zuid-Hollandse polderlandschap
karakteristieke wilgen, de boerderijen
en het vee in de weiden. Ook het
gegeven dat de kaasboerderij in dit
gebied floreert heeft een recreatieve
component. Het is maar de vraag of
een zelfkazer in een slecht bezocht
weidelandschap kans van slagen zou
hebben. Want het is de ecologische
recreant die voor z'n pondje
goudeerlijk zuivel een fietstocht van
een uur (een half uur heen en terug)
over heeft.
Schiedam maakt in de persoon
van Peter Groeneweg, wethouder
economische zaken, toerisme en
stadspromotie en transport en vervoer
- om maar enkele vakken te noemen
uit zijn welgevulde portefeuille, met