ZEE-MAGaXs YS Vam
OosrnsmscHE O COMPAGNIE
In Delfshaven bleef
een schamele vloot
van zo'n zestig
haringbuizen over. De
Delftse haringvisserij
kwam vervolgens
nooit meer tot bloei,
en ging gestaag
achteruit zoals ook
de haringvisserij
van Schiedam zou
versloffen. Rotterdam
had deze slag
gewonnen
/heenUe aSH*. .StaJtj haven.
SzniUi cx«-
verhoudingen opnieuw. Het waren
onder andere Delftse kooplieden die
actief bijdroegen aan de oprichting
van de Verenigde Oost-Indische
Compagnie in 1602. Zij brachten
gezamenlijk 460.000 gulden
bijeen, een indertijd aanzienlijk
investeringsbedrag. De verwachtingen
waren dan ook hoog. Handel in 'de
Oost' zou de stad veel voorspoed
kunnen brengen, verwachtingen
die voor Delft zeker uitkwamen.
Alleen al de invoer van Aziatisch
porselein zorgde voor de opbloei
van een nieuwe bedrijfstak: Delfts
blauw plateelwerk, een goedkope
imitatie van het exotische aardewerk.
Daarnaast verschafte de onderneming
VOC zelf vele Delftenaren werk.
De schepen moesten gebouwd,
onderhouden, bevoorraad en bemand
worden. Het verkeer tussen Delft en
Delfshaven nam navenant toe.
Door de grote investering verwierf
Delft stemrecht in het bestuur van
de VOC en mocht de stad één van
de zes Kamers oprichten. In de
binnenstad van Delft verrees als
onderkomen het zogenaamde Oost-
Indisch Huis, later vergezeld van
het Oost-Indisch Pakhuis. Vanuit
Delft zouden in de daaropvolgende
jaren ruim driehonderd reizen naar
Azië verzorgd worden. De relatie
met de haven veranderde. Vanaf
nu was het wel toegestaan om ook
nijverheid in Delfshaven te vestigen,
zoals onder andere een scheepswerf
voor compagnieschepen. Later in de
zeventiende eeuw verrees een voor
die tijd immens groot Zeemagazijn
in Delfshaven, waar de voorraden
van de VOC-schepen opgeslagen
werden. Rotterdam kreeg ook een
eigen Kamer van de VOC, hoewel de
stad beduidend minder kapitaal kon
investeren dan Delft: 173.000 gulden.
Schiedam speelde in het geheel niet
mee bij de oprichting van de VOC.
De kansen van de VOC waren echter
ook hier bekend. Verschillende
vooraanstaande kooplieden verruilden
de haringrederij voor de handel op
Azië. Dat konden zij beter vanuit
het al eerder succesvolle Delft of
het opkomende Rotterdam doen.
Zo vertrokken ook de familieleden
van Cornelis Haga de latere
eerste ambassadeur van Turkije
- uit Schiedam, om hun geluk in
Delfshaven en Delft te beproeven.
Schiedam miste de slag om de
Indische handel, mede vanwege
de vele zandbanken die voor de
havenmond ontstonden door het
dichtslibben van de Maas. De vaart op