ie Jaarg, Woensdag 14 Maait 1888. No. 3031. VERSCHIJNT D ACELIJ ICS. gilpmeen dhmpeicht. Bureau: Boterstraat, E, 3 9. Armand Diepen contra Patijn. NIEUWE SCHIEDA Prijs van dit Blad: Voor Schiedam per 3 maanden 1.50 Franco p. post door geheel Nederland 2. Afzonderlijke Nommers0.05 Prijs der Advertentiën Van 16 regels0.60 Elke gewone regel meer0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. Nadat de heer Patijn de toestanden in frankrijk en Duitschland, vooral naar aanlei ding der graanrechten, heeft nagegaan, meent hij de voorstanders van het beschermend stelsel geheel uit het veld te slaan door te wijzen op het feit, dat ondanks bedoelde rechten de landbouw in genoemde staten zich in een treurigen toestand bevindt. Door dit feit, hetwelk ieder protectionist zeker volgaarne met hem zal erkenneD, gelooft bij te kunnen bewijzen, dat de graanrechten tot niets goeds leiden want, aldus beioogt hij, mocht ook het thans geheven recht onvoldoende zijn, als men het gaat verhoogen, zal het voor de con sumenten een drukkenden last zijn. Verder betoogt de heer TatijD evenals alle viijban- delaars, dat bj de graanrechten alleen de grootegrondeigenaars gebaat worden, die daar toe van de tegenwoordige crisis partij willen trekken. Zien wj, hoe Armand Diepen zoowel op het eene als het andere punt Patijn's be wering op afdoende wjze wederlegt Keeren wj nog even tot den Franschen en Duitschen landbouw, zooals de heer Patjn ons dezen te aanschouwen geeft, teiug. H j heeft dan aangetoond, beter dan de beste protectionist het zou vermogen, dat de toestand in dien landbouw tot nog toe treurig is ge bleven, en de conclusie waartoe hj komt en wilde komen is niet deze de bescherming van 3 francs en 3 Mark per 100 ko. is onvoldoende, doch de volgende >De ondervinding, in Frankrijk en Duitsch land in den laatsten 'ijd opgedaan, heeft m. i. duidelijk aan het licht gebracht, dat een matig recht als men ten minste een recht van 25 a 27 pCt. nog maig kan noemc-n den landbouw niet baaten wil men hooger gaan, dan kan het niet anders of men sehept een drukkenden last voor de consumenten." Dit laatste betwist ik, doch om bij het eersie te bij ven: Wat den landbouw niet baat, Den consument niet schaadt de meest verstokte vrijhandelaar zal het moe ten toegeven. Welnu, een recht van 25 a 27 pCt., de ondervinding heeft het geleerd, zoo verzekert ons de heer Patjn, baat den landbouwer niet, op een andere plaats zegt h j zelfshoegenaamd nietis dat zoo, dan kan dat recht den con sument ook hoegenaamd niet deren. Ik stel dan der tegenpartj een wapenstil stand voor, waarvan de voorwaarden zullen luiden: DeNederlandsche vrijhandelaars schen ken hun adhaesie daaraan, dat Nederland graanrechten heffe tot een bedrag van 25 a 27 pCt., en de Nedetlandsche protectionisten verbinden zich, geen hooger bescherming te vragen alvorens geheel Nederland zal erkend hebben, dat het bij dien maatregel zal zijn wel gevaren. Men neme m jn voorstel aan of scbrappe de conclusie van den heer Patjn en make den lieden geen dingen meer wijs, die niet zijn vol te houden. Maar ik vergis mij de graanrechten kunnen tcch, schijnt het, zonder den landbouw te baten den verbruiker schade toebrengen immers zj kunnen den grondeigenaar bevoordeelen, en de grondeigenaar is de landbouw niet. Ziedaar 'het gelieikoesd argument der zoo genaamd klassieke staathuishoudkunde. Ver- liooging der graanprijzen komt aileen den grondbezitter ten goede, verlaging dier prijzen berokkent hem alleen verlies, zoo klinkt het eenstemmig in het liberale kamp, en Oobden voegt er aan toe: »dat verlies is rechtvaar dig,", terwijl Proudhon er van maakt »la propriétó (de la terre) c'est le vol." Dus alleen de grondeigenaar verliest bj niet bescherming alleen hij wint bij het heffen van graanrechten. Het schijnt dat de heer Patjn er ook zoo over denkt; immers op bladz. 67 zegt h ij »men berekent dat van de FransC' e consu menten jaarljks eene som van circa 250 millioen francs wordt geheven ten bate van ca. 20 ',0C0 grondeigenaars." Maar neen, het schijnt dat de heer Patijn er niet zoo over denkt, want op bladz. 33 en 35, waar de schrjver ons mededeelt, niet hetgeen men berekentdoch hetgeen men ziet en waarneemt, zegt hij »In den (Franschen) landbouw zien we niettegenstaande de telkens verhoogde rech'sn een voortdurenden achteruitgang in de waarde der lander jen"»Het aantal hofsteden dat te huur staat neemt toe en de huurprjzen dalen. De pacht, vroeger 100 a 125 francs per hectare, is nu moeilijk 75 fraDCS Welnu, deze laatste zinsnede doet ens een wapen aan de hand, dat het treurig, ook door de Nederlandsche Regeering gebezigd argu ment te niet doet, dat de pachters op den duur geen belang hebben bij verhooging of verlaging der graaupr jzen, dat die verhooging alleen ten bate komt, die verlaging alleen ten laste der grondeigenaars De pachten in Frankrijk, zoo zagen wj, zijn gedaald met 25 a 5(rs. per hectare, (Óok voor Nederland kan men aannemen, dat de daling der pacht de 125 niet te boven gaat Het aandeel van den grondeigenaar in het verlies, door de daling der graanprijzen te weeg gebracht, is dus hoogstens tr. 50 per hectare. De hectare bouwgrond brengt gemid deld op 22 hectoliter tarwe; de prijs dezer graansoort is met cr. fr. 8 gedaald, zoodat d8 hectare den pachter eene minder- opbrengst bezorgt van fr. 176, ongerekend nogdemin- der-opbrengst van stroo, nagewas enz. Tegenover dit verlies van minstens fr. 176 staat eene vermindering in de pacht van hoogstens fr. 50; al het overige bljlt den pachter, zjn arbeider en zjn geldschieter druk ken. Doch wat méér is, indien zelts de ge- heele pacht (100 a 125 fr.) kwam te vervallen, met andere woorden indien op den landeigenaar verhaald werd al hetgeen slechts met eenige mogelijkheid op hem te verhalen is, dan nog zou er een niet gering verlies voor den pachter, den loonarbeider en den geldschieter over- bljven; zoodat de stelling, dat op den duur geen ander dan de grondeigenaar het verlies draagt of de winst geniet, die het gevolg zijn van lage of hooge graanprjzen een van die holle tbeoriën 'blijkt te zijn, die men n et spoedig en ver genoeg van zich kan afwerpen. Het is hier de plaats niet om het theore tisch bew js te leveren, dat, ingeval van stijging of daling der in den landbouw te behalen arbeidsbelooning, zoowel de ondernemer, da loonaibeid en het kapitaal als de landeigenaar, gebaat worden of in het verlies deelen, en ieder volgens zjn evenredig aandeel. Ik heb dit reeds elders bewezen. (Zie o. o Sociaal Weekblad 1887 no 7 De onbevooroordeelde is trouwens verplcht te erkennen, dat het in de werkelijkheid niet anders plaats vindt. Toen het den landeigenaars goed ging, hadden pachters, geldschieters en loonarbeiders niet te klagen. Nu de pachten sterk dalen, zijn de ondernemers vaak niet bj machte ze op te brengen en ziet men lal van arbeiders zonder werk. Het is inderdaad treurig, op zoo menige kiesvergadering in deze dagen een daverend applaus te zien uitgelokt door woorden als deze »Ik wil geen bevoordeeling van den landeigenaar ten koste van den minderen man" welke woorden geen andere beteekenis hebben dan: sik wil geen arbeid voor den minderen man ten koste eener geringe stijging van den broodprjs" Uit bet betoog van den heer Armand Diepen bljkt aldus daghelder, dat de landeigenaar zoowel in den onspoed als in de welvaart van zjn pachter deelt. Dat eene kleine verhooging van den broodpr js niemand kan schaden als daartegenover eene vermeerdering van winstgevendeu arbeid en grootere welvaart staat, wordt ook door hem op afdoende wijze aangetoond. Mochten onze vrijhandelaars zich dit voorgezegd laten honden en zj niet meer het groote publiek misleiden door schrikbeelden, die bj nader onderzoek blijken spoken t.« zjnl Mochfen zj vooral bj de verdediging hunn.r beginselen in het oog houden, dat vóór alles recht en waarheid op den voorgrond bebooren te staan, dan gewis zou ook het groote maat- schappeljke vraagstuk een stap nader tot zjne oplossing gekomen zijn DUITSCHLAND. De Reichsanztiger heeft het volgerde bul letin opgenomen Charlottenburg, 12 Maart. De Keizer heelt niettegenstaande do vermoeiende reis en de in de jongste dagen ondervonden gemoedsbe wegingen, een goeden nscht doorgebracht. Hj gevoelde zich niet vermoeid ;de ademhaling is onbelemmerd en da plaatseljke verschjn- selen zjn dezellde gebleven. Meerdere lui-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1888 | | pagina 1