0
OUD LIED
3
De voorlaatste bladzijde van den letterdruk vangt aan met de
woorden: Iloc opus dei favente gratia explelus etc. sciedamnis.
Anno M°OCCC°XCVIII".
De laatste bladzijde vertoont, evenals de eerste, twee bout-
sneden ieder boven elkander, waarvan de een de H. Liduina voor
stelt, die haren levensbeschrijver Brugman den hemel binnenvoert
en voorstelt (vermoedelijk) aan de A. H. Maagd en de H. Anna, terwijl
daaronder dezelfde als op de eerste bladzijde met de beide wapens
voorkomt.
De
letters
hoornen
SrNTE LIEDEWIJN, MAGET VAN SCHIEDAM.
Stem Jupiter was seer met tooren ontsteken.
Schiedamsche Maeght Liedewijn 'k kom u groeten
Met ootmoedigheyt,
'k Hoop dat ghij suit door u bidden versoeten
Mijn swaermoedigheyt.
Mijn hart tot u schreyt
Mijn. hartje nae u sucht
Mijn hartje tot u vlucht
Want 't is gantsch beducht.
Maeghtals ik merck wat ghij hier hebt geleden
In all' uwe leên,
En boe ghij hebt in uw sieckte gestreden
En uw Godt beleen,
So houdt op 't gesteen
Van mijn swaermoedigh hart,
Het wegh werpt alle smart
Daar 't in was verwart.
Sint Liedewijn, van den hooft tot beneden
Is u lijf gewondt,
Daer is in u, en in all' uwe leden
Niet een lit gesondt,
En siet uwe mondt
Hierover Godt belijdt,
ln 't geene dat ghij lijdt
Zijt ghij gantsch verblijdt.
Ja, 't welck is meer, 't is geweest u begeerte
En uw eige eijsch,
Dat Godt den Heer met veel smarten en seerte
Heeft besoclit u vleijsch,
Niet eer hebt ghij peijs,
Gekregen van het vrijen,
Voor dat dit bitter ly'en
Wierdt in u gesien.
Uw schoonigheijt meenich menschen bekoorden
Tot uw' soete min,
't Welck als ghij saecht en uijt anderen hoorden
Soo naemt g' in uw sin
D' Heer der Cherubin
Te dienen als sijn Maeght,
Aen wien ghij u opdraeght
't Welcken hem behaegt.
Uw Bruydegom heeft aan u doen gegeven
En betoont dees' eer
Dat ghij geweest noijt en zijt in u leven
Sonder pijn of zeer.
Dus heeft uwen Heer
Sijn liefde uitgewrocht
En sich aen u verknocht
G'lijck ghij had versocht.
In deze noodt quam de Moeder des Ileeren
Troosten u gemoedt
Sij quam uijt gunst en uijt liefde vereeren
U een Roosen-IIoedt-,
Ja ons' Opper-Goedt,
Heeft voor uw' siecke bedd'
Sijn tafel neergeset
Ende ghij at met.
Den Engel Godts quam u diekmaels verblijde
Hij u vrientschap dee
Uijt Paradijs ter geluckiger tijden
Brocht een stock hij u mee
Waermee hij u twee
Gordijnen open stiet,
Den Engel in 't verdriet
Nimmer u verliet.
Als uwe pijn had geduert langhe jaren
In de stadt Schiedam,
Soo heeft uw siel in sijn hof doen vergaren
Het onnoosel Lam
't Welck u tegen quam
En seij met vrind'lijckheijt
Den hemel langh verbeijdt
Is voor u bereijdt.
Zijt wellekom Liedewijn Godt's vrindinne
Hemel-waerde Bruijdt
Hiep 's Hemelshof ende seyeijkomt binne,
Met een soet geluijdt
Uw geween is uijt
Uw droefheyd is gedaen
Uw vreughd sal noyt vergaen
Maar sal eeuwigh staen.
'k Wensch u geluck Liedewijn in uw vreughden
Die staeghs dueren sal,
Gewaerdicht mij te verwerven veel deughden
Van den grooten AL,
Die dit tranendal
Geschapen eertijts heeft
Die eeuwich heeft geleeft
Die sijn Rijck u geeft.
Getrokken uit»Den Sin gen de S waen" dat is Den Lofsangh
der HeyjigenDie als singende swaenen, de doodt blijgeestigh
hebben ontvangen." Gemaeckt door G. D. S. t Antwerpen, G UIL-
LI AM LESTEENS, in de Hooghstraet, in dePelhkaen. Anno lbo5.
fKbiebam,
^iti pollantiia
plaatjes van dit exemplaar alsmede de versierde kapitale
zijn allen met zorg gekleurd het boekje is ingenaaid in
omslag, blijkbaar bindwerk van den tijd der uitgave.
14 APÏ\ILIS.