iititct s ïeiicn^Wsctfriims.
FEESTNUMMER VAN DE NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT.
Schiedam viert feest, viert schitterend feest. En dat ter eere
van een arme maagd, die naar wereldsche zienswijze geen groote
of roemrijke daden heeft verricht, integendeel gedurende bijna heel
haar leven aan het ziekbed gekluisterd was. Toch werd dat ver
borgen leven dier jonkvrouw door haar schitterende deugden, haar
buitengewone lijdzaamheid, haar liefde tot God en hare evennaas
ten, zoo -belangwekkend, dat een overgroot aantal geleerden, zoo
wel Nederlanders als vreemden, Katholieken en on-Katholieken, een
Opperpriester der Kerk, ja zelfs een heilige, haar leven beschreven
of van dat leven gewag maakten. Wij meenen dan ook onzen le
zers geen ondienst te doen, door eenige schrijvers op te sommen,
die sedert haar dood in alle eeuwen blijken van belangstelling heb
ben gegeven in haar leven, hare daden, en niet minder in hare
smarten.
ermoedelijk. heeft het eerst over haar geschreven de pater Domi
nicaan Herman Gornerus, die in het jaar 1437, alzoo slechts vier
jaar na de H. Liduina is gestorven.
Op de tweede plaats vermelden wij den beroemden pater
Franciscaan Joannes Brugman, die haar leven wel driemaal be
schreef.
Voorts vinden wij Thomas a Kempis, de onovertroffen schrijver
ook van de Navolging van Christus.
In 1 r96 vei scheen te Gouda van een onbekend schrijver een
boek den titel voerendDer Maghet Liedwij van Scyedam, Leven
ende Mirakelen.
In 15-18 kwam te Keulen voor het eerst uit het werk van
Albertus Kranzius, terwijl wij nog als schrijvers van de 10de eeuw
te noemen hebben: Reinerus Snoius, Joannes Molanus en Lauren-
tius Surius.
Als eerste Fransche levensbeschrijving wordt vermeld die van
Michaël d' Esne, bisschop van Doornik, welke ten titel had. La vie
dé la tres-sainte et vraijment admirable vierge Ludyvine.
In de '17de eeuw vinden wij Franciscus Haraeus, Petras Ri_
badeneira. een Spaansch Jezuïet, Walrandus Caoult, Mathias Larn-
brecht, bisschop van Brugge, .Cornelins Grasius, een Karthuiser,
Heribertus Rosweijdes van de Sociëteit van Jezus, Albertus Mi-
roeus Dionysius Mudzaert van de Orde der Norbertijnen, Arnoldus
Raissius, Theophilus Raynaudus van de Soc. Jez„ Guilielmus Tliie-
sault, een Fransch Jezuïet, Andreas du Saussay, den beroemden
Cornelius a Lapide, Maximiliaan Sandaeus, Ludovicus Jacobs, Odo-
ricus Raijnaldus, en eindelijk nog twee Jezuïeten Daniel Papebrochius
en Andreas de Boeije.
In de 18de eeuw schreven Adrianus Baillet, die volgens velen
te streng te werk ging in het beoordeelen van geschiedkundige
feiten, de meest bekende der Jansenistische schrijvers Hugo Fran
ciscus van Heussen in zijn Batavia Sacra en in zijn Historia Epis-
copatuum foederati Belgi, ook nog Timotheus a Praesentatione,
een Carmelieter monnik, en de protestantsche geschiedschrijver
Cornelius van Alkemade. Vervolgens hebben wij uit dit tijdvak
nog twee mannen te noemen, die bijzonder de aandacht verdienen
namelijk Paus Benedictus XIV, en de H. Alphonsus Maria de Li-
guorio. De beroemde Engelsche schrijver van i>The lives of the
fathersetc, A. Bulter, mogen wij zeker niet onvermeld laten.
Eindelijk hebben wij uit de 19de eeuw nog op te teekenen
den schrijver van «Die Christliche Mystik, J. Görres, Everardus
Stephanus van der Haagen in zijn ))Levens der Heiligen, Kerkva
ders en Martelaren", en nog eenige niet-katholieke schrijvers, zoo
als wijlen onze stadgenoot Dr. A. Maas, die over Liduina schreef
in de «Vriend des Vaderlands" A. J. van der Aa, die dat deed in
zijn «Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden en professor
W. Moll. Ook schreven in den laatsten tijd nog Zijn Eminentie
Kaidinaal J. B. Pitra, Coudurier erf Fransch priester, wiens leven
van de Gelukzalige Liduina in het Italiaansch en in het Hollandsch
werd vertaald Fredericks Pösl, een Redemptorist, terwijl wij ook
met onopgemerkt mogen laten voorbijgaan den heer J. B. Nolet,
wiens opstel «De Zalige Lidewij" werd opgenomen in de levens
beschrijving van Heiligen, Kerkvaders en Martelaren, waarvan de
uitgave door den heer A. J. L. M. Lux in 1864 werd bezorgd.
ST. LID UI NA-F EES TEN,
5 April 1890 17 April.
Nadat Vrijdag-ochtend eene plechtige H.
Mis was opgedragen, hadden des avonds we
der de gewone oefeningen van de Novene
plaats. y\an den plechtigen omgang met de
Relikwieën namen thans deel dezelfde eerw.
heeren die Woensdag daarbij tegenwoordig
waren benevens de eerw. heeren F.Gribling
en 'lh. Ebbinkhuijzen, kapelaans der parochie
van den H. Jozef te Rotterdam, en J. de
Graaf, kapelaan van het R. K. Weeshuis aldaar,
liet plechtig Lof werd weder gecelebreerd
door den weleerw. heer A. Hohërhoek met
assistentie van de eerw. heeren G. van der
Burg en D. Meijer.
Ook nu was de kerk weder gevuld met
een talrijke menigte geloovigen en belangstel
lende andersgezinden, die thans met bijzon
dere aandacht de feestrede hoorden, die
door den weleerw. pater C. Wulfingh, van
de orde der Redemptoristen, werd gehouden.
Naar aanleiding van den tekst in liet Evan
gelie van den II. Lucas: «Moest de Christus
niet dit alles lijden en aldus ingaan in Zijne
heerlijkheid." Diezelfde woorden, welke ook op
den Tweeden Paaschdag vin het jaar 1433,
den vooravond van Liduina's sterfdag, door
de gewelven der oude St. Jans-kerkklonken,
had de gewijde redenaar tot uitgangspunt
gekozen voor zijne schoone rede, waarin
hij ons de lijdensjaren der H. Liduina schet
ste, van af het oogenblik dat zij door een
val op het ijs op den feestdag van O. L.
Vrouw Lichtmis 1395 een harer ribben brak,
tot de stonde waarop zij hare reine ziel aan
haren Schepper wedergaf. Op treffende wijze
schetste spr. ons dat naamloos lijden 38 jaren
lang door de II. Liduina doorstaan, en
waarvan zij er 36 aan het ziekbed ge
kluisterd doorbracht. Dat lichamelijk lijden,
nog vermeerderd door de smarten die zij
in hare ziel leed, was voor onze heilige Schie-
damsche maagd de oefenschool der volmaakt
heid geworden; want eerst na voortdurenden
strijd, eerst na zeven lange jaren, was zij
tot de volmaaktheid gekomen, die haar deed
uitroepen Heer, doe mij nog meer lijden.
Toen eerst vond zij te midden van haar lij
den dien hemelschen -troost en een zoeten
balsem, die haar gewond hart verkwikte.
Liet lijden was voor haar de oefenschool
aller deugden geworden; hare smarten had
den haar gelijkvormig gemaakt aan haar
goddelijken Bruidegom en Heer Jezus eene
gelijkvormigheid die zich ook daarin toonde,
dat zij ook de Vijf LI. Wonden des Verlos
sers, zij het dan ook voor de wereld onzicht-
baart, in haar gefolterd lichaam droeg.
Aan deze treffende uiteenzetting van Lidui
na's mateloos lijden verbond de feestredenaar
eene opwekking om het lijden en de kruisen,
die God ons toebedeelt, met geduld en' on
derwerping aan Zijnen IJ. Wil te dragen.
Het lijden, zoo ongeveer besloot de gevierde
redenaar, is ook voor ons de ladder der vol
maaktheid en de weg tot de vreugdede
vernedering zal ons voeren tot de'verhef
fing, tot de eeuwige heerlijkheid. - - Met op
gewekte geestdrift werd na deze schoone rede
aan het einde van het Lof de jubelzang der
H. Liduina aangeheven, nadat te voren, na
de gebedene der Novene, de smeekzang tot
onze zalige Stadgenoote op treffende wijze
was gezongen.
De feestviering in de parochie van den
H. Joannes den Dooper belooft zeer luisterrijk
te zullen zijn. De versiering in de kerk be
gint op het oogenblik dat wij dit schrijven
(Zaterdag) hare voltooiing te naderen. De
decoratie naar een plan van den architect
E. J. Magrij te Rotterdam uitgevoerd, omvat
de geheele kerk, die er met hare vlaggen-
trofeën, vanen, wimpels en groen- en bloemen
versiering inderdaad zeer keurig zal uit
zien de aanstaande feestelijkheden zullen
ons aanleiding te over geven, deze versiering
in bijzonderheden te beschrijven.
Aan deze feestviering in de St. Jans-kerk
zijn gewis bijzondere herinneringen verbon
den. Het was in de oude St. Jans-kerk, thans
de Groote Kerk op de Markt, dat de Passie
des Heeren op Palmzondag, 18 Maart 1380
gezongen weVd, (oen de II. Liduina het levens
licht zag. In dat Godshuis ontving zij ook
den H. Doop. Daar ook knielde zij zoo vaak
neder om de godsdienstoefeningen bij te wonen
of voldoening te geven aan hare levendige
godsvrucht tot de A. H.Moeder des Heeren
daar ook werd hare uitvaart gehouden en
waren hare kostbare overblijfselen zoo lang
het voorwerp eener bijzondere vereering.
Ihans wordt in de nieuwe St. Jans-kerk,
zooals liet vaak in de oude geschiedde, hare
nagedachtenis met feestehjken luister en
plechtige godsdienstoefeningen gevierd.
Voorzeker deze herinneringen moeten ons
allen. Katholieken van Schiedam, bij de plech
tige feestviering in de St. Jans-kerk nog tot
verhoogde feestvreugde stemmen. Deze feest
viering is dan ook zonder twijfel de vervul
ling van een vromen wenscb, die reeds voor
tal van jaren door de R. K. gemeente van
Schiedam, toen nog alleen door den pastoor
en kerkmeesteren der St. Jans-kerk vertegen
woordigd, werd gevormd.
Reeds in 1836 werden, vermoedelijk op
initiatief van wijlen pastoor Verwaijen, door
den procurator van de Nederduitsche provin
cie der E.E. Dominicanen te Rome, pater
Vincentius La Marche, stappen in zake
Liduina s openbare vereeriiig gedaan, en
schreef hij in antwoord op een brief van
den provinciaal Joannes Dominions Raken
pastoor der St. Dominicus-kerk te Rotterdam'
dat hij hoopte hem den troost te kunnen
verschaffen, dat men het Officie en de Mis
(minstens van de commune) der Maarul
Liduina zou kunnen zeggen. In een volgenden
brief schreef pater La Marche, dat hij
nadere berichten omtrent liet Officie van
de H. Liduina zou afwachten, om de zaak bij
de Congregatie der Ritussen te behandelen.
Ofschoon die welgemeende poging toen
dooi de moeielijke tijdsomstandigheden °-een
gevolg had, meende men echter de zaak niet
te moeten laten rusten. De eerbied en het
4
Parochie van O. L. Vrouw Visitatie.
Parochie van den H. Joannes den Dooper.