Kerknieuws.
GEMENGDE BERICHTEN.
LAATSTE BERICllTEiY
gebouw met zijn witgekalkte muren, hoo-
ge beschotten en theaterbanken op mij
maakte? De ijskoude adem van Calvijn's leer
woei mij overal tegen. Langzamerhand herstel
de ik van dien geestdoodenden indruk de ver
beelding verwijderde de hooge schutting, die het
priesterkoor aan mijn oog onttrok, verplaats
te mij in de 15de eeuw en daar zag ik in den
geest het hoofdaltaar, waar het H. Misoffer
werd opgedragen, daar hoorde ik de zangen
der pelgrims, die van heinde en verre hier
ftaar Sint Liduina's grafstede, samen
stroomden.
Nog klonk mij het Vale felix Lydewidis
m de ooren, toen mijn gids, een goedharti
ge man, wiens welwillendheid ik altijd dank
baar herdenk, mij in het werkelijk leven
teiugriep met de naïeve vraag«Meneer,
wat staart u toch op die houten gebinten
Daar is niets aan te zien." De man had
"volkomen gelijk, en ik volgde zijn schreden.
In het middenschip, dat alleen voor den dienst
gebruikt wordt en daarom door een hoog
getimmerte is ontsierd, schoof hij een paar
stoelen op zijde, ten einde mij het opschrift
eener groote grafzerk te laten ontcijferen,
maar onverwachts daagde een kerkedienaar
°P met gramstorigen blik en dreigend ge
baar, zoodat ik mijn vermetel waagstuk ter
stond liet varen. Naar achteren voortschrij
dende (achter is volgens katholiek spraak
gebruik de ingang der kerk) zag ik tegen
een der kolommen het eenvoudig monument
van Cornelis Haga, een van Schiedam's on
bekende grootheden want al is de straat,
die toegang geeft tot een der voorsteden,
naar Neerland's eersten gezant bij den Sul
tan genoemd, toch heb ik maar al te dikwerf
ondervonden, dat de Schiedammers niets van
dezen staatsman wisten. Verder ontmoette
ik eene zware ruwgeverfde tafel, die, zooals
'k vernam, voor het Avondmaal moest die
nen. Het deed mij pijnlijk aan, dat uiterlijk
niet meer eerbied getoond werd voor eene
godsdienstige handeling, die in het oog der
protestanten toch niet allen zin verloren
heeft; eveneens trof het mij, toen ik opmerk
zaam werd gemaakt op een armen-preek-
stoel, alsot de armen, de geliefden desHee-
ren, met de rijken niet één huisgezin uit
maken. Wij vervolgden onzen weg en
naderden den kansel, het middenpunt van den
protestantschen eeredienst. Dit meubelstuk,
smakeloos en onaanzienlijk, zooals bijna alles
Wat men hier aantreft, was misschien nog
goed voor Ds. Pantekoek, doch onze beroemde
Schiedammer Ds. Clarisse heeft zich zeker
daarover geschaamd. Kerkelijke kunst schit
tert hier door afwezigheiddoch neen, laat
ons billijk zijn, rond de kuip van den preek
stoel bespeurt men onder een laag vernis de
afbeelding der Evangelisten deze is wellicht
°nze aandacht waardig evenals het gesmeed
koperen poortje beneden aan de trap.
Zooals elders lag ook hier een Bijbel op
den preekstoel. Om eene nieuwe wending
aan ons gesprek te geven, vroeg ik glim
lachend mijn cicerone, of deze Bijbel de
vertaling was van Ds. Van der Palm. Op
deze vraag, hoe onschuldig ook gedaan, vatte
de goede man vuur. «Neen, meneer," ant
woordde hij met een stem, trillende van
verontwaardiging, «Neen, meneer, het is het
oprechte Woord Gods van 1649. Ter
stond haalde hij mij den foliant en liet mij
tot bewijs titelblad en voorrede zien. Ik had
eene gevoelige snaar aangeraakt. Met eene
welbespraaktheid, die men niet verwachten
zou, hing hij een treurig tafereel op van den
tegen woordigen toestand des Protestantismus,
van het driest optreden des ongeloofs, van
de nalatigheid en onverschilligheid veler lid
maten. «Ziet ge daar dat hooge gestoelte
vroeg hij, wijzende naar een hooge bank
tegenover den kansel«dat is de plaats voor
«de hooge overheid van Schiedam, maar, het
»is den Heere geklaagd, zij is altijd onbezet.
«Ware ik de kerkeraad, ik plaatste daar de
«armste gemeenteleden."
Nog veel had de goede man, in wien een
geloovig christenhart klopte, mede te deelen,
doch mijn geduld raakte ten einde, en links
en rechts had ik reeds een vorschenden blik
geworpen om te zien, of er ook eenig spoor
van »paepsche afgoderije" te ontdekken viel.
De beeldstormers en hunne naneven hadden
eer van hun werk. Het gebinte was flink
geverfd, de muren waren mooi gewit, geen
geschilderd ruitje herinnerde nog aan de
«grouwelicke supersticiën". Te vergeefs zocht
men het Maria-koor, waar eertijds de H.
Liduina als kind zoo menigmaal kwam bidden,
het was afgeschoten en tot consistorie-zaal
ingericht en Liduina's kapel Tegen
den zijbeuk rechts was hare kapel opgetrok
ken, doch ik bespeurde nietseindelijk zag
ik in den Zuidoostelijken hoek een deurtje, ik
trad daar biunen en bevond mij in een ge
welfd vertrek, welks wanden met goudleder
waren bekleed. Zoo ergens eene plaats, dan
was deze als kapel aan te wijzen. Het Go-
thisch raam, waarop Liduina's leven voorheen
geschilderd stond, was dichtgemetseld, gelijk
aan den buitenmuur in het Kerksteegje nog
duidelijk zichtbaar isdaarentegen zagen
vierkante, vormlooze vensters uit op het oude
kerkhof, tegenwoordig in plantsoen veranderd.
Overigens viel er niets waar te nemen dan
een kastje, waarin vermoedelijk het zil
verwerk geborgen was.
Ik stond dan in dat heiligdom, waar God
door de voorspraak der H. Liduina zoovele
wonderen had gewrocht, waar zooveler ge
beden waren verhoord. Hier had haar heilig
gebeente gerust, hier had zij gewaakt over
hare burgerij, van hier was een zegen over
stad en land uitgegaan.
Gaarne had ik op deze dierbare plek lan
ger vertoefd, doch mijn gids spoedde zich
voort en had nog veel te vertellen, wat ech
ter mijn gedachte van Schiedam's Patrones
niet kon afleiden. Hartelijk dankend nam ik
afscheid en voor immerwant de innig gods
dienstige man is sedert ter ziele gegaan.
Ter gelegenheid van de plechtige uitvaart
en begrafenis van den zeereerw. heer A. J.
Van Lottom, pastoor te Wateringen, was
Donderdag 11. die gemeente in rouw gehuld.
Allerwege in het dorp ontwaarde men ge
sloten huizen en vlaggen halfstok. De kerk
was nog nooit zoo plechtig in rouw gezien.
Een indrukwekkend Requiem, waartoe ook
zangers uit het naburige Rijswijk hunne mede
werking verleenden, werd uitgevoerd. Bij de
welsprekende woorden van den zeereerw. heer
P. De Bruijn, pastoor te Loosduinen, die de
lijkrede hield, waren velen zichtbaar aange
daan; zij herdachten daarbij hun jeugd, hun
Eerste H. Communie, en hoe de Pastoor hen
steeds op het goede pad geleid en nooit uit
het oog verloren had. De laatste plechtig
heden bij het graf werden verricht door den
zeereerw. heer P. Van der Haagen, pastoor
te Zoetermeer, die pastoor Van Lottum bij
zijn komst te Wateringen, in 1841, had ont
vangen.
De overledene was de oudste priester van
ons bisdom. In 1801 werd hij geboren te
Amsterdam, bezocht daar het gymnasium,
ging vervolgens naar het seminarie te War
mond, werd subdiaken, diaken en priester
gewijd te Mechelenente Munster en was acht
jaren kapelaan, meerendeels te Amsterdam,
waar hem was opgedragen predikatiën in de
Fransche taal te houden. Later werd hij
benoemd tot pastoor te Buitenveldert, te
Vlaardingen en te Wateringen. Zijneerw.
zou in Juni van dit jaar zijn 65-jarig pries
terschap hebben gevierd. Van een buiten
gewoon sterk lichaamsgestel, kende hij geen
ziekte of kwalen en beschikte over een onge-
meene werkkracht, die hem zelfs de noodige
rust deed versmaden. Naar het lichaam
geheel uitgeleefd, maar met een gezonden
geest en opgeruimd gemoed, verliet hij zijn
werkkring, omdat de Almachtige hem tot
zich riep. Bij allen stond pastoor Van Lot
tom bekend als een vurig ijveraar voor het
geloof en een milddadig verzorger der armen.
Zijne nagedachtenis zal nog lang in de pa
rochie van Wateringen blijven leven.
Het getal der Nederlanders, die de bis
schoppelijke waardigheid bekleeden, zal eer
lang met één vermeerderd worden. Op goed
gezag kunnen wij mededeelen, dat de Eerw.
P. Poel, van de Orde der Minderbr. Recoil.,
eerlang tot Bisschop in de Hollandsche mis
sie van China zal worden verheven. Velen
onzer lezers zullen zich Z Eerw. wellicht nog
herinneren, daar hij, twaalf jaar geleden,
ten behoeve der Missie, op tal van plaatsen
welsprekende liefdadigheidspredikatiën heeft
gehouden.
De heer Dutoit, hoofd van het departe
ment van onderwijs in de Transvaal, heeft
zijn ontslag genomen, wegens ziekte zijner
echtgenoote, waardoor hij verhinderd wordt,
vooreerst naar de Transvaal terug te keeren.
Te Amsterdam kwam binnen het stoom
schip Prinses Marie, van de Maatschappij
«Nederland." Op de terugreis werden de
passagiers en de equipage van dit schip door
influenza aangetast, tengevolge waarvan vier
passagiers en drie personen der bemanning
overleden. Het laatste sterfgeval had plaats
bij den doortocht van het Engelsche Kanaal.
Een vreeselijk ongeluk heeft op een stoom
boot op de Saginaw-rivier plaats gehad. Op
de boot die een pleiziertochtje zou maken,
had een menigte menschen plaats genomen.
De kapitein, die ook met het innen
van het geld was belast, verliet eenige
oogenblikken het stuurrad, dat hij in handen
van een machinist achterliet. Door den hoo-
gen waterstand kon de boot niet onder de
laagste boog van de spoorbrug, die over de
rivier is aangelegd, door. De man aan het
roer scheen dit echter niet te bemerken,
althans hij stuurde er op aan met het gevolg
dat de boot tegen den brug aanvoer
en het dek bijna geheel werd verbrijzeld
Een groot aantal passagiers viel in het water
en twaalf verdronken of werden door de
aanvaring gedood. De kapiteiu en de. ma
chinist bekwamen geen letsel, Beiden zijn
gearresteerd.
Uit Leiden verneemt de N. R. Ct., dat de
gezondheidstoestand van den heer II. J. Bool,
lid der Tweede Kamer, langzaam vooruit
gaande is. Voor eene ernstige wending be
hoeft op dit oogenblik geen vrees meer te
bestaan.
MADRID, 27 April. Men gelooft dat het
aantal werklieden te Barcelona, die inge
schreven zijn om deel te nemen aan de ma
nifestatie op 1 Mei wel 50.000 zal bedragen.
De werklieden zeggen, dat zij aan de over
heid diegenen zullen uitleveren, welke de orde
zullen verstoren. De troepen zullen in de
kazernes gereed worden gehouden.
NEW-YORK, 27 April. Een dépêche uit
Rio de Janeiro meldt, dat alle oneenigheid
onder het ministerie heeft opgehouden en
Barboza en Bocayava hunne portefeuilles be
houden.