Bimienlandscïie Berichten.
Ingezonden.
Parijsche Kroniek.
BIJVOEGSEL
Kerknieuws.
behoorende bij de
van 12 en 13 OCT. 1890.
(Vervolg.)
Te Doetichem ontstond eergisteren ongeveer
zeven uur een vrij hevige brand bij den
werkman De Vries, welke zoo spoedig toenam
dat vier huizen, bewoond door vijl gezinnen,
totaal werden in asch gelegd. De huizen
waren van verscheiden eigenaren en allen
verzekerd, de inboedels slechts gedeeltelijk.
Oorzaak niet bekend.
Te Maastricht zijn gearresteerd twee Duit-
schers, die een koffer aan het spoorwegsta
tion aldaar hebben ontvreemd. Zij worden
ook verdacht van in hun land een brieven
besteller van zijn brieven en geldswaarden
te hebben beroofd. De Rechtbank te Maas
tricht heeft hunne gevangenhouding verlengd.
In verband met de te beramen plannen
tot eene plechtige viering van het gouden
priesterfeest van mgr. Snickers, aartsbis
schop van Utrecht, kan het Utr. Dagbl.
mededeelen, dat voor zoover de feestviering
van den hoogen jubilaris-zelf zal uitgaan,
deze een uitsluitend kerkelijk karakter zal
dragen.
De deken van Amsterdam, de hoogeerw.
heer mgr. tl. Poppen, zal den 25sten Novem
ber zijn gouden priesterfeest vieren. De Am-
sterdamsche Katholieken zullen hem een
geschenk aanbieden. Mgr. Poppen is huis
prelaat van Z. II. den Paus en kanunnik
van het kathedraal kapittel van Haarlem.
Over liet zien van muggen, vliegjes enz.
Vele lieden klagen op verschillenden ouder
dom, dat zij dikwijls verschijnselen van don
kere onregelmatige vezeltjes of vlakken, in
de gedaante van muggen, vliegjes, spinnetjes
enz. voor de oogen zien zweven, en wel het
meest als zij op wit, of naar heldere lucht
zien. Bij duisternis of wanneer deze personen
op donkere voorwerpen zien, vertoonen zich
de bedoelde verschijnselen minder: ingeval
zij de oogen bewegen zien zij deze verschijn
selen met dezelve in gelijk richting veran
deren. Bij sommigen zijn die verschijnselen
van geene beteekenis veelal komen dezelve
uit zenuwongesteldheden voort, en doen zij
zich den eenen dag meer dan den anderen
dag voor, al naarmate van de gesteldheid
des persoons, of naar gelang men zich eeni-
germate vermoeid heeft, hetzij door het zien
op kleine voorwerpen, hetzij door ingespannen
denken enz. Daardoor wordt het bloed te
zeer naar de oogen gedreven en deze aan
gedaan ook bij droefgeestigheid ondervindt
men vaak hetzelfde gebrek, hetwelk bij velen
mtusschen van zeer korten duur is en van
zelf verdwijnt. Tot herstel daarvan is wel-
hchl niets geschikter, dan zich veel in de
Vnje lucht te begeven, doch als zoodanige
verschijnselen blijven aanhouden, en inzon
derheid als zij in duisternis een vast punt
houden, dan is het ten hoogste zaak, om
eenen oogarts te raadplegen, vermits zulks
gevaarlijke gevolgen kan hebben, en men
<ooi' verzuim het gezicht onherstelbaar kan
ederven. Over het algemeen is verzuim
'eeltijds ook oorzaak dat eene kwaal of
®e,ng gebrek, dat aanvankelijk zeer wel her-
- e (I kon worden, ongeneeslijk wordtdaarbij
oe vaak zijn de opgenoemde verschijnselen
voorboden van de zwarte, en ook wel van
de grauwe staaren in dit laatste geval, in
een verergerden staat, kunnen de lijders het
daglicht niet meer verdragen, terwijl zij alles
door een mist meenen te zien. Degenen, die
verschijnselen als de boven beschrevene on
dervinden, gebruiken veeltijds met eenig
goed gevolg de blauwe of gekleurde glazen
intusschen wordt de kwaal daardoor ingeenen
deele weggenomen voor zoodanige gebreken
moest men niet op eigen gezag eenen bril
gebruiken. Men dient, gelijk wij gezegd
hebben, geneeskundigen raad in te winnen
en hiervan te verwachten, dat de grondslag-
van het kwaad worde weggenomen, waarop
het eigenlijk aankomt. De kwaal moet niet
verouderen of inwortelen, want zoo wordt de
lijder met blindheid bedreigd. Wij kunnen
het niet genoeg herhalen, een bril is niet
voldoende tot herstel van zoodanige ge
breken, waarover men den arts moet raad
plegen.
Men zie over de vlakken of verschijnselen
voor de oogen De la Hire's beschrijving,
daarvan ontleend uit het volkomen samen
stel der optica of de gezichtkundige verhan
deling van den heer Robert Smits, le boek
3e hoofdstuk, handelende over de oorzaken
der gebreken van het gezicht.
M. VAN DER HOEK,
Hoogstraat, Schiedam.
La Passion tue mais Vamitié
sauve. Alphonse Karr.
Bij het vernemen dat de heer Mermeix,
de onthuller der Boulangistische geheimen,
ernstig ziek ligt, zoodat men vreest, dat hij
in de ijlende koortsen zijn dood zal vinden,
dacht ik aan de bovenstaande woorden. Niet
alleen voor de indivuduën, doch ook voor de
staatkundige partijen, is de hartstocht de
dood; en het is met weemoed, ja zelfs met
tegenzin dat men de tijdperken dier kwaad
aardige koorts, welke nu gedurende bijna
twee maanden vele staatslieden en dagblad
schrijvers heeft aangetast, volgde. Alleen de
liefhebbers van schandalen en de overver
zadigder!, die nog maar erg gepeperden kost
lusten, hebben daarvan genoten. De ern
stige lieden van alle partijen hebber er zeker
meer dan hun lief was van moeten lezen,
van die omkooperijen en dat schacheren tus-
schen prinsen van den bloede en den ge-
woonsten gelukzoekerhet zoude te wenschen
zijn dat al dat politiek schuim voor goed
konde worden weggeveegd. De radicalen
hebben het plannetje opgeworpen om de
drijvers en de hoofden der Boulangistische
samenzwering voor het Hooge Gerechtshof
te dagen; doch dat systeem, in praktijk ge
bracht, zoude de sociale vrede, waarnaar de
goed gezinden en onafhankelijken zoo oprecht
verlangen, niet bevorderen; en het ware on
eindig gelukkiger voor Frankrijk, indien dat
verleden met zijn misstappen en schande
voor altijd konde begraven worden, en dat
er de partijen hunne krachten niet met las
teren en het in tweeën te verdeelen, ver
spilden. Er moesten hier, in een republiek,
eigenlijk geen overwinnaars en overwonnenen
zijn, en zoo men op loyale wijze hare instel
lingen eerbiedigde en niemand onderdrukte,
moesten er evenmin vóóroordeelen als be
gunstigingen gevonden worden.
In de laatste dagen van September is te
Saint Raphael, in 't zuiden van Frankrijk, de
beroemde dagbladschrijver-wijsgeer Alphonse
Karr in zijn 82ste jaar overleden. A Is kroniek
schrijver, en in de gave van het gezond ver
stand in enkele regels samen te vatten, heeft
hij zich een grooten naam als geestig man
gemaakt. Zijne geestige gezegden zijn als
't ware samenvattingen van algemeene denk
beelden, die hij voor goed onder vorm bracht.
Zijn neiging om alles te bespreken en te
critiseeren, heeft hem in eenige zijner ge
schriften zelfs het Catholicisme, dat hij dik
werf verdedigde, doen aanvallen, hetgeen
destemeer onverklaarbaar voorkomt als men
weet, dat hij zeer behoudend van richting
was en de i'epubliek onvermoeid de les
las. Toen men hem eens gevraagd had,
wat hij over de afschaffing der doodstraf
dacht, zeide hij zijn gevoelen daarover in een
geschrift dat ten titel droeg: Messieurs les
assassins" en waarin het beroemde gezegde
voorkomt, dat als de doodstraf moet afge
schaft worden 7>que Messieurs les assassins
commencent"dat zeker wel het probaatste
middel zoude zijn.
Onder zijne vele romans is, y>Sous les
Tilleuls", dat een der eerste was, ook de
beroemdste, doch na den val van het tweede
keizerrijk hervatte hij »les Guèpes" (de
Wespen) waarmede hij in het begin van
zijne letterkundigen loopbaan zulk een groote
bekendheid als kroniekschrijver veroverd
had. In zijn vL'art d'etre heureux",
waarin zooveel talent en buitengewone oor
spronkelijkheid schittert, heeft hij zulke heer
lijke gezegden neergeschreven. Het is daar
in, geloof ik, dat hij zegt«Niets gebeurt
»in 't leven zoo men het gevreesd, noch zoo
runen het gehoopt had," en wat verder
»Ik zie de menschen wel alles volmaken
»wat hen omringt, doch niet dat zij het
«zich-zelven doen." Over het geluk spreken
de, zegt hij zoo schoon »Het geluk is dat
«bekoorlijk huis met rieten dak, bedekt met
«mos en bloeiende irissen, blijft er voorstaan,
»want binnengetreden, ziet gij het niet meer."
De socialisten kon hij niet verdragen,
en tot een hunner aanvoerders sprekende,
werpt hij hem het volgende voor de voeten.
»Gij hebt beurtelings het dwaze dogma der
«gelijkheid gepredikt, dat niet bestaat in
«zich tot anderen te verheffen, doch in an-
«deren tot zicb-zelven te verlagen, en als je
«dat verwondert, vraag je op nuchteren toon
«Wat willen de werkende klassen? De wer
kende klassen wdlen eenvoudig niet wer
ken." Alphonse Karr is, zooals het aan
een wijsgeer past, bijna arm gestorven. De
grootste liefhebberij van zijnen ouden dag
was zijn tuin en het teelen van bloemen, die
altijd zijne lievelingen geweest zijn.
In de tuinen van het Luxemburg is Zon
dag den 5den October het gedenkteeken ont
huld dat daar ter eere van den schilder
Eugène Delacroix is opgericht. Zijn buste
op een nog al verheven voetstuk is door den
beeldhouwer Dalon bewonderenswaardig van
gelijkenis en vol leven weergegeven. Aan
het voetstuk brengt het beeld des Tijds de
Roem aan den Kunstenaar, terwijl een derde
figuur, het Genie voorstellende, deze recht
vaardige en welverdiende hulde toejuicht.
Het leven van dezen Kunstenaar was een
leven van onvermoeiden strijd en arbeid. Hij
werkte uit liefde voor de kunst, die zijn
eenige vreugde was. Alphonse Karr heeft
in een zijner werken verhaald, dat Delacroix,
geen geld hebbende om de lijst van zijn
eerste schilderij «Dante en Virgilius in de
Hel" te betalen, zijn doek met latten had
omlijst, die met lijm bestreken waren, waarop
hij in plaats van goudpoeder koperzaagsel
gestrooid had, want een schilderij zonder
lijst werd in de salon niet opgenomen. De
salon wei'd toen in het paleis van de Louvre
gehouden. Op den openingsdag zocht De
lacroix vruchteloos zijn schilderij. Hij zocht
het tot in de kleine zalen, daar waai
de stukken der beginnenden geplaatst wer
den doch niets vindende, werd hij treurig
en ontstemd, toen een bewaarder hem zeide
«Zijt gij het die dat schilderij met een lijst
van latten vervaardigd, heb ingezonden
Men heeft uwe latten niet gewild. Monsieur
Gros heeft er een mooie lijst om laten zet
ten eu van M. de Forbin-Janson geëischt,
dat uw schilderij, die hij schoon vond, in de
Salon-Carré zoude prijken." De Salon Carré,
de Eere-zaalEn dat voor een debitant.
Wat een vreugde 1 Delacroix loopt diep be
wogen naar den baron Gros. Gros ontving
hem, de deur half openende, en met het
palet in de hand.
Wie is daar?
Ik, mijnheer.
Wie zijt gij
Delacroix.
Wie is Delacroix?
Hij die de schilderij, waar u een lijst
om liet zetten, tentoonstelt.
Ja, zoo, een schuit!
«Dante en Virgilius"
Jawel in een schuit. Het is niet
slecht, hoe oud zijt gij
Drie-en-twintig jaar.
Nu op je drie-en-twintigste jaar schil
dert gij als een meester en teekeut als een
varken ga teekenen leeren.
En de schilder van nHel slagveld van