flit NmDffler behoort
I4e,)aarg. Zondag 25 en Maandag 26 Januari 1891. No. 3892.
V E R S C H IJ N T D A G ILL IJ K S.
Bureau: Boterstraat, E 39.
1'i-ijs van dit Itlad:
Het politiek debat.
ALGEMEEN OVERZICHT.
NIEUWE SCHIEDAM COURANT
p°°i' Sc'dcdam per 3 maanden f 1.50
l a"co per post door geheel Nederland 2.00
zondei lijke Nommers0.05
tekvri :l"'f",lrsrcch1 van den inhoud dezer courant it ver-
volK'"8 'le Wet van 28 Juni 1881 (S/sii. no. 124.)
Prijs der Advertentie»:
Van 1—6 regels0.60
Elk gewone regel meer«0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke
overeenkomsten aangegaan.
ij
dei- W3S 'e V00rzienJ dat de liberale leden
i0ll) weede Kamer ruimschoots gebruik
§eb 'i" maken van de door den Voorzitter
van°- gelegenheid, om bij de behandeling
het' et. hoofdstuk «onvoorziene uitgaven"
^f() h0'd'ek debat te houden, dat tot tijdige
Sta0enin8 van de vorige hoofdstukken der
^begrooting in December II. achterwege
bet65? 'jlldven' h)e gelegenheid om, ondanks
tei evend'g besef van eigen onmacht en
ZiK|0rtkomil,gen' het M'n'sterie der Rechter-
%i 6 gem's aan tact, werkeloosheid en ver-
Wiw° lt,zarr|ing yan 's Lands belangen te ver-
tHarej'' WaS '6 sc'100"> om er niet in ruime
e gebruik van te maken,
n 0 interpellatie van den heer Tak van
^'tvliet, die zich bepaalde tot een verzoek
overlegging van al de stukken op de
gaj,lg0"aangelegenheden betrekking hebbende,
li» 'eeds aanstonds aanleiding toteenleven-
ke^. .?°''tiek debat. Drie sprekers der Lin-
Ee^Zld,'e voerden over de Congo-aangelegen-
^fti 1" woord. De heeren Farncombe
vut,H 6'S' ^oree' van Hogelanden en Rutgers
dio| 'Rozenburg wisten niet beter te doen
ee" uitvoerig debat te houden over deze
Vl 'lie eigenllJk nog niet besproken kan
koa'en' om,'at de lichtverspreidende stukken
Z'^n over8e'egd. De redevoeringen
ej. beeren waren van het begin tot het
'ue ppn «n .1 j_
een en al critiek van de laatste
ng in
liet teekenen
vb 6 ft
^'''"gshandeling in de Congo-aangelegen-
en i,at faai.yan Je beide akten
Jhusselsche conferentie in zake de af-
o fp
t)0,i JnK der slavernij en de invoerrechten in
Men zou de redevoeringen
tlB.. ^'°ngo-Staat.
o—
ueeren gevoegelijk in deze woorden
'"en samenvatten: De Regeering had den
vo0|.. tleze !aak genomen heeft, moeten
V^stZ'en ZÜ had niet hardnekkig moeten
W, J°Uden aan art- 4 van het Berlijnsch
i'HCl YC"1 "ct Ajcuyiiscn
V0ot(jlat,' maar door het bedingen van indirecte
a<-hten
/q
l,'H(-,<leelen V00r onze" hantlel het nadeel
hejj- 'ten te vergoeden, dat deze door het
<\van invoerrechten zoude lijden. Hadden
het S bovengenoemde heeren slechts een, zij
^lejU,0k gewichtig punt van het legeerings-
«ild 'n het debat gebracht, de heer Hartogh
^e'wierp het geheele beleid der Regeering
^';en scherpe critiek. Volgens hem was
tS- goeds 'n de handelingen van het j
Nfirjj61'6 'iet, 'iad zijn program niet uitge-
erl over 't algemeen weinig gedaan de
sociale wetten die het tot stand bracht
beteekenden niet veel. Achtereenvolgens
passeerden de verschillende ministers in zijne
rede de revue, om ven zijne lippen het
«gewogen maar te licht bevonden" te verne
men. Alleen de minister van oorlog had getoond
een man te zijn, die durft wat hij wil. Maar
ook deze minister kon in de oogen van den
heer Seylfardt geen genade vinden. Zeker,
minister Bergansius had bewijs genoeg van
werkkracht gegeven maar het waren allen
maar ontwerpen, alles papier, en met papier
verdedigt men geen land. Kolonel Seyffardt
meende dan ook, dat door de Regeering niets
voor de volksweerbaarheid was gedaan;
slechts ontwerpen waren ingediend, maar
niets was tot stand gebracht.
Het Ministerie, aldus door vijf leden dei-
Linkerzijde heftig aangevallen, vond zijne
verdedigers in verschillende leden der Rech
terzijde, die het regeeringsbeleid op onder
scheidene punten verdedigden. De heer Van
Bylandt merkte aan het adres der leden die
de Congo-zaak bespraken, op, dat het niet
aanging nu reeds een oordeel te wdlen uit
spreken zonder de overgelegde stukken te
kennen. Doch ook in afwachting daarvan
meende hij toch nu reeds te kunnen zeggen,
dat wij door onze aanvankelijke weigering
wel degelijk concessiën in de kwestie dei-
invoerrechten hebben verkregen, en dat het
in vele gevallen voor een kleinen Staat vol
strekt geen schande is, wanneer hij ten slotte
voor de overmacht moet zwichten. Wat de
handelspolitiek der Regeering betreft, ver
trouwde de lieer Van Bylandt en na hem
de heer A. Van Dedem, dat men niet vast
zou houden aan het denkbeeld dat Nederland
tegenover de protectionistische gezindheid dei-
ons omringende landen zijn kracht moet
zoeken in lage tarieven. Men zou dan lo
gisch moeten komen tot het stelsel om in
't geheel geen tarieven te hebben, maar dan
ook tegenover anderen geheel weerloos staan.
Een pi otectionistiscli tarief in den gewonen
zin des woords verlangde de heer Van Dedem
niet, maar wel een liscaal tarief zoo, dat wij
daarin althans eenige kracht kunnen vinden
tegenover de vreemde handelspolitiek. Als
woordvoerder der liberale partij trad daarna
weder op de heer Tak van Poortvliet. Zijn
lede laat zich in een paar woorden resu-
meeren zij komt hierop neer gij heeren
van de Rechterzijde zijt tot niets goeds, aller
minst tot regeeren, in staatwij, liberalen,
zijn de knappe lui, en ik, mr. Tak, alleen
geschikt om minister te zijnmr. Cappeyne
van de Coppello zou het kunnen getuigen.
Zooals wij reeds zeiden, werd het Ministerie
op uitnemende wijze door leden der Rechter
zijde verdedigd. De heer A. Van Dedem
betoogde, dat de Regeering haar program,
zooveel in haar vermogen was, had uitge
voerd. De heer Seret wees er op, dat het
Ministerie onder zeer moeilijke omstandig
heden was opgetreden, en toonde aan, dat
het verwijt van werkeloosheid veeleer op de
vroegere liberale ministeriën van toepasssing
was. En de lieer Oppedijk, zich bij dat be
toog aansluitende, wekte er zijne medeleden
toe op, om vooral thans, nu de schepter aan
Vrouwenhanden is toevertrouwd, eendrachtig
te blijven samenwerken tot bet heil van Ko
ningschap en Vaderland.
Hiermede liep in de zitting van II. Don
derdag het politiek debat ten einde. Op het
oogenblik dat wij dit schrijven, is het ver
handelde in de zitting van Vrijdag ons nog
niet bekend. Men kan echter aannemen,
dat ook daarin de gewone beschuldigingen,
die dezer dagen in tal van persorganen te
gen de Regeering worden ingebracht, sche
ring en inslag zullen zijn. Wat de Linker
zijde der Kamer met dit debat beoogt, is
vrij duidelijkzij bedoelt allerminst liet Mi-
nisterie te doen vallen; integendeel het le
ven van dit Kabinet heeft voor haar bijzon
dere waarde. Haar eenig doel is door uit
voerige politieke debatten de behandeling
der Staatsbegrooting te rekken, waardoor
dan van zelf ook de Stedenwet zoo laat
behandeld wordt, dat zelfs al wordt zij dooi
de beide Kamers aangenomen, zij toch niet
meer voor de aanstaande verkiezingen dienst
j kan doen. Het leven van het Ministerie
moet echter bij dit alles gespaard worden
het moet blijven voortbestaan om de gehate
Legerwet in te voeren, eene taak die de
liberalen liever aan hunne tegenstanders
overlaten, dan dat zij-zelven ze uitvoeren.
BELGIË.
Het Overlijden van den Troonopvolger.
Geheel onverwachts heeft de koninklijke
familie van Belgie een ramp getroffen,
waarbij het geheele land betrokken is. In
den hoopvollen leettijd van 21 jaren overleed
gisteren te Brussel prins Boudewijn, oudste
zoon van 's Konings broeder, den graaf van
Vlaanderen en (daar de Koning geen zoons
heeft) troonopvolger van Belgie. Niets deed
deze treurige tijding voorzien. De Prins, eeij
jongeling van lijzige gestalte en zeer sterk
gestel, was tot voor weinige dagen nog vol
levenslusthij had zelf veel gewaakt aan
het ziekbed zijner veel geliefde zuster, prin-