^4e Jaar
^«jaarg. Woensdag 25 Maan 1891. No. 3942.
VERSCHIJNT DAGELIJKS.
büet
Bureau: Boterstraat, E 39.
ii»'!1..Sd,ieJa"i f"3
•'rijs van dit Klad:
maanden
ƒ1.50
Afa0r i PerP°st door geheel Nederland 2.00
6|''Jke Nommers>0.05
^eu feestdag Tan MARIA,
zal de Xieuwe Schie-
"lln e Courant Donderdag»
ulet verichljnen.
eens de Octrooien.
11.
(Slot.)
Crst sckreef) ia 1851, de heer A. J.
de q S een studie over de Wetgeving
ch e ctr°°ien, waarbij niet de afschaffing,
j^Qoi 'le *ntei nationale wetgeving op de
M v 1 Wer(i gevraagd, hetgeen een we'-
°0r de nijverheid zou zijn. Wanneer
schrijft de brochure, dat deze
1 °ti(J e' eerste geschrift in ons land
Sh)6tierWerP was, dan moet men wel
§e l dat schrijver zeer duidelijk het
hitg,,.t ang heeft ingezien van het sociale
j0tllea U daarvan hij de studie had onder-
n Vervolgens was het de heer mr.
Htg^skerk Az., die in 1856 eene studie
°Ver ^en eigendom van den geest,
over
er-
gunstig voor de handhaving van
V ,j r°°irecht, terwijl tegelijk een beter»
V d'e van 1817 gevraagd werd.
d^rl^ ec^ter i" 1854 een rapport van de
"dsche maatschappij ter bevordering
^l,b''^Verheid (sic 0 verschenen was,
«O de afschaffing van het octrooirecht
Scif VVei'd, of bij de handhaving de ge-
e(, e verbeteringen werden aangegeven,
1867 en '68 twee geschriften waren
etleu, beiden in dezelfden geest ad-
vo'gde in 1869 het voorstel tot
ftiet,1"® der wet- Hadden deze geschriften
l ^U'st dë publieke opinie bewerkt in
s e' van de octrooien, op de Regee-
'ebberi 'e,1on zij toch wel indruk gemaakt te
'H»,! ant de minister van binnenlandsche
rt kior' fi' 'eP z'ch er °P> ia zijne toelichtende
van het ontwerp tot afschaffing
welk ontwerp door de Kamer ook
t Q^en werd.
Mi de publieke opinie begon zich later
eei' meer uit te laten in het voordeel
0,'ee octrooi-wet. Daartoe droeg wel
VM lst het feit bij, dat andere landen,
if l'te 00tei' en invloedrijker dan wij, het
ri v°0,'beeld van Nederland niet volgden,
M<is at integendeel bijv. in Engeland juist
"''tl-,) ^9 de wet op de octrooien herzien
MM en het verkrijgen van octrooi veel
Zj. e'ijker werd gemaakt. Duitschland
\^J"erzijds een nieuwe wet op dit onder-
1(1 voor het geheele keizerrijk, en
'herland kwam in 1888 een wet op da
octrooien tot stand, nadat de Nationale Raad
van dat land zich reeds in 1881 in beginsel
voor de invoering van zulk eene wet had
verklaard. Ook beging ons land in 1883 de
inconsequentie om toetetreden tot de Inter
nationale Conventie van Parijs, ter bescher
ming van den industriëelen eigendom. Daarbij
behield Nederland zich wel volkomen vrij
heid voor omtrent het recht van octrooi,
zoodat ook vreemdelingen hier geen bescher
ming voor hunne uitvindingen kunnen ver
krijgen, maar daarentegen nam het voor zijne
eigene burgers wel al de voordeelen aan,
welke ook aan Nederlanders in andere landen
werden verzekerd. De vraag deed zich toen
op, of wij nu op den duur aan vreemdelingen
kunnen weigeren, wat dezen ons in hun land
zoo gulweg toestaan. Men vroeg toen niet
juist wederinvoering der wet van 1817, maar
liever een goade nieuwe wet op octrooien
voor uitvindingen.
Een dergenen die zich tot het denkbeeld
eener octrooi-wet bekeerd had zelfs, was de
Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid,
welke zich in 1854 tegen de octrooien had
verklaard. Reeds op het Congres, dat in 1879
tegelijk met de algemeene vergadering van
deze Maatschappij werd gehouden, werd door
den heer mr. J. Heemskerk Azn. de vraag
ingeleid >Is het wenschelijk dat de Maat
schappij zich wende tot den Minister van
Waterstaat, Handel en Nijverheid, om eene
nieuwe wet in het leven te roepen, waarbij
de octrooien worden hersteld en deze
vraag werd met op één na algemeene stem
men bevestigend beantwoord. In 1883 schreef
genoemde Maatschappij zelfs een prijsvraag
uit voor »eene goede verhandeling over de
grondslagen, waarop eene octrooi-wet voor
Nederland en tot internationalen waarborg
voor den industriëelen eigendom behoort te
berusten, met omschrijving van de regeling,
die zoodanige wet behoort te omvatten".
Een antwoord is daarop niet ingekomen,
maar op de algemeene vergadering der
Maatschappij van 1888 kwam de vraag weer
te berdetoen werd echter het voorstel van
Arnhem, om de prijsvraag opnieuw uitte-
schrijven, verworpen, waarschijnlijk vooral
omdat reeds eene vereeniging tot verkrijging
van eene octrooi-wet opgericht was. De heer
Heemskerk Azn. heeft zich altijd een voor
stander van eene octrooi-wet betoond. Twee
maal zagen wij hem reeds in het voordeel
van zulk eene wet publiek optreden, en hij
deed dit een derde maal in 1883, toen hij
in zijne kwaliteit van Minister van Binnen
landsche Zaken eene van de Internationale
Congressen bijwoonde, welke aan de wereld-
Krijs der Advertentiën
Van 16 regelsf 0.60
Elk gewone regel meer»0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billyke
overeenkomsten aangegaan.
tentoonstelling te Amsterdam waren verbon
den. Hij verklaarde toen vsteeds de wijzi
ging te betreuren, - welke in 1869 in de
Nederlandsche wetgeving door de afschaffing
der Octrooiwet van 1817 is gebracht, welke
wet door geen andere is vervangen, en hij
hoopte dat Nederland zich ten opzichte van
dit belangrijk onderwerp eenmaal zou aan
sluiten bij de onderlinge samenwerking der
andere volken." Bij zooveel sympathie voor
deze zaak als de heer Heemskerk steeds be
toond heeft, zou men wel verwacht mogen
hebben, dat hij, minister zijnde, iets meer
tot herstel van eene octrooiwet zou hebben
gedaan. Dit is echter niet geschied, wat
zeker aan bijzondere omstandigheden moet
geweten worden het zou niet ongewenscht
zijn, dunkt ons, als de heer Heemskerk nu
nog eens zijne stem ten voordeele van deze
zaak zou willen doen hooren.
Inmiddels had de heer A. Huet, van de
Polytechnische School te Delft, reeds in 1869,
naar aanleiding van het bovengenoemde Re-
geeringsvoorstel tot afschaffing der Octrooi
wet, aan de Kamer eene wet gevraagd,
waarbij o. a. ook de octrooien voor uitvin
dingen zouden geregeld wordenterwijl
daaraan niet voldaan werd, hield deze heer
niet op, door voordrachten in verschillende
Vereenigingen enz., te blijven ijveren voor
deze zaak. In 1886 trad Mr. G. W. Schim
mel hem ter zijde, eerst door het schrijven van
eene brochure over ^Uitvindingen en Octrooi
en", laten door gezamentlijk pogingen in het
werk te stellen tot oprichting eener vereeniging
van voorstanders eener Nederlandsche octrooi
wet. Die pogingen zijn met gunstigen uitslag
bekroond en in April 1887 werd bedoelde ver
eeniging gesticht en hare Statuten aanga-
nomen. In Maart '88 werd op eene tweed»
bijeenkomst een adres vastgesteld aan Z. M.
den Koning, houdende het verzoek om eene
wet op de octrooien afschrift daarvan werd
gezonden aan den Minister van Waterstaat,
Handel en Nijverheid en aan de Staten-Gene-
raal. Ook werd op die vergadering gespro
ken over de grondslagen voor zulk eene wet,
en het bestuur der Vereeniging heeft de toen
genomen besluiten samengevat en nederge-
legd in een Concept-ontwerp, dat bij eene
volgende beraadslaging tot leiddraad zou
dienen. Dit concept-ontwerp is in zijn ge
heel opgenomen in de Brochure en wordt
gevolgd door eene uitvoerige. Nota van
Toelichting. Naar het ons voorkomt, is
de zaak goed bestudeerd en vindt de Regee
ring, indien zij de hand aan het werk wil
slaan, in het concept der Vereeniging een
zeer goede basis, om daarop zoo noodig zelf
nieuwe schiedamsche courant
''^"rsrecKt van (Ten inhoud dezer courant i« ver-
s«n» de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl. no. 124.)