BINNENLAND. zeer goed. In het eerste, de vieren, lezen wij het volgende belangrijke artikel Schiedam als nieuwe zeehaven. Wij leven in een tijd, waarin men er op uit is, elkaar vooral op het gebied van het verkeer concurrentie te bieden en deze con currentie bepaalt zich niet tot bijzondere ondernemingen, maar strekt zich ook uit tot geheele gemeenten en tot verschillende Staten. Wij zien hoezeer de vrachttarieven der spoorwegen uiteenloopen, hoe de eene streek boven de andere begunstigd wordt en dat alleen om het verkeer aan een andere streek te onttrekken. En zoo het op de spoorwegen gaat, zoo gaat het ook met de waterwegen. Alle reeders zoeken niet alleen hun transport- materieel te verbeteren, maar ook van jaar tot jaar te vermeerderen en te vergrooten, want, zooals bekend is, varen er thans op den Rijn schepen van zelden geëvenaarde grootte en sterkte. Evenzoo gaat het met de havens. Waren zjj vroeger zeer weinig in getal en daarbij zeer primitief ingericht, thans hebben wij havens en inrichtingen, die terecht als modelinrichtingen kunnen geprezen worden. Welke enorme offers heeft o. a. de stad Rotterdam in de laatste jaren tot verheffing van zijn handel gebracht, en welke offers zal het nóg moeten brengen om der concurren tie het hoofd te kunnen bieden Was het nu tot heden slechts Amsterdam dat meer nog dan Antwerpen, met argus- oogen het in bloei toenemende Rotterdam gadesloeg, in den laatsten tijd heeft ook Schiedam er zich op toegelegd het zich daar bereids ontwikkeld hebbende verkeer zooveel mogelijk te bevorderen, wat door de gun stige ligging dezer plaats zonder bezwaar te doen is. De ligging der stad Schiedam is uiterst gunstig, inzonderheid voor het verkeer met Zuid-Duitschlandhet ligt evenzeer aan den Nieuwen Waterweg, maar dichter nabij de zee, zoo ongeveer 6 km. beneden Rotterdam aan den rechteroever. Dientengevolge kunnen alle stoomschepen, die uit zee komen, in Schiedam lossen, en ze kerlijk nog vroeger dan zij anders Rotterdam zouden bereikt hebben. Ook heett deze winter bewezen, dat de elementen in de scheepvaart te Schiedam weinig of geen stoornis brengen. Er zijn daar ter stede ook een aantal pakhuizen, en lichtervaartuigen zijn er ten allen tijde te krijgen. Een hoofdpunt dat voor Rotterdam zeer nadeelig worden kon, is ook de zaak van het havengeld. Eigenaardig is het, dat Rotterdam daar aan zoo streng vasthoudtja dat het 't zelfs niet eens noodig achtte, op de bezwaren, welke daartegen bij de Hollandsche regee ring werden ingediend, te antwoorden. Moge het nog eens bekend worden, welke bijdrage de 17daagsche vorst dezen winter aan de stadsfinanciën heeft gebracht Geheel anders is het te Schiedam. Hier heb ben de zeestoombooten het havengeld slechts naar verhouding van de maat der geloste of geladen goederen te betalen. Daarenboven zijn de Rijnschepen, die met transito-ladingen op de reede van Schiedam komen, geheel van het betalen van havengeld vrijgesteld. Wat dit beteekent, zullen de vele schepen die dezen winter gedwongen waren in de havens van Rotterdam te blijven liggen, het best kunnen vertellen. De ladingskosten, die te Schiedam c. a. 40 pfg. per ton minder zijd dan in Rotterdam, maken reeds voor de groote vaartuigen een vrij beduidend bedragpiit, vooral als de vrach ten voor ladingen naar den Boven-Rhijn niet verhoogd worden. Op den duur kan echter Schiedam den handel niet die voordeelen bieden, welke Rotterdam tot heden biedt. Wel zullen de inspanningen die de eerste stad zich getroost, terwijl de laatste zich tot den bestaanden toestand bepaalt, niet vruchteloos zijn geweest en zal men eerst dan tot inzicht komen, wanneer het te laat zal zijn. Dat men hieromtrent te Rotterdam nog niet wakker is geworden, is nauwelijks te begrijpen. Schiedam, 10 April 1891. EERSTE KAMER. Zitting van Donderdag 9 April. Heden kwam de Stedenwetin be handeling. De heer Veriing Meinesz betreurde het zeer, dat de Regeering deze Kamer, die in politieke samenstelling sedert 1887 dezelf de is gebleven, voor de pijnlijke taak plaatst, om zich-zelve een slag in 't aangezicht te geven. Dit is te pijnlijker, omdat er geen urgentie was voor deze partieele wijziging, inbreuk makende op de beslissing des grond wetgevers en vooruitloopende op de onver mijdelijke grondige herziening der kieswet. Had men daarop gewacht, men had tevens vermeden de groote gebreken, die nu, gelijk spr. aantoonde, aan het ontwerp kleven en die de werking dezer wet van bedenkelijken aard zullen maken, vooral ook door de mis bruiken, die kunnen voortvloeien uit het zich verplaatsen van de eene wijk naar de an dere in groote gemeenten, teneinde invloed te oefenen op den uitslag. De heer Kappeijne v. d. Coppello bestreed de grondwettigheid van het wets ontwerp lo. omdat het inbreuk maakt op de grondwettige bepaling, die slechts de regeling van het volledig kiesrecht aan den wetgever opdraagt2o. omdat het een der vereischten voor het kiesrecht verbindt aan een ge meentelijk domicilie, ofschoon de kieswet slechts ingezetenen des R ij k s kent. Daarenboven had spr. ernstig bezwaar er tegen, dat de verschillende groepen van ge meentelijke kiezers in onevenredige groepen zullen verdeeld wordenniet alle kiezers komen derhalve gelijkelijk tot haar recht. In het stelsel van ons kiesrecht zjjn ge meenten onsplitsbaar en van deze deze Kamer kan men niet verwachten dat zij breke met het in 1887 door haar aangenomen beginsel, terwijl hare politieke meerderheid onveranderd gebleven is. De heer S i x herhaalde en lichtte toe het in de stukken tot den Minister gericht ver wijt dat hij aan de Grondwet van 1887 le venwekkende kracht ontzegde. De heer Melvillvan Lijnden be twistte de ongrondwettigheid van de be strijders. De heer Verheijen betoogde dat het in deze voordracht nedergelegd beginsel billijk en rechtvaardig is. De heer Van Swin deren betwistte dat er in 1887 een onrecht zou zijn ge pleegd en betoogde dat de wetgever toen wel degelijk een stelsel heeft aangenomen. De Minister ontkende dat. Men heeft geen opzettelijke beslissing in 1887 genomen omtrent de enkelvoudige districten. Daarom kon ook de wetgever het destijds ge vallen besluit aanvullen. Heden voortzetting. Men seint ons heden-middag uit 's-Hage: De Eerste Kamer heeft de Stedenwet verworpen met 32 tegen 14 stemmen. Bij Burgemeester en Wethouders van Schiedam, is ingekomen een verzoek van den heer H. L. Breve, om vergunning tot o p r i c h- t i n g eener steenhouwer ij in het pand aan de Scliie, wijk D no 95, kadaster sectie A. no 1. Gelegenheid tot het inbrengen van bezwa ren tegen het toestaan van dit verzoek zal op Donderdag den 23n April aanst., des middags ten 12 ure, ten Raadhuize worden gegeven. Burgemeester en Wethouders dezer ge meente, gelet op art. 8 der wet van den 2den Juni 1875 Staatsblad no. 95); geven kennis aan de ingezetenen, dat de navolgende vergunningen zijn verleend lo aan den heer W. B. Heggelman en zijne rechtverkrijgenden tot u i t b r e i- ding zijner brander ij aan de n j wijk F. no. 209, kad. sectie A, no. 947, een stoommachine van 2£ ketel met een vërw. oppervlak van hoogs 3 M3; cht, 2o aan den heer L. V r ij I a n d en zijne ieC verkrijgenden tot uitbreiding brander ij en aan de Nieuwe Haven, G nrs. 193 en 194a, kadaster sectie M,11 382 en 381-380, te zamen met één s te 0 machine van 5 pkr. en ketel we4 verw. oppervlak van hoogstens 6.94 M3, 'qteT^ Tot aanvulling van hetgeen wij glb omtrent het werkje nDriedaagsche °e^en^es gen ter eere van de H. Liduina, Patr°^0g der lijdzaamheid" meldden, kunnen W1J e mededeelen, dat het boekje tevens schoone gezangen bevat, waarin St. L' verheerlijkt op aarde, verheerlijkt 'n^6„.uid mei, als Patrones der lijdzaamheid, als van Jezus, en als Patrones van Sctiiedam, zongen wordt. Een Jubellied en de Lit«nl^^jg eere van de H. Liduina besluit dit ke boekje, waarvoor wij pater Meijer dank 7.eëa hem van harte toewenschende, dat ^gI.. I»1 .we"0 eere van onze H. Stadgenoote nog malen zijne onvermoeide krachten aanW^liin Met het oog op het te houden T'1 in de St Jans-parochie bevelen wij dit bijzonder aan. De uitgever Malmberg 1 voor eene zeer nette uitgave. de De Uitvoering, gisteren-avond c'°ol|ieei' Symphonie-Vereeniging, directeur de Julius Egener, in Musis Sacrum heeft over het algemeen zeer wel vo Het bleek, dat deze eenige vereenig'nS dilettanten op het gebied der Symp'^gft muziek weder nieuwe vorderingen g. gemaakt. Dat zij in den laatsten tijd ve'e'' 0ed dige krachten heeft gewonnen, was zee op te merken. Het eerste progi'a,lin mer hebben wij vroeger wel een» eC|r ter gehoord Over 't geheel werden ter de koornummers goed gespeeld, .jjfi het laatste, de ouverture zu J Satze was de inzet niet al te tuit Vififc het werd echter later beter en 11 kwam dan ook wel tot zijn recht, Be l0u;t- en koperen instrumenten hielden z\c stekend, hoewel de 2e hoorn niet rem wasmaar vooral de le violen ^e. zich gisteren bijzonder van hun ta kweten. Nummer 4 a t.Prélude du b Loin du Bal voldeden beiden zee' sgjgke Het laatste, hoewel niet tot de k^0l- stukken behoorende, moest gebisee' den. orR vd' De solo-nummers werden con aW' jjaalT gevoerd. In de nummers door den heer jpy violoncellist te Rotterdam, mans, te gen, was de techniek zeer zijn streek vooral voor »Musis" we 2ijr>e krachtig was. De begeleiding ^0°^[]0eV^ zuster mag inderdaad voortreffelijk z"0' worden. De Gavotte D Mol n9"* veel aplaus vereerd, dat de heer nJu!inel zich gedrongen gevoelde een h's peUs' de ten beste te geven. Mej. B* j- ^et concert-zangeres te Rotterdam, 1111 eeP beide nnmmers door haar voorg0''1^^ w0'1' buitengewoon succes. Het Concert-*1 pgvi®' zeer goed door haar gezongenlT)e6VilI, Ës zij ons echter met de voordrac blinkt der Thau en Meinherzthu ^g1je Vooral in de hooge register» p<iddel1 dame zeer goed te zijn de lag01 nog wel iets meer kunnen uit'°^jaJlgen het laatste nummer moest zij °P .jg.puli1 van het opgetogen publiek nog ee

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1891 | | pagina 2