Nnmiiier behoort
^4e Jaarg. Zondag 26 en Maandag 27 April 1891. No. 3968.
VERSCHIJNT DAGELU K S.
'ia van den inhoud dezer courant ia ver-
Bureau: Boterstraat, E 39.
v ''rijs van dit Klad:
f,ra( Ul,edam per 3 maanden f 4.50
Af,'C° Per Post dooi' geheel Nederland 2.00
11 erlijke Nommers 0.05
I'rijs der Advertentiëu
Van 16 regelsf 0.60
Elk gewone regel meer»0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke
overeenkomsten aangegaan.
Kamer-Overzicht.
uit de voortgezette behandeling
°t>tWerge;wet in de Tweede Kamer, dat het
Vertegen erSansius bij de leden der Volks-
bilaal W°ordigingbijlangenanietdatgunstig
''cr Vlri(it, 'twelk het in de vergaderingen
VoOdei) eiaie kiesvereenigingen heeft ge-
Pver (j'e "°e langer het algemeen debat
6 Legerwet duurt, hoe sterker de
^6eft .Jv°rdt, dat het ontwerp weinig kans
'ster ('e" vorm' waarin het door den
er<j aan het oordeel der Staten-Generaal
^olt if(0r'<'fa'w°rpen, te worden aangenomen.
*'ch j,e)_ e Kamerzitting van Donderdag deed
(''e eigenaardig verschijnsel voor, dat zij
f'er 's v°orstanders van het hoofdbeginsel
''edet( 1 afschaffing der plaatsvervanging,
^°bee)e eririen, zoovele bedenkingen van per-
acht Gri iiaancieelen aard in het midden
j'i' zij 'iat het zeer te betwijfelen valt,
st 6en ter wille van het hoofdbeginsel
Soo aan de wet zullen geven.
H ee*erklaarde o. a. de heer Held (lib.)
°°tiliji M'arra voorstander van den per-
dienstplicht. Desondanks was deze
°0r ket geheel eens met de bezwarei
Qbis 6 ''ceren Viruly en Domela Nieuwen-
^Qen'^dskeld, welke bezwaren niet be-
''%f kanten van ondergeschikten aard,
^e' hoofdbeginselen van het wetsont-
d Öfi'e
eb (|a antirevolutionaire Kamerleden voer-
fanwoor(k eerste> de heer
lobaij,ö e d e m, voorzitter der antirevolu-
kl'adei. arnerclub, verklaarde niet meer of
dat hij het beginsel van den
°'i en dienstplicht niet voorstaat. Hij
de tnestemmen, dat de goede geest
0t'(l6tl i(Jraliteit in het leger verbeterd zouden
Kj 'fvej. Wailneer men voortaan min- en
d^gt ftl0genden in de kazernen te zamen
t'i p^Gr' nvcnrnin kon hij inzien, dat door
0 .t S°°n'ijken dienstplicht de kadervor-
Z'-^a>ikg °Zeer zou bevorderd worden. Des-
It de^leeS ^et 'n Kegeering, dat
t li'r S ^aar overtu'g'ng had gehandhaafd,
"'ijk 'd Waarschuwde haar niet onverzet-
e'Sen opinie vast te houden en
t eip 2ware personeel* en fmancieele
"gen'e dit ontwerp oplegt, met de Ver
lig v°or(|i 1 r
j on* Slng in overleg te treden. Mocht
V twerj
zet
aan eigen overtuiging, dan zou op
vlJV P verworpen worden tengevolge
nisterieZ6ttelijke vast,houdendheid van het
het Kabinet de verantwoordelijkheid rusten
eene verbetering onzer levende strijdkrachten
te hebben tegengehouden. Ook de volgende
antirevolutionaire spreker, de heer De V r i e s,
verklaarde zich voorstander van den per
soonlijken dienstplicht, maar ontwikkelde
zijnerzijds zeer ernstige fmancieele bezwaren.
Zij werden gedeeld door den heer Van
der BorchvanVerwolde, die »met
ingenomenheid het beginsel van den per
soonlijken dienstplicht heeft begroet," maar
tegelijk zijn leedwezen betuigde over de wijze
waarop het bij deze wet toepassing heeft
gevonden. Deze spreker verklaarde zich
dan ook voor een stelsel van nummerver
wisseling om aan de bezwaren van een groot
deel des volks tegemoet te komen.
Meenden deze antirevolutionaire sprekers
dat er in de Regeeringsvoordracht, ook op het
punt van de afschaffing der plaatsvervanging,
overdrijving was gelegen, volgens den heer
Seyffardt (lib.) was de Regeering niet
ver genoeg gegaan, maar had zij in plaats
van zich te beperken tot den persoonlijken
dienstplicht, den algemeenen dienstplicht moe
ten voorstellen. De voordeelen daarvan
trachtte die spreker aan te toonen door hoog
op te geven van de verlichting van persoon
lijke en fmancieele lasten, welke daaruit
zoude voortvloeien. Hij bleef echter in ge
breke aan te toonen, hoe ieder voor zich
mindef- financieelen druk zoude gevoelen,
wanneer allen onder het militair régime wer
den gebracht.
Onvoorwaardelijke instemming vond de
Regeeringsvoordracht slechts bij den heer
Schimmelpenninck vanderOye
(antir.) Deze spreker verdedigde namelijk
de hoofdbeginselen van het wetsontwerp.
Hadden anderen geklaagd over te groote per-
soneele en fmancieele lasten, de heer Schim
melpenninck meende, dat de Regeering hier
een juisten middenweg had gekozen, en dat
men deze Legerwet vergelijkende met de
Militie wet van 1861, niet kar. zeggen dat
de veranderde omstandigheden in aanmer-
king genomen de lasten der Natie te zeer
werden verzwaard.
De heer Travaglino (kath.) mocht zich
voorzeker de tolk achten van verreweg het
grootste deel van het katholieke Nederland-
sche volk, niet alleen toen hij naar verdien
sten de roekeloosheid wraakte waarmede een
katholiek minister, lid van een kabinet der
Rechterzijde, een ontwerp indiende dat het
bondgenootschap der Rechterzijde heeft ver
broken en verdeeldheid gebracht in de katho
lieke Kamerpartij, maar ook toen hij met
zooveel klem de moreele gevolgen van het
kazerneleven aantoonde. De minister Ber-
gansius zou desondanks later inzien, dat de
afgevaardigde van Druten zijn beste vriend
was.
Vermelden wij nog dat de heer Schepel
(lib.) aandrong op overlegging van het advies
van den Raad van State omtrent het oor
spronkelijk ontwerp-legerwet, en dat de Mi
nister van Binnenlandsche Zaken beloofde,
dit verzoek in overweging te nemen, dan
hebben wij in hoofdzaak medegedeeld wat
in de zitting van Donderdag werd verhandeld.
In de zitting van Vrijdag was het eerst
aan het woord de heer B o r r e t (kath.),
die het noodig achtte te protesteeren tegen
sommige uitdrukkingen in de rede van den
heer Travaglino, vooral tegen diens verwijt
tot de Regeering en inzonderheid tot den
Minister van Oorlog gericht, dat door de in
diening van dit wetsontwerp verdeeldheid
onder de katholieke partij was gebracht. De
heer B o r r e t kon niet toegeven, dat van
den Minister van Oorlog verraad jegens de
Katholieken zou kunnen worden verwacht
hij meende dat voor de belangen der katho
lieke geestelijkheid goed was gezorgd. Doch
ondanks zijn protest waren de bezwaren van
den heer Borret tegen den persoonlijken
dienstplicht toch van dien aard, dat hij ver
klaren moest moeilijk voor de wet te kunnen
stemmen, wanneer aan die bezwaren niet
werd tegemoet gekomen. Met een protest
tegen de bekende Noord-Brabantsche motie
besloot de heer Borret zijne rede.
Als voorstander van de Regeeringsvoor
dracht trad daarna op de heer Roose
boom (lib.), die een warme lofrede op het
ontwerp hield. Geen der andere stelsels
kon genade in zijne oog en vinden, en het
eenig mogelijke achtte hij dan ook het stel
sel der Regeering, namelijkbeperkte con
tingenten met voldoende eerste oefening. In
dat opzicht sloot hij zich grootendeels aan
bij de beschouwingen den vorigen dag reeds
door den heer Schimmelpenninck van der
Oye ontwikkeld. Naast de heer Rooseboom
stond de heer Land (lib.), die zich uitslui
tend tot zijn zeemansterrein bepaalde, en uit
dat oogpunt zich eensgezind verklaarde met
hetgeen door de Regeering is voorgesteld
omtrent den verplichten krijgsdienst voor de
marine, ofschoon hij ook hieromtrent nog
niet geheel was tevreden gesteld.
Na deze voorstanders waren weder drie be
sliste tegenstanders van het ontwerp aan het
woord. De heeren Lamb rechts, Mut-
saers en Clercx (allen kath.) bestreden
het ontwerp in al zijn onderdeelen vooral
wegens de voorgestelde afschaffing van de
nieuwe schiedamsche courant
°Ol' Q~1
0 ëen8 de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl. no124.)