Binnenlandsclie Berichten.
Parijsche Kroniek.
BIJVOEGSEL
Rechtszaken.
GEMENGDE BERICHTEN.
behoorende bij de
van 8 en 9 November 1891.
(Vervolg.)
Te Breda is de levering van bet vleesch
voor de militairen aangenomen voor 85 eents
per kilo.
Een huisvader aldaar klaagt, dat particulieren
het dubbele betalen, terwijl toch bet vleesch
voor de militairen bestemd, van uitstekende
kwaliteit is.
't Is heusch niet alleen in Breda dat door
Particulieren over hooge vleeschprijzen wordt
geklaagd (R. N.)
Men schrijft ons uit 's-Hertogenbosch
In de gisteren (Donderdag) avond gehou
den raadsvergadering deelde de voorzitter,
daartoe door het lid van den raad Lutkie
l'itgenoodigd, mede, dat hij voldaan had aan
de opdracht, hem in de besloten zitting van
4 October jl. gedaan, om namelijk den com
missaris van politie, boven de maand onge
vraagd verlof dien ambtenaar reeds gegeven,
alsnog een maand van den dienst, verwijderd
Ie houden, doch dat deze hem van uit's Gra-
venhage had bericht met eene verlei.ging
van dat verlof niet gediend te zijn en be
sloten had, na verstrijking van de eerste
maand, zijne functie te zullen hervatten.
Op de vraag van den heer Lutkie hoever
de stand van zaken in de commissaris-kwes
tie thans was gevorderd, kreeg deze tot
antwoord, dat de rapporten dienaangaande
reeds lang waren opgezonden en dat men
'n Den Haag op des voorzitters herhaald
schrijven het stilzwijgen bewaarde.
De heer Lutkie constateerde daarop het
feit, dat de commissaris van politie bijge
volg tegen den zin des burgemeesters zijne
functie had hervat. (R. N.)
De arrondissementsrechtbank te Amster
dam veroordeelde eergisteren Kempe Roose
boom, wegens doodslag gepleegd op Maria
k"eijl, tot vijf jaar gevangenisstraf.
Oe discussie, jongstleden Zaterdag 31
October in de Kamer gevoerd, heeft het mi
nisterie onverwachts het spook eener vijan-
d'ge meerderheid voor de oogen doen ver
schijnen. De politieke ministerie-dooder Cle-
Uienceau verlangde van den minister van
JUstitie dat deze de in de gevangenis verblijf
houdende radicale candidaat voor Itijssel, de
JUrger Lafargue, ten einde zijne kandida
tuur persoonlijk te kunnen verdedigen, gratie
z°ude geven. De brutale aanvoerder der radi-
calen en socialisten verweet het ministerie,
eerder de gunsten der tegenstanders dan die
her beproefde vrienden der Republiek, Clé
menceau en de zijnen te willen winnen. Het
Uelang der Republiek vorderde, volgens hem,
"ut het gouvernement den burger Lafargue
°ude vrij laten, al ware het voornamelijk
°m te tooneri dat het niet alleen voor hare
banden doch ook voor hare vrienden woor-
uen van verzoening veil had.
lil ln'mster-president protesteerde natuur-
Jk tegen deze dwaze aantijgingen nietzon-
eer grond, want het is onbegrijpelijk hoe
eu man van verstand, dat Clémenceau zeker
zoo blind en dom kon zijn te verkondi-
VM C'at regee,''no ('e i' chterzijde zoude
'hen believen, vooral na hetgeen met den
hitsbisschop van Aix gebeurd is. De ge-
Ifï?6 0rt'e van c'en hag werd met -240 tegen
j stemmen aangenomen, terwijl 170 leden,
us de geheele rechterzijde buiten stemming
bleven. Deze uitslag is welsprekend voor een
ieder die optellen kan -- 160 plus 170
330, tegen 240. De rechterzijde had dus
maar met de fractie Clemenceau te stem
men en het ministerie was gevallen.
In bijna ieder land zoude een verstandige
regeering de oogen opengaan en deze als volgt
redeneeren Indien wij de laffe, kleingeestige
godsdienst-vervolgingen, die alleen om de
radicalen genoegen te doen geschieden, staak
ten en maar van tijd tot tijd toonden de
verzoening oprecht te willen, dan zouden die
170 conservatieve stemmen, ten minste drie
kwart er van voor de gematigde Republiek
gewonnen zijn en haar eene krachtige im
posante meerderheid schenken, waartegen de
160 radicalen en socialisten niets meer zou
den vermogen. Doch hier in Frankrijk vrees
ik, is dit dorado niet te bereiken en wel om
de eenvoudige doch overwegende rede Pa
rijs en de meeste groote steden zijn allen de
hoofdzetels der radicale, socialistische en an
dere revolutionaire clubs en al deze secten,
welke vooral in straatrumoeren en volks-
demonstratien hare kracht vinden, maken
het de regeering voortdurend zeer lastig,
vooral wanneer het vijandig tegen haar zoude
optreden en de vrees voor dien eindeloozen
strijd schijnt aan den moedigsten, zelfs aan
den doortastenden Constant, de noodige vast
beradenheid te ontnemen en zoo blijft het
maar altijd bij het oude.
Clémenceau en enkele hoofdmannen der
radicalen moeten van pl m zijn eene uiter
ste linkerzijde te vormen, die de regeering
veel last zal gaan bezorgen. De scheiding
van Kerk en Staat moet boven aan in hun
programma staan, doch daarin gaat natuurlijk
de rechterzijde niet met hun mede, zoodat
eene meerderheid op dit terrein nog niet
gemakkelijk te vinden is, hoewel de loge
mannen vele broeders onder de centre répu-
blicain hebben, die zoodra het den godsdienst
geldt met de radicalen meestemmen en het dus
van hun getal zal afhangen wat in Frankrijk
het lot der Kerk en hare dienaars wordt.
Gedurende het octaaf van Allerzielen ge
denken de Parijzenaars ijverig hunne dooden
door de graven der dierbare afgestorvenen
te bezoeken, ze met bloemen, planten en
kransen te versieren en er eenige oogenblik-
ken tot lafenis hunner zielen te bidden. Deze
aandoenlijke eeredienst bracht mij de vol
gende verkwikkende wijsgeerige en dichter
lijke regelen te binnen, die door een groot
denker bij de begrafenis van een jong meisje
uitgesproken, thans in haar grafsteen gebei
teld staan. Zeker door weinigen gekend, ver
dienen zij dubbel in ruimer kring verspreid
en hier vermeld te worden.
«Laat ons bij het heengaan van hen die
»wij liefhebben gelaten en hoopvol ons hoofd
»buigen. Onze oogen zijn geschapen om te
«weenen en te zienons hart om te
Dijden en te gelooven.
«Het geloof in een beter leven wordt door
«de gaaf onzer ziel van te beminnen beves-
«tigd. Vergeten wij nooit dat in dit onrustig
«doch door de liefde verhelderd leven het
«ons hart is dat gelooft. De zoon rekent zijn
«overledenen vader eenmaal terug te zien en
«eene moeder verdraagt de gedachte niet, het
kind, dat haar ontviel, voor altijd verloren te
«hebben. Dit weigeren om m zijne vernie-
«tiging te berusten, maakt 's menschen groot
sheid uit. Ons hart kan daarin niet dwalen.
Het vleesch is een droom, hij verdrijft de
«gedachte aan dat te niet gaan, want indien
«dit inderdaad ons einde ware, zoude het alle
«heiliging aan ons bestaan ontnemen. Neen,
«wij stellen ons niet met dien waan, dat ons
«leven is, tevreden; wij hebben behoefte aan
»eene zekerheid aan eene hoogere bestem-
«ming. Zij die liefhebben, weten en gevoelen
«dat de grondslagen hunner liefde niet hier
»op deze wereld gevestigd zijn. Beminnen
»is ook leven na onzen dood. Zonder dit
«geloof is geen enkele edele gaaf' van ons
«hart bestaanbaar.
»'s Menschen hoogste genot van lief te
«hebben, zoude eene marteling worden en
«van deze aarde een hel maken. Neen, het
«schepsel dat liefheeft, moet eene onsterte-
«lijke ziel hebben, want hoe zoude het zonder
«haar kunnen liefhebben. Zij, die op God
«hopende gestorven zijn en in de graven
«rusten, hebben ons niet voor altijd verlaten.
«Waar zijn zij heen? Naar de eeuwige scha-
«duwen Neen, niet zij, doch wij leven in de
«duisternis. Zij zien reeds den dageraad,
«het licht, de waarheid, de werkelijkheid, de
«eeuwige belooning. Zij gingen uit dit korte
«leven naar de onsterfelijkheid, uit het stof
«naar het ideale, uit de hoop naar de zeker-
«heid, uit de liefde naar het oneindige, de
«parel keerde naar den Oceaan en den geest
«tot zijn God terug.
«Het wonder bij dat vertrek naar den
«hemel, dat men de dood noemt, is, dat zij die
«heengingen ons niet verlieten. Zij zijn in
«een wereld van klaarheid van waaruit zij
«ons als liefhebbenden in dit dal van lo-
«gen en ongerechtigheden gadeslaan. Zij
«zweven daar omhoog en zijn niet verre."
O, gij allen, die beminde wezens in he t
graf zaagt dalen, gelooft niet dat zij u
vergeten hebben. Zij zijn altijd daar, meer
dan ooit in uwe nabijheid. Het vertroos
tende in den dood is die veor ons levenden
onverklaarbare tegenwoordigheid der geliefde
zielen, die ons met onze betraande oogen
tegenlachen. Wij kunnen hen, die wij be-
weenen, niet meer zien, doch zij hebben ons
niet verlaten. Wij kunnen hunne zachte
gelaatstrekken niet meer aanschouwen, doch
gevoelen ons onder hunne hoede. Laten wij
rechtvaardig en niet ondankbaar jegens den
dood zijn. Ilij is niet, zooals sommigen
beweren, een ineenstorting, eene teniet
gaan. Het is eene dwaling, te gelooven,
dat in dat kille, donkere grat alles eindigt
integendeel wordt er alles teruggevonden.
Het graf is de plaats van vergelding. Hier
herkrijgt de ziel haar eeuwig aanzien weer.
Hier gevoelt zij, door van hare bovennatuur
lijke gedaante bezit te nemen, haar adel in
zijne gansche volheid van het lichaam, met
zijn behoeften, lasten en pijnen, ontbonden,
en wordt de dood de grootste der vrijheden,
en de verheffing tot het hoogste leven. Een
ieder ontvangt zijn loon. Alles wordt dooi
en in het eeuwige licht van gedaante ver
wisseld. Zij, die op aarde goed waren, wor
den edel, die hooger stonden worden su
bliem en de weinigen, die reeds dezen ver
heven trap bereikt hadden, worden heilig.
De troostrijkste gedachte en bede bij een
graf zijn zeker dezedat, terwijl wij die
achterblijven, het met tranen besproeien,
God in zijn oneindige genade het reeds lang
met de helder schitterende sterren dei-
eeuwige gelukzaligheid verlichtte.
Parijs, 23 October—6 Nov. '1891.
Fidélius.
Ter gelegenheid der jaarmarkt heeft zich
geren-avond te Oud-Beierland een man
zoo te buiten gegaan aan sterken drank, dat
hij aan de gevolgen gestorven is.
Te Middelburg is eergistermiddag een jon
gen, in dienst bij den Russischen berenjager,
die gedurende eenige dagen voorstellingen
heeft gegeven in de Kegelbaan der sociëteit
«De Vereeniging," aldaar, door een der be
ren in zijn wangen gebeten. Hij had den
dieren drinken gegeven en den emmer wil
lende wegnemen, werd hij door een der beren
gegrepen. Door een omstander is hij uit het
hok getrokken.
Te Opheusden is door de politie gearres
teerd onder verdenking van heling, de vader
van de dienstbode J. V., die zich schuldig
heeft gemaakt aan diefstal van f 1200 ten
huize van den heer A. H. te Renkum. Hij
is naar Arnhem overgebracht.
Gisteren-middag werd te Breukelen, bij
het uitwijken voor een goederentrein, de
losse arbeider Rempe, oud 19 jaar, door den
sneltrein van Utrecht naar Amsterdam ge
grepen en tegen een varkenshok in de na
bijheid verbrijzeld. Het lijk werd in een
leegen goederenwagen door den sneltrein
naar het station Breukelen vervoerd.
Een werkman te Leiden, over een 15 me
ter diepen koker willende gaan, deed dit
over eene daarover gelegde tamelijk dikke
plank, welke brak, waardoor hij naar bene
den viel. Onmiddellijk werd aan het onderein
de van dien koker een gat gemaakt, waardoor
het mogelijk was, de ongelukkige uit zijne
benarde positie te redden, als wanneer door
een heelkundige werd verklaard dat hij