X
flö0
EINN EN LAN1).
n»'
or
geroepen bloemen van lof te strooien op de
lijkbaar van een jeugdigen medebroeder. In
deze omstandigheid vond spr. aanleiding te
wijzen op de vergankelijkheid van al het
aardsche. Hier zien wij het opnieuw bewaar
heid dat alle vleesch vergaat als gras.
Immers, is iedere dood en iedere lijkkist
een leerschool der vergankelijkheid, nog meer
is dit het geval, wanneer het een jeugdige
geldt. Deze jeugdige priester dacht vóór een
paar maanden te staan aan het sterfbed van
zijn bejaarden vader; en thans zien wij hier den
grijzen vader bij de lijkbaar van.zijn eenigen
zoon, zijn priesterzoon de grijze herwon zijne
krachten en de jeugdige zag ze wegzinken.
O treffend beeld der vergankelijkheidroept
spr. uit, o aardsche vergankelijkheid, welke
myster iën verbergt gij in uwen schootMaar
gelukkig, duizendwerf gelukkig deze doode,
aldus vervolgt spr., hij wist te midden van
zijn rampspoed de hoop op God te behouden
hij was, als zoovele priesters in Gods Kerk,
niet groot voor 't oog der wereld, maar hij
leidde de zielen in 't verborgèn voor het oog
van God. Te Zierikzee, 's Heerenhoek en Goes,
waar hij achtereenvolgens werkzaam was,
openbaarde zich wel een priesterlijke deugd
maar hier vooral schreed hij andere priesters
vooruit, toen hij van kruis tot kruis en van
offer tot offer werd geleid, dat hij steeds
met christelijkeliefde en bereidvaardigheid wist
te brengen. Van hem mocht in waai heid met
het woord van den II. Augustinus gezegd
wordensZoovele folteringen hij voor zijn dood
om Christus heeft verduurd, zoovele offeran
den heeft hij aan Christus opgedragen."
De hoogeerw. pastoor schetste daarop den
betreurden overledene in zijne laatste ziekte
van den dag dat hij op het Ilozenkransfeest
het altaar moest verlaten, tot het oogenblik
dat hij te Rotterdam in het Ziekenhuis over
leed. Steeds leed hij met geduld; en als de
smart een oogenblik het toppunt dreigde te
bereiken, dan waren steeds eenige weinige
woorden van den Pastoor genoeg om hem
in Gods H. Wil te doen berusten. Welk
een smart was het voor hem, ijverig en
jeugdig priester, voor God te willen en niet
te kunnen werken! Welk eene verplette
rende tijding was het vonr hem te verne
men, dat hij waarschijnlijk voor zijn geheele
leven verminkt zou zijn! Hoe smartelijk leed
hij, toen hij uit het St. Antonius-Gesticht,
waar hij te midden van liefdevolle religieu
zen eene liefderijke verpleging vond, na
slechts één dag vertoevens, naar het Zieken
huis te Rotterdam moest vervoerd worden
Maar steeds was een enkel woord voldoende
om hem zijn lijden met het lijden van Chris
tus te doen vereenigen. En toen hij tot het
vreeselijk bewustzijn kwam, dat hem een
been was afgezet, sprak hij »Uw wil ge
schiede, o Heer!" En in zijne laatste oogen-
blikken bracht hij den Heer van leven en
dood met kalme berusting het offer van zijn
leven.
Na dit in bijzonderheden te hebben verhaald
bracht de redenaar dank aan het bestuur en
de dokters van het Ziekenhuis te Rotter
dam, die met prijzenswaardigen ijver alles
hebben gedaan om het leven van den be
treurden priester te redden; aan de religieu
zen van het St. Antonius-Gesticht, die hem
tijdens zijn kort verblijf aldaar met zooveel
liefde hadden omringd aan de geneeslieeren
te dezer stede, die hem zoo liefderijk hadden
behandeld; en verder aan allen die den over
leden kapelaan in zijne ziekte zooveel be
wijzen van eerbied en belangstelling had
den gegeven. Daarop riep spr. den dier
baren doode een laatst vaarwel toe. Hij
vertrouwde, dat de priesters en geloovi-
gen, die een geachten medebroeder en pries
ter verloren hadden, een voorspreker in den
hemel hebben gewonnen maar wekte, met
het oog op Gods oneindige rechtvaardigheid,
toch allen op, om voor de zielerust van den
ontslapen priester veel te bidden. Eindi
gende, vatte spr. deze laatste opwekking
samen in de hartelijke ontboezeming Goede
Heer Jesus, geef hem de eeuwige rust
Nadat de hoogeerw. pastoor aldus zijne
treffende rede had ten einde gebracht,
werd het stoffelijk overschot van den bemin
den kapelaan door de leden der H. Vincentius-
Vereeniging uitgedragen, en, met de priester
lijke insigniën op het lijkkleed bedekt, in den
lijkwagen geplaatst, waarna de stoet zich
onder het luiden der klokken als volgt in
beweging zette Voorop gingen twee lijk
bezorgers, daarna volgden de koster met
de koorknapen en vervolgens de eerw. Broe
ders met eene deputatie leerlingen der St. Jo
zefscholen. Daarna volgden voor den lijkwagen
nog twee lijkbezorgers. De slippen van het lijk
kleed werden door de heeren kerkmeesters ge
dragen. Achter den lijkwagen volgden de hee
ren der St. Vincentius-Vereeniging en daar
na een 10-tal volgkoetsen, waarin de
geachte familie van den overledene, de eerw.
heeren geestelijken, die bij de plechtigheid
in de kerk tegenwoordig waren, en verdere
genoodigden hadden plaats genomen.
Aldus geregeld, trok de stoet langs de
Nieuwe Haven, waar de meeste huizen wa
ren gesloten, naar de R. K. begraafplaats,
waarheen reeds velen den stoet waren voor
gegaan. Op de begraafplaats aangekomen,
hadden eerst in de kapel de gebruikelijke
plechtigheden plaats, waarna de stoet onder
het aanheffen van de ritueele gezangen zich
richtte naar het priestergraf aan de oost
zijde der kapel. Hier werden de laatste
gebeden en plechtigheden door den hoogeerw.
pastoor Lans verricht, en het stoffelijk over
schot van den verscheiden kapelaan naast
dat zijner medebroeders in het priesterschap
bijgezet.
De weleerw. heer Henricus Gerardus
Klaphake, de eerste kapelaan die na vele
jaren te dezer stede overleed en in het
priestergraf een plaats vond, werd den 8
November 1855 te Nederhorst-den-Berg ge
boren en ontving den 15 Augustus 1881 de
H. Priesterwijding. Hij was achtereenvolgens
als assistent te Zierikzee, en als kapelaan te
's-Heererihoek en Goes werkzaam, totdat hij
in 1890 tot kapelaan der O. L. Vrouwe-parochie
alhier werd benoemd. In zijne korte werkzaam
heid te dezer stede deed hij zich als een ijverig
en minzaam priester kennen, wiens droevig
verscheiden ook vooral door de armen wordt
betreurd. Moge hij reeds het eeuwig loon
ontvangen hebben, dat hun die anderen
geleid en onderwezen hebben, is toegezegd
Hij ruste in vrede!
Schiedam, 9 December 1891.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 8 December.
De algemeene beraadslaging over de B e-
g rooting van Justitie wordt voort
gezet.
De heer Noordtzij drong opnieuw aan
op aanvulling van de wet van 1853 op de
kerkgenootschappen ten einde te voorkomen,
dat de na dat jaar opgekomen kerkelijke
gezindheden onderworpen worden aan den
eisch van erkenning volgens de wet op het
recht van vereeniging waartoe een kerk
genootschap niet behoort.
De heer Bahlmann besprak de on
doelmatige toepassing der arbeidswet met
betrekking tot het einde van den arbeidsdag
voor vrouwen en meisjes. Spr. wenschte
toepasselijkheid van de dispensatie die de
Min. voor gemeenten kan geven ten op
zichte van zekere vakken. Spr. leverde ver
der een uitvoerige critiek op het kon. besluit
van Juli 1891 tot uitvoering van art. 5 der
arbeidswet, hetwelk onpractisch en dikwijls
onuitvoerbaar zal zijn.
De heer Rutgers vroeg verder of 't
de bedoeling van de Regeering is om de be
loofde pensioneering van handwerkslieden ook
uit te strekken tot allen die op gelijke lijn
staan met hen.
De heer Bahlmann waarschuwde tegen
te milde toepassing, in strijd met de bedoeling
der wet, van de bepalingen betrekkelijk de
arbeidswet, maar drong tevens aan op krach
tiger handhaving van de wet dan het geval
is en die vooral door gemis aan voldoend
toezicht, veel te wenschen overlaat. Er
moeten adjunct-inspecteurs aangesteld worden.
(f6
De Minister zeide omtrent de over's^
punten weinig nieuws en verdedigde ook
breede zijn standpunt met betrekking tot
verhouding van de Kerk tot den Staat.
blijft zelfstandig tegenover de Kerk, en 0
Kerkgenootschappen geheel vrij in 'ul11
organisatie, krachtens de wet van 1853 Z'J
overigens, naar de uitspraak van den
Groen gelijk te stellen tegenover den ,:j
als burgerlijke genootschappen. Het versc^
tusschen de erkenning van het eene ke'el,
genootschap krachtens de wet van 1853,
die van andere kerkelijke genootschap!1
krachtens de wet van 1855, ligt ovei'ig^'j.
in het karakte r dier vereenigingen,
corporatiën of als eenvoudige vereenig1 c
van personen.
Heden voortzetting.
De Burgemeester van Schiedam, vo
de aan het verlangen der Regeering,
Idoe*1"
veS'
vol'
tigt bij voortduring de aandacht op het
gende extract uit de missive van den
Minister van Binnenlandsche Zaken, d.do,y
Mei 1890
Herhaaldelijk komt het voor dat Ne"
landsche werklieden door berichten i°
nieuwsbladen of door daartoe uitgezo"1
agenten, soms met verstrekking van reiSo
de"
cae$
Iff'
WO*
fff
voor de heenreis, naar Duitschland ten
hoeve van industrieele ondernemingen
den gelokt, terwijl bij hun aankomst
plaatse blijkt, dat zij daar niet gebrul
kunnen worden.
Het is daarom geraden dat die werk'1^
den, alvorens op zulke berichten en voorsp
>1f
gelingen der agenten af te gaan, óf zei
door tusschenkomst van den Burgemees
hunner woonplaats zich tot den Nederla'1'
;fff
|d'
lay
schen consul in de streek, waar die on"
nemingen zich bevinden, om inlichting
wenden omtrent de vooruitzichten in het In
komen van werk, de loonen en de huurp''J
zen der woningen aldaar.
1
Voorts deelt hij mede, dat hij berei"
de door den Minister bedoelde tusschenko»1"
te verleenen.
Burgemeester en Wethouders van
dam herinneren alle belanghebbenden a'
hunne verplichting tot het doen van accnd1'.,
ter inschrijving voor de nationale mih
in de maand Januari 1892.
Aan alle mannelijke ingezetenen, die
boren zijn in den jare 1873, wordt kei"^
gegeven, dat ten Raadhuize, op dage"
uren hieronder vermeld, tot het doen j
inschrijving meer bepaaldelijk gelegenheid2'
worden gegeven, te weten
op Zaterdag den 9 Januari 1892, en
Maandag den 11 Januari 1892,
telkens van des voormiddags 10 tot des
middags 1 uur.
Het register van inschrijving zal boven1
di«"
geopend blijven tot den 31 Januari daara-
jV»"'
volgende, des namiddags ten vier uur,
neer het voorloopig zal worden gesloten.
Voorts worden belanghebbenden nog
merkzaam gemaakt, dat met eene boete
ten minste 50 cents en ten hoogste
worden gestraft zij, die verzuimen zich'11",
maand Januari voor de militie te doen
schrijven.
ff
Voor de betrekking van havenmeester
's Gravenhage zijn voorgedragen de hee'
H. van der Velden, M. Versteege en A. For"1^
havenmeesters resp. te Schiedam, te De ven
en te Groningen.
dineerden aan de tafel
va"
Dinsdag j.
Hare Majesteit de Koningin-regentes
's-Gravenhage, generaal-majoor Bergans'
commandant van de stelling van Amster'k'
en de luitenant-majoor Boumeester, kan
lier der Nederlandsche orden.