Biitlner behoort een BüvoisbL I4e Jaarg. Zondag 20 en Maandag 21 December 1801. No. 4166. V E R S C H IJ N T D A G E L IJ KS. lg Bureau: Boterstraat, E 39. Whin He Patentwet in de Tweede Kamer. ALGEMEEN 0VEEZICHT. NIEUWE S I*rljfs vim dit Klad: Voor Schiedam per 3 maanden /1.50 Franco per post door geheel Nederland 2.00 Afzonderlijke Nommers0.05 Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is ver zekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 Stsblno. 124.) HsSi®ïi!iïHE3 Krijs der Advertentiën Van 16 regelsp 0.60 Elk gewone regel meer»0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. ii. Nadat de heer Van der Borch van erwolde zooals wij in het vorige ar- bkel over de Patentwet deden zien op ^velsprekende wijze het goed recht der Schie- amsche branders had bepleit, achtte de heer °eman Borgesius het noodig te zeg- Sen> dat het niet zijn plan was in het voet spoor van den vorigen spreker bij den Mi nister van Financiën aan te dringen om bij e aanstaande belastinghervorming aan de 'anders van Schiedam speciale voordeelen e verzekeren. heer Borgesius had deze aanloop om 2ijn pleidooi voor de weduwen van de 'Jksambtenaren te komen, gerustelijk ach- ®'Wege kunnen laten. Evenmin als de heer orgesius wenschte de heer Van der Borch eri branders speciale voordeelen te verze- ereni maar hij wenschte hen alleen te °nBasten van de nadeelen die de tegenwoor- Se Patentwet voor de branders oplevert, de onbillijkheden weg te nemen die voor de branders bevat. De heerBorge- *'Us wilde m. a. w. geen bescherming voor e branders; maar hij wilde die wel voor de aa'dappelmeeltabrikanten, toen het nu ver- len Fransche handelstractaat behandeld ei<- Het is waar: de heer Borgesius was en afgevaardigde voor een district van 'i appelmeelfabrikanten; maar Iaat hij het ml" t'lans 'n den heer Van der Borch niet P'ijzen, dat deze thans voor zijn district vaGt' -Wat ''d (^orges'us) toen in het belang a zijn district meende te moeten doen. i eer waardeering voor zijn lofwaardig I W." xo"(' de heer Van der Borch bij den lend16 Van ^'nanc'ën. Op welwil- e wijze beantwoordde minister Pierson opmerkingen van den afgevaardigde van "e am, hoewel hij hem niet de toezeg- gen kon geven, die deze zich gevleid had den Minister te ontvangen. 31 Je geachte afgevaardigde uit Schiedam aan 1- e.too^e Minister vestigde er de onl 'irV! Gr ten aanz'en der branderijen 1 hjkheden zijn, omdat sommigen, die 20 zooveel produceeren als anderen, slechts emaal zooveel aan patent hebben te betalen. aaar toen ik dit hoorde, dacht ik de geachte gevaardigde spreekt van branderijen, maar e oelttoch zeker zoo ongeveer alle artike- n (ltïr Patentwet. Ik weet geen artikel waaromtrent niet hetzelfde kan gezegd wor den. Ik zou verhalen kunnen doen van in eigen kring opgedane ervaringik zou per sonen kunnen noemen die steeds voor uitgingen in bedrijfsinkomen, maar steeds verminderden in patentbelastingterwijl die voorbeelden onmiddellijk met 10, 42 anderen door leden der Kamer zouden kunnen worden vermeerderd. Wie spreekt van herziening van belastin gen ik bezig dit woord liever dan hervor ming zal, hoe bescheiden de herziening ook zij die hij wenscht, steeds spreken van verandering der patentbelasting. Ook hier mag ik wel een tertium non datur doen hooren Slechts twee dingen zijn hier mogelijk, óf de patentbelasting moet worden versmolten in eene algemeene Rijksinkomstenbelasting, óf zij moet door eene nieuwe bedrijfsbelas ting vervangen worden. In beide gevallen kan de oude wet van 1819 niet blijven be staan- In andere landen ik wijs op Frank rijk en Wurtemberg heeft men, zij het ook niet altijd met vrucht, krachtige pogin gen aangewend om de patentbelasting te her zien, maar in Nederland bestaat nog altijd de oude gebrekkige wet, die slechts op enkele punten werd gewijzigd". De afgevaardigde van Schiedam achtte het noodig in de Kamerzitting van Woensdag 11. nogmaals de Patentwet ter sprake te brengen en opnieuw aan te dringen op wegneming van de onbillijkheden die ze voor de branders bevat. Hetgeen de Minister in de vorige zit ting daaromtrent gezegd had, repliceerde hij op de volgende wijze >Ik begin met Zijne Excellentie den Minis ter mijn dank te betuigen voor de welwil lende wijze, waarop hij mij heeft heeft be antwoord toch kan ik van dit antwoord niet zeggen, dat het mij voldaan heeft. Wat de grondbelasting aangaat, zoo vertrouw ik dat Zijne Excellentie de wenken hem door den geachten afgevaardigde uit Zierikzee en door mij gegeven, zal benuttigen; ik zal hier niet verder op terugkomen. Minder voldaan ben ik echter ten opzichte van het antwoord van Zijne Excellentie op hetgeen door mij om trent de onbillijkheden van de patentwet in zake de branderijen, is aangevoerd. Het is toch waarlijk geen argument dat, omdat de patentwet ook ten opzichte van andere bedrij ven onbillijk is, daarin ten opzichte der bran derijen geen verandering behoeft gebracht te worden. Voor de branderijen toch bestaat een bijzonder groote onbillijkheid, zooals ik gis teren heb aangetoondals men bovendien bedenkt, dat !/(6 van de geheele patentbe lasting door Schiedam wordt opgebracht, dan is het begrijpelijk, dat zulke groote onbillijk heden daar zwaar drukken, en dat dus het nijvere Schiedam daartegen met nadruk op komt ik geef dan ook den Minister nogmaals in ernstige overweging om na te gaan, of het niet mogelijk zou wezen om dezen onge- lijken tegen alle recht en billijkheid indrui- schenden toestand te verbeteren of althans een middel te vinden om tegemoet te komen aan het onrecht, wat ten deze geschiedt". Verklaarde aldus de heer Van der Borch zich door het antwoord van den Minister onvoldaan, ons komt het voor, dat het zeker niet geheel onbevredigend moet geacht wor den. De heer Pierson verklaarde van de onbillijkheid der figeerende patentwet, zij het dan ook niet in 't bijzonder voor de bran ders, overtuigd te zijn hij getuigde met zoo vele woorden, dat geen enkel artikel der Patentwet billijk werkt. De Minister moet dan wel zeker zijn, dat spoedig een voorstel tot wegneming van de onbillijkheden der Patentwet kan worden ingediend en dat het in de Kamer eene meerderheid zal vinden, om van de ministerstafel aldus te spreken. En dat bij het ontwerpen van eene nieuwe patentwet in 't bijzonder ook op de grieven der Schiedamsche branders zal worden ge let, meenen wij met grond te mogen ver wachten het krachtig pleidooi door onzen afgevaardigde ter Tweede Kamer voor Schie dam's goed recht gehouden, zal dit zeker niet weinig bevorderen. Terwijl wij dus den heer Van der Borch dank brengen voor het geen hij in't belang van Schiedams kwijnende industrie heeft gedaan, meenen wij van de eerlijkheid en rechtschapenheid onzer tegenwoordige bewindsmannen met recht te mogen verwachten, dat zij van hunnen kant al 't mogelijke zullen doen tot opbeuring van eenen tak van bedrijf, die zoovele voordeelen voor ons Vaderland oplevert en waarmede het welzijn van duizenden nijvere burgers is gemoeid. 19 December '91. Het pleidooi door den rijkskanselier Capri- vi met zooveel volharding gevoerd, is ge wonnen. De Duitsche Rijksdag heeft giste ren na langdurig debat de handelsverdragen met Oostenrijk, Italië en Belgie, alsmede de overeenkomst betreffende de veeziekten met Oostenrijk bij derde lezing met 243 tegen 48 stemmen aangenomen. De Rijksdag is daarop tot 12 Januari uiteengegaan. Bij de derde lezing der handelstractaten

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1891 | | pagina 1