D Kerstvertelling. GEMENGDE BERICHTEN. De Terugkomst van den Ridder. Langzaam viel de sneeuw, die de aarde, boomen en men zelfs met een wit lijk kleed bedekte en de nacht kwam haastig, droevig en koud. Een vlakte, in het departement van Haute- ^ienne, door kleine hellingen van ontbladerde boschjes afgewisseld, zoude aan de woestijnen donder zon en bewoners uit het noorden bebben doen denken, zoo eenige lichte rook kolommen die in de lucht stegen en zich snel "tiet de grijze wolken vermengden, alsmede de klank der klokken in de verte, geen be woonde streek verraden hadden. De bejaarde koster van het naburige kerkje trok lustig den klepel der oude k!ok om aan allen het naderende Kerstfeest te verkondigen Li de groote zaal van het drie eeuwen oude kasteel der heeren Van Rochechouart zat bij den reusachtigen schoorsteen,twaarin een boom lag te branden, een grijsaard. Hij Was stil en droefgeestig, alsof een geheime Srnart hem pijnigde, doch met zijn grijze strenge oogen, witte haren en lange witte baard, zijn geregelde en fiere gelaatstrekken bood hij in't geheel een indrukwekkend, van ee»e onbeschrijfelijke zielesmart getuigend, schouwspel. Tesenover hem spon eene jonge, bleeke, 'jonde vrouw met een treurig lijdend uiter- "l bij den vlammenden haard, terwijl hare 2achte blauwe oogen, door het weenen ver- bioeid, soms angstig naar een mansportret at in een hoek hing, dwaalden, hetwelk bij 'aS bijna onzichtbaar, nu door de wispel- Urige flikkeringen van het vuur, eensklaps ei-licht werd. Deze man geleek den grijsaard, 'ons fijne trekken, grijze oogen en breed k°orhoofd hij had, doch daar hij jong, geluk- en zonder twijfel beminde en weder be- 'nd was, verving eene aangename glimlach ^r.zÜn gelaat de bittere trek van den oude. tr i ".knaap, een lieve rozekleurige snuiter, ad binnen en bracht een gevoel van leven Vr°olijkheid in de stille, bijna doodsche hii^a'^ bevreesd en half stoutmoedig plaatste Vo Z'j tusscben zijne moeder en grootvader den' schoorsteen en vroeg op een vleien- str .Srneekeuden toon hen beide beurtelings Ua-.y6 f'e toestemrning om den avonden te Van Kerstmis bij Jeanneton, zijne min, kne''Sen gaan doorbrengen. Piet de boeren- J)ult ^as <Iaar 'n de keuken en wachtte, vie 61 '1 200 koud het sneeuwt, en ik k]a.es V mompelde de jonge vrouw eens- Va,i n.leI verder sprekend, daar haar schoon hei de wenkbrauwen fronste. kind6 |-aaP vouwt zijn handjes en roept met Weet" ^en eenyoud uit: „Ach, moeder, u Kerct tüC^ we'' dat de kleine Jesus in den ).jnacht altijd bij Jeanneton komt?" •rien ,,ce' moet zich aan het weder gewen- js zeide de graaf Van Rochechouart. »Wat Bei6' ,tegen' mijn dochter, dat hij naar de Vo,.|na .ons zoude gaan, deed hij het ook de zal Jaren niet De oude moeder Martha bem^e de "dddernachtmis wel voor Ho& Z?rgen' zoo ge niet wilt, daar de kerk 7 a, veraf ligt, dat hij er zelf heengaat? der 1 if te antwoo,'den stond de jonge rnoe- v0etZUC erul °P' w'kkelde haar zoon, wiens 2or(rv?n-an .onSedu|d op den vloer trappelden, loen g ln warme kleederen en trachtte, (jw„„ I naar de deur ging, met zijn onge- dremPi" v.lel|gde te glimlachen. Op den een I 8®komen, wendde hij zich om, gaf la! ehjke kus aan zijne moeder en terwijl hu fcUit'g gezicht eensklaps veranderde, nam dè 7P1 'g Z1d" Pet a^' zond nog een kus naar J waai het portret hing en verdween, «lenp moede,s oogen vulden zich met tra- tenrl g°en de grijsaard, dit ziende, spot- verkn,Ped V,ragen,Ben ïe bang dat hij wóP,!,en.Zal worden?" „Neen, Vader," ant- vertro V iZP me' zfcbtheid, doch ik droomde, nu PI je®1 mÜ' T van het vroolijke feest gelul -11 Iare" ge'fden. „Wat waren wij di„,l» g' e" Marce! gelijkt zoo op hem" ein- 1e zij snikkend. de Ft ))V*enoe8 daarover" bromde de oude ..rochechouart, „spreek me niet van hem." haP aarze'de, deed een stap nader en over geheel lichaam bevende «cbenken'P Sd hem dan "ooit vergiffenis „Wanneer hij zich zal vernederen. Ge weet wel dat men mij niet straffeloos weerstaat." Met eene beweging van diepe ontmoedi ging en hare tranen bedwingende, zette zij zich weder aan het spinnen. Doch hare vingers bewogen zich werktuigelijk, hare ge dachten dwaalden onwillekeurig naar dat heerlijke verlossingsfeest, dat gelaat van haar aanstaanden man en hare verwondering en aandoening, zij de arme weeze, even hoog van stand als weinig gefortuneerd. Daar zegt haar voogd, de graaf de Rochechouart; dat zoo gij het wd, zij nimmer het verblijf harer jeugd zal behoeven te verlaten want, Jules, zijn zoon, bemint haar en vraagt haar tot vrouw. Daarop de toejuichingen en warme geluk- wenschen der gasten, den weg naar de kerk, zacht op den arm van Jules rustende, die haar fluisterend zooveel geluk belooft, het dankgebed aan den voet van de kribbe met liet hun toelachende Kerstkindje, die midder- nachtmis met zijn onvergetelijke geheimzin nige dichterlijkheid. Terwijl zij zoo droomde liep Marcel vroolijk naar de boerenwoning, zich noch om de sneeuw noch om de koude bekommerend, en Piet die moeite had hem te volgen, bla zend achter zich latend. Goeden avond, moeder Martha goeden avond, mijn goede Jeanneton. „Hé, waar is Joseph 1" „Hij is met vader naar de stad gegaan," antwoordde de boerin „en het is al laat. Wij zijn niet gerust. Men zegt dat er wolven in liet land rondloopen." De gedachte dat zijn kleine kameraad Joseph, door de wolven kon verslonden wor den, deed Marcel sidderenhij zette zich dicht bij de oude vrouw en verzonk in eene mijmering, waaruit de kleine Anna, zijn zoogzuster, die hem met haar vingertje de goudgeele koek op tafel wees en vertelde, dat de ketel vol met kastanjes was, die daarin zachtjes braadden, hem niet kon rukken. „Moeder, als je ons eens een Kerst sprookje vertelde," zeide eensklaps Jeanne ton, die gevoelde dat er wat, tegen den angst, die hen allen overviel, moest gedaan worden, „de jonge heer verveelt zich en de kinderen zullen in slaap vallen." „Wat zal ik je vertellen?" vroeg de oude zich oprichtende en trotsch over hare kennis. „De Jonk vrouwe van de grijze Rots." „De Kerstmis van den Duivel." „Het spook van den burcht." „De terugkomst van den rid der „De terugkomst van den ridder" ja, de terugkomst van den ridder, moeder Martha riep Marcel met een buitengewonen aandrang. Zonder zich langer te laten bidden begon de oude „Het was reeds lang geleden in den Kerst nacht. Sedert vele maanden weende de edele vrouwe van Labastide al de tranen harer oogen over de afwezigheid van den dapperen heer, haar gemaal, die, sinds dat hij naar de verre landen, waar de heidenen het graf van onzen Heiland en Heer genomen hadden, vertrokken was, niets meer van zich had laten hooren. Er viel niet meer aan te twijfelen, de goede ridder van Labastide was gestorven. Dit was ten minste het beweren van den Baron van Champeignac, een woest mensch, die God noch duivel vreesde, en de schoone edele vrouwe wilde huwen, om zoodoende in 't be zit van al hare domeinen te geraken. Hij eindigde met haar te verklaren, dat zij hem den dag na de heilige Kerstmis moest trouwen, zoo niet, zij en haar zoon zouden van hem hooren Zooals ge wel denken ku.it werd de arme vrouw bij deze bedreiging doodelijk bevreesd, doch haar zoon Léon, een mooie, krachtige en ferme jongen, zooals hier onze jonge meester Marcel, zeide vastberaden tot zijne moeder „Ween toch niet lieve moeder en heb geen angstMorgen, op mijn woord van edel man, zal de goddelooze baron hier iemand vinden die hem te woord zal staap. En zich het verhaal van een waarachtig wonder, dat een eerbiedwaardige heremiet hem gedaan had. herinnerendeging hij blootsvoets door de sneeuw, die even als van avond viel, naar de met stroo bedekte kribbe, welke de dorpelingen aan den ingang van de kerk geplaatst hadden, en daar, op zijne knieën, zonder de koude te gevoelen, zeide hij tot den kleinen Jezus„Heilig, alvermo gend kind, ik zal hier in de sneeuw en koude blijven, totdat gij mij mijn vader hebt te rug gegeven." En het kindje lacht hem tegen, steekt zijn handjes uit en hem tot zich trekkende, wordt de kribbe in de lucht door engelen, die Gloria zingen, opgenomen, juist op het oogenblik dat de Mis een aanvang nam. Toen deze geëindigd was en de geloo- vigen de kerk verlieten, zagen zij de kleine Léon voor de kribbe geknield, en God lo vende, met den heer van Labastide aan zijn zijde, die dank zijn zoon uit de gevangenis der heidenen werd gered het gerucht van dit wonder verspreidde zich nog dienzelfden nacht door het geheele land, en de eerlooze baron vertoonde zich, zooals ge wel geloo- ven kunt, niet meer. De kleine Léon werd een moedig ridder en zijn vader leefde ge lukkig tot in den hoogsten ouderdom." „Heilige Maagdviel Jeanneton in, voor de twintigste maal misschien naar de deur gaande, zullen zij dan nooit terug komen Er moet hun zeker een ongeluk zijn over komen Marcel, die in elk ander oogenblik deze ongerustheid zoude gedeeld hebben, was door het verhaal, dat hij toch reeds meer gehoord had, koortsig geworden vreemde gedachten verdrongen zich in zijne hersenen, en geheel zijn lichaampje beefde, waarom zoude hij niet evenals Léon, zijn vader bij zijne moe der, die altijd weende, terug brengen Sinds lang wist hij, dat zijn vader hem innig lief had, hem verlangde te omhelzen, en niet durfde terug keeren, daar grootvader dit niet wilde. Hij was een moedig officier en zonder twijfel geheel gelijk aan die held haftige ridders uit den ouden tijd. Hartstochtelijk aan den Keizer Napoleon, zijn afgod, gehecht, en misschien wat moede onder liet vaderlijk juk te leven, had Jules, niettegenstaande zijne liefde voor Marguerite en zijn kleinen Marcel, zich in het leger wil len engageeren. De graaf, oud partijgenoot van het koning schap, door dit besluit, dat hij een verraad noemde, verbitterd, had er zich met alle kracht tegen verzet, Jules had hem weerstaan en was vertrokken. Kort daarop viel de Keizer en de ongelukkige officier leefde alleen en treurig zonder familie en positie in de maatschappij. Marguérite smeekte vruchte loos dat hij terug zoude komen. Tusschen die twee zich evenarend trotsche karakters gevoelde zij zich onmachtig en beefde bij de gedachte dat zij het wellicht altijd zoude blijven. „Ha, God zij dank, daar zijn zijriep eensklaps Jeanneton, zij zijn niet alleen Wie is met hen voegde zij er verwonderd bij, misschien iemand die naar het kas teel gaat. Leonard kwam zeer ontsteld binnen. Een man van torsche gestalte met een dikken zwarten baard, zijne trekken onder eene groote kap half verborgen en een zware stok in de hand volgde hem. De eerste blik van den vreemdeling was voor Maicel. Het kind zag dezen blik niet, hij luisterde te veel riaar het verhaal van de boarin. Slot volgt.) Een geweldige brand heeft gisteren ette lijken magazijnen in het midden van Londen vernield, terwijl de stenge vorst de pogingen tot blussching belemmerde. Te Londen was gisteren de mist zoo dicht, dat den geheelen dag de straatlantaarns moes ten branden. In Devonshire blijft de influenza heerschen, in die mate zelfs dat vele hier en daar be legde vergaderingen geen voortgang kunnen hebben. Op een afscheidsfeest in het Westersché veld onder de Friesche gemeente Noordwolde

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1891 | | pagina 7