gij dit Nniiiffler behoort een Bijvoert.
Hoogstraat E 318,
15e Jaarg. Zondag 3 en Maandag 4 Juli 1892. No
VERSCHIJNT DAG EU J K8.
Boterstraat E 39
Bureau: Boterstraat, E 39.
Het BUREAU van de
NIEUWE SCHIEDAM
SCHE COURANT wordt met 1 Au
gustus verplaatst van
hoek Zwaansteeg.
1'rys der Advertentiëii
Branderijen in Limburg.
*ou
'°nb
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COUIUNT
Prijs van dit lilad:
Voor Schiedam per 3 maanden 1.50
Franco per post door geheel Nederland 2.00
Afzonderlijke Nommers0.05
Het antenrereclit van (len inhoud dezer courant i« ver-
«ekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Stsil. rto.124.)
NAAR
Van 1—6 regelsf 0.60
Elk gewone regel meer»0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke
overeenkomsten aangegaan.
Op verzoek van den geachten inzender
,letnen wij het volgende stuk over uit den
Limburger Koerier
(Ingezonden.)
Mijnheer de Redacteur.
Een klein plaatsje in uw veelgelezen blad
my zeer aangenaam wezen. Ik ver-
,°ek u dit, omdat ik hoop dat mijn geschrijf
fc(;s ten goede zal komen aan eene industrie,
^elke ons gouvernement in Limburg, in hoofd
tak in Maastricht, bezig is den genadeslag
geven.
Een zoogenaamde «Limburger" heeft zich
|r' het nummer van 26 Maart jl. der sMaas-
'"'chtsche Courant" eens erover uitgelaten,
aarom de branderijen in Limburg verdwe-
j zijn en nog verdwijnen. M. heeft daarop
de «Grerisbode" eene repliek gegeven,
uarop hij het antwoord nog steeds wach-
lehde is.
Anonymus «Limburger" lees dit, en gij
1 u verder overtuigen, waarom bijna al
i branderijen van Limburg opgehouden
),Jen te bestaangij zult de middelen
|ae'eri kennen, welke men gebruikt om de
va ste te sloopen en de branders te rui-
.i'en.
°en de heer Motké in 1862 met zijne
op het gedistilleerd voor den dag kwam,
het duidelijk, dat die verstandige rijks-
|Hf| jter|aar de branderijen over geheel Neder-
wilde beschermen. Hij erkende het
der branderijen en twas het eens met
getuigenis, welke de staatsman mr. G. V.
Op (j Van Hogendorp in zijne aanteekeningen
d0Qr 6 begrooting van 1819 uitsprak en welke
onzen onvergetelijken Thorbecke ver-
bta d zyn. De heer Motké verdeelde de
erijen in verschillende klassen en soor-
%t0f' ,U' naar gelang de streken waar zij be-
«oQ,.te"; bij maakte voor iedere klasse en
z°odanige bepalingen, dat aan alle het
*o
estaan verzekerd werd.
Zoo werd aan de branderijen der eerste
soort eerste klasse een lagere trek gegeven
dan aan andere, maar haar tevens door ver
scherpte controle Op meel en afstoken, het
fabriceeren van overmaten belet. De wet
gever zag destijds heel goed in, dat deze
soort branderijen toen geen bescherming
noodig hadden, omdat haar beter product
jenever, maar hoofdzakelijk hare gistfabri-
katie hare levensvatbaarheid verzekerde. Wil
echter het gouvernement de branderijen
dezer soort en klasse, hoofdzakelijk te Schie
dam bestaande, niet zien verdwijnen, dan zal
het nu meer beschermend moeten optreden.
De branderijen eerste soort der derde en
vierde klasse, welke bijna uitsluitend bij het
in-werking-treden der wet Motké in Limburg
bestonden, werden aan heel andere bepalin
gen onderworpen. Geen controle op meel,
geene afstokingen, of met andere woorden
gebruikt zooveel meel gij verkiest, stookt
overmaat, want anders komt gij er niet.
De bedoeling van den wetgever en de
uitvoering der wet zijn helaas zelden in over
eenstemming. De wet van 1862, welke ge
maakt was om ook onzen Limburgschen
branderijen ten goede te komen, werd door
onverstandige ambtenaren misbruikt om deze
voor handel, voor nijverheid en vooral voor
landbouw zoo nuttige industrie kapot te
maken.
Wanneer een brander eerste soort der
derde of vierde klasse niet werken kan zon
der toezicht van ambtenaren, wordt hem
zijn voorrecht ontnomen, dan verplicht men
hem met eene hoeveelheid meel te werken,
waaruit in de meeste gevallen nog minder
gedistilleerd gestookt wordt, dan waarvoor
hij wordt gedebiteerddan geeft hij per
stooksel meer geld toe, dan hij op twee
onbewaakte stooksels kan verdienen, en eene
uitgemaakte zaak is het dus, dat een bran
der, welke men voortdurend of waarvan men
zelfs slechts de helft der stooksels bewaakt
dat men zulken brander der derde of
vierde klasse ruïneert.
Zooals ik verneem, worden al de brande
rijen in de inspectie Maastricht gedurende
de helft der werkdagen bewaakt.
De wetgevers van 1862 hebben die dood-
makerij niet gewild. Zij hebben ons bran
ders overmaten gegeven om ons te bescher
men zij hebben ons die overmaten met
meer recht jtoegekend, dan die welke later
gegeven zijn aan de groote suiferfabrieken,
waarvan de meeste aandeelen in den Haag
geplaatst zijn zij komen ons met meer recht
toe dan de tonnen gouds welke jaarlijks ver
spild worden om de Indische suikerindustrie
te beschermen.
De wet op het gedistilleerd, welke voor
dertig jaren 't leven zag, is verouderd, en
herzien moet ze worden. De branders zijn
in kennis met den tijd meegegaan en de
wet is op haar zelfde standpunt gebleven.
Het eenige, wat het gouvernement nu doen
kan en mag, is de wet in dien zin te ver
anderen, dat zij weer is volgens de eischen
des tijds doch het is verantwoordelijk, het
is een Syberische toestand de bran
ders fmantieel te vermoorden, de brande
rijen in Limburg te vernietigen, alleen om
te willen bewijzen, dat de wet nog goed is,
doch de branders slechts smokkelaars zijn.
Dat men de branderijen in Limburg kapot
maakt, lijdt geen twijfel. Doch nu stel ik
de vragen Waarom doet men dat En
waarom doet men dat alleen in Limburg,
terwijl men de overige branderijen van de
zelfde soort en klassen, buiter. provin
cie gelegen, vrij laat of beschermt
Is aan Limburg nu nog niet genoeg ont
nomen Was het niet voldoende onze indus
trieën ter wille van het vrijhandelsstelsel voor
Amsterdam en Rotterdam op te offeren 1
Meent men ons een dienst te hebben bewe
zen, met ons te doen overstroomen van de
Duitsche overproductie Onze fabrieken staan
stil of kwijnen, omdat door de schuld van
ons gouvernement overal de deuren gesloten
zijn voor de producten onzer industrie. Wat
hebt gij met onzen schoonen Maasstroom
gedaan Wat doet gij in het Noorden met
onze beste zonen Achter de waterlinie hebt
gij hen gedreven, ons prijsgevende aan den
vijand. Op hun kostbaar bloed rekent gij
om het Vaderland uw Vaderland te
verdedigen. Niets hebt gij ons in Limburg
gelaten, niets doet ons meer denken aan het
Vaderland, dat wij zoo gaarne lief-hadden,
dan grenspalen van Noord tot Zuid, en een
heirleger van deftig Hollandsch sprekende
ambtenaren, welke de opgedreven belastin
gen moeten innen, die dienen om de Indische
tekorten te dekken en de waterwerken van
Amsterdam en Rotterdam te maken en te
verbeteren.
Indien het gouvernement iets te zijnen
voordeele doen wil, moet het niet beginnen
met de hen, die de gouden eieren legt, te
slachten; maar dat het eene wet make vol
gens de eischen des tijds. Dat het gouver
nement, niet op de hoogte zijnde onzer in
dustrie, niet beginne met deze op te offeren
om achter hersenschimmige geheimen te
komen, welke zij veel beter van mannen van