Dagblad voor Schiedam en Omstreken. 15de Jaarg. Woensdag 31 Augustus 1892. No. 4372. l^utreau ^oogstraat 317. KONINGIN WILHELMINA. ALGEMEEN OVERZICHT. Feuilleton. PRI1S VAN DIT BLAD: PRIJS DER ADVERTENTIËN 1880 - 31 Augustus - 1892. Heldendaden van Loys. V NIEUWE SCHIEDA Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 StsblNo. 124.) f 1.50 2.— - 0.05 Yan 16 regels0-30 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. Weder is een levensjaar door de jeugdige draagster der Kroon volbracht. Koningin Wilhelmina heeft Haar twaalf den levensjaar voltooid. Voor ons die met levendige belangstelling de ont wikkeling van deze heerlijke roos uit Holland's bloemengaarde volgen, is dit een rede tot overvloedige vreugde en innige dankbaarheid. Immers, ieder levensjaar [door dit Koninklijk Kind volbracht, is een weldaad door den Algoede aan Nederland bewezen. Wonderlijke beschikking der Voor zienigheid In den persoon van een jeugdig kind is thans het koninklijk gezag vertegenwoordigd. Een jong en tenger meisje noemen wij de hope der toekomst. Is het niet, alsof de Alwijze, door ook hier weder het kleine, het schijnbaar nietswaardige te kiezen ter bereiking van Zijn doel, ons wil leeren, dat al wat er op aarde grootsch en degelijks wordt gewrocht, allereerst Zijn werk is. Voor ons, Katholieken, die gewoon zijn het gezag te eeren, zonder te letten op den persoon die er de drager van is, valt 't niet moeilijk ons aan het koninklijk gezag van dit twaalfjarig kind te onderwerpen. Wij eeren in deze jeugdige koningsdochter de Koninklijke Majesteit van Hem, Die Haar gezonden heeft. Zij is de afspiege ling Zijner oneindige Majesteit en het beeld Zijner voorzienende liefde. Dat wij feitelijk gehoorzamen aan een kind, heeft voor ons niets verlagends of ver- 25) NAAK HET FkANSOH. Zü moet wijken, mompelde de arme banier drager in een aanval van razernij, ik zal ze er uit rukken jaik zal ze uit rukken en als bet mij niet gelukt, zal ik de rots met mijn nagels afsleten. 'Reine, nu sterf ik nog razend in dit hok en als de wind vannacht het ge blaf van dien helschen hondentroep doet hooren. Hjj sprak niet uit. Een zucht steeg uit zijn borst op. Op hetzelfde oogenblik ontglipten de staaf en het steenen steunpunt aan zijn bebloede Reine hoorde hem als een zware massa op den vloer van den kerker neerploffen. Aubryzei het verschrikte meisje. Geen antwoord. Aubrymompelde zij weer. Zij durfde haar stem met verheften, uit vrees dat de schildwacht daarboven haar zou hooren. Aubry bewaarde het stilzwijgen. nederends want dit Kind is naai' Gods beschikking de draagster van het Ko ninklijk gezag. Kunnen Hare tengere handen den zwaarwichtigen konings scepter nog niet voeren, wij buigen toch het hoofd voor alle wetten en besluiten die van den Koninklijken troon uitgaan; want ook al wordt het vorstelijk ge zag tijdelijk door andere handen uit geoefend, 'tis het gezag van Haar, die het van den Oppersten Oorsprong van alle rechtsmacht en gezag ontving. Voor Wilhelmina, onze wettige sou- vereine en geëerbiedigde Lands vorstinne, rijzen in dezen blijden stonde onze wen- schen en beden. Denkend aan het God delijk Kind, dat het toonbeeld is aller kinderen, paren wij den innigen wensch aan de vurige bede, dat deze jeugdige Koningsdochter steeds moge toenemen in wijsheid en welbehaaglijkheid bij God en bij de menschen. Laten wij ons om den troon van dit Koninklijk Kind scharen, en brengen wij Haar naast de betuiging van onze eerbiedige hulde de verzekering van onze eeuwige trouw. Nog klinken zij ons in de ooren, de jubelkreten waar mede de stoere Friezen en de stijve Groningers deze jeugdige souvereine be groetten. En als Zij zich straks aan de hand Harer Koninklijke Moeder ook aan de wakkere Zeeuwen en de trouwe Brabanters zal vertoonen, dan zullen zeker de juichtonen van het zuiden de jubelkreten van het noorden nog overtreffen. Immers, het geheele Nederlandsche volk, hoe verscheiden ook in landaard en zeden, gevoelt en beseft, dat in dezo Kleine Majesteit Reine vouwde haar banden, en zond een wan hopig gebed ten Hemel. O God! en gij, heilige Maagd! sprak zij, hebt medelijden met ons Aubrystamelde zjj ten derden male, keer terug keer terug Ik ben naar de markt te Dol geweest en breng u een vijl mede.... Die woorden had zij nog niet uitgesproken, of> het hoofd van Aubry verscheen weer aan het gat. Een vijlriep hij uit, ijlende van blijdschap, zooals hij te voren van droefheid ijldeeen vijl! wij zijn gered, Reine, gered! gered! Een dof geluid liet zich plotseling hooren m de cel, die eensklaps verlicht werd. Buk ufluisterde Abry, die zich oogenblik- kelijk liet vallen! Reine gehoorzaamde zij had nog den tijd gehad om in het hok een kaal lioold te zien, waarvan het voorhoofd door den schijn eener lamp volop werd verlicht. XIY. Reine had slechts den tijd om haastig achter uit te springen en vast tegen den buitenmuur van het hok te gaan staan. Binnen hoorde zij een vroolijke, zware stem zeggen Altijd tref ik u wakker aan, mijnheer Aubry Bij Sint Bruno, hebt gij overdag niet vervat is, al wat der Hollandsche natie sedert [eeuwen dierbaar is: haar vor stenhuis, haar onafhankelijk volksbe staan, hare rechten en vrijheden ge waarborgd door den souverein bij de gratie Gods. Het moriamur pro rege no.itro wordt in duizend toonaarden van Noord- tot Zuiderstranden, van Oost tot West her haald. Overal /aar de geliefde driekleur wappert, alom ter wareld waar zij hare glorievolle banen ontplooit, stijgt heden uit ieder rechtgeaard Hollandsch hart de vurige wensch en de innige bede: Bescherm, o God, onze Koningin Wil helmina Overlaad haar met den over vloed van Uwen hemelschen zegen. Worde zij U steeds meer waardig en der vervulling Harer grootsche taak steeds meer bekwaam. Zij leve, groeie en bloeie. Haar rijksstaf leide ons een maal in vrede ter victorie 30 Augustus '92. De gezondheidstoestand te Hamburg blijkt bij voortduring zeer veel te wen- schen over te laten. Behalve de cholera heerschen er ook de pokken. In den voorlaatsten nacht nam het aantal cko- lera-gevallen daar weder toe. Ook in het vrijhavengebied woedt de ziekte thans hevig. Er wordt gemeld, dat thans 2400 personen overleden zijn. Vele gegoede personen vluchten naar zeebadplaatsen aan de Sleeswij k-Holsteinsche kusten en naar het lïarz-gebergte, maar vele be stuurders van baden weigeren hen op te nemen. Een uit Hamburg komend reiziger heeft de ziekte ook naar Leipzig overgebracht. Eene te Berlijn aangetaste Hamburgsche vrouw is aan de betere hand. Te Berlijn werd eergisteren op ro-jde, een meter groote aanplakbiljetten het aldaar eerst voorgekomen cholera geval bekend gemaakt met de meermalen reeds herhaalde raadgevingen en voor behoedmiddelen. De Berlijnsche bladen betoogen, dat ondanks alle ambtelijke verzekeringen, het toezicht op uit Ham burg komende reizigers hoogst onvol doende is. Gisteren zijn te Berlijn weder vijftien ziektegevallen van verdachten aard aangegeven, doch een tweede cho- lera-geval heeft zich tot dusver nog niet voorgedaan. Het toezicht op het spoor wegverkeer wordt verscherpt. Een vreeselijk spoorwegongeluk waar van alle gevolgen nog niet te overzien zijn, doch waaromtrent in den aanvang te Brussel de overdrevenste geruchten rond liepen heeft gisteren te Brussel ont steltenis verspreid. De sneltrein van Antwerpen, daar moetende aankomen te 8 uur 20 m., moest op de hoogte der Avenue de la Reine, eenige honderden meters van het noorderstation, stoppen. De sneltrein uit Ostende kwam zes minuten later aan. De machinist van dezen laatsten heeft de seinen niet gezien, en is er niet in geslaagd zijnen trein geheel tot stilstand te brengen, zoodat deze met een vreeselijken schok op den Antwerpschen trein is geloopen. Er zijn twee reizigers op de plaats gedood en een twintigtal gekwetst, waaronder zes levensgevaarlijk. Een van de om gekomenen is do heer Rothmaler, han delsreiziger, komende van Vilvoorde, op wiens lijk een som van fr 1800 ge vonden is. De andere doode is de heer Denin, chef de bureau van de Spaarkas. Onder de zwaar gewonden bevinden zich een dame en een jong meisje. De gewonden zijn naar het hospitaal Sint Jan gebracht. In de nabijheid der plaats van het ongeluk stroomde spoedig eene ontzaglijke menigte samen. De tijfts genoeg om over hersenschimmen na te denken Ik verklaar u, als mijn plicht mij op dit uur niet hier riep, lag ik te ronken als die verwensehte koormeester. Ik heb geen slaap, waarde broeder Bruno, antwoordde Aubry, die hem wel honderd voet onder den grond zou gewenscht hebben. Ik begrijp er niets meer vanriep de leekebroeder uit, in mijn tijd sliepen de jonge lieden beter dan de grijsaardsMaar beste edelman, gij wordt door droefheid gekweld, en dat is te begrijpen. De heilige Michael be ware mij ik ben soldaat geweest, voordat ik monnik 'was, en ik zeg dat gij goed gehan deld hebt, met uw degen voor de voeten van dien bleeken schurk, die zijn broeder vergif tigde, te werpen. Brunoviel hem de jonge edelman met een streng gelaat in de rede, zoo moet gij hier niet over den hertog spreken Goedgoedik weet, dat gij een recht schapen jongeling zijt, mijnheer Aubry. Ik houd veel van u, ziet ge, en als ik baas was, stelde ik u dadelijk in vrijheid, want het is schande voor de abdij van Saint Michel, dat zij door dien ellendigen Frans tot gevangenis wordt gebruikt. Goedgoedik zal mijn tong be dwingen. Ik zei dan, dat gij een flink wapen drager zijt, mijn zoon, en ik u voor niets ter wereld eenig leed zou willen doen. En ziedaar, voegde hij er op vaderlijken toon bij, als gij mij zoudt zeggenBroeder Bruno, ik zou wel een flesch Gasconjer willen hebben, zou iki mits het geen quatertemper of vigilie-dag was niet boos op u kunnen worden. Zoo vloeiden den braven broeder Bruno de woorden van zijn lippen, en terwijl hij zoo sprak, plooide zich zijn open gelaat tot een goedhartig lachje. Hij kon bijna een grijsaard genoemd worden. Met'zijn kaal hoofd en opgeruimd en gul ge moed, had hij in vroeger tijd zeer goed een lustige snaak kunnen zijn. Sedert Aubry in den kerker der abdij zat, deed broeder Bruno al wat mogelijk was, om de gestrengheid zijner gevangenschap te ver zachten. Als hij de ronde deed, ging hij nooit Aubry s cel voorbij, zonder er in te gaan, en een praatje met hem te houden. Aubry mocht hem wel, omdat hij een goed hart in hem ontdekt had. Hij liet broeder Bruno de bijzonderheden van de laatste belegering van den Berg verhalen. De goede monnik was bij die gelegenheid weer min of meer soldaat geworden. Hij zou wel gewild hebben, dat de Berg altijd belegerd werd. Maar de geslagen Engelschen hadden tot zelfs hun vesting Tombelène verlaten, na ze vooraf verwoest te hebben. De goede dagen waren voorbij. Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 1