Handelsberichten. (Slötk.) Spiritus npf.?ct- Keulen. Parijs. Os Cholera. Berlijn. I Oct./Nov. H&mli. New-York. Maïs 143.50 145^50 34.40 32.90 19.25 15.10 51.30 50.25 14.60 14.80 22.50 22.62» 501/»! 142.50 145Ï25 33.80 32.70 19.25 15.10 51.60 50.50 14.60 14.75 22.25 22.50 0.50 Eindelijk is typhus-epidemie te Kat- wijk-aan-Zee geweken, na ongeveer een jaar geheerscht te hebben. Het eerste geval werdt ter secretarie aangegeven 20 October 1891, de laatste patient is gepasseerde week uit het ziekenhuis ont slagen, In het geheel werden 167 per sonen aangetast en stierven 31De sterf gevallen kwamen vooral de eerste maan den voor in den laatsten tijd vertoonde de ziekte een goedaardig karakter. Het gemeentebestuur en de commissie van bij stand verdienen een woord van lof voor- hun optreden tot bestrijding der ziekte zij hadden dikwijls met allerlei voor- oordeelen te kampen. NAALDWIJK. Met het oog op de in den omtrek van Delft heorschende veeziekte zal er hier op 19 en 26 dezer en 2 en 9 November eene veemarkt worden gehouden op het uitstekend ge schikte dorpsplein. BREDA. Door de kantoorbedienden alhier is een missive ontvangen van den Minister van Oorlog, als antwoord op hun aan Z. Exc. gezonden tweede rekwest, verzoekende hot daar heen te willen leidon, dat aan actief dienende onderofficieren, te Breda in garnizoen, niet meer worden vergund burgerbo- trekkingen aan te nemen, in welke missive ter kennis van adressanten wordt gebracht, dat Z. Exc. geen ter men heeft gevonden om aan hun ver zoek te voldoen. AMSTERDAM, In Constant-ia was tegen gister-avond eene meeting belegd om te protesteeren tegen de loting voor de militie. Als sprekers traden op Van Emmenes, van Arnhem, en Visser. Beide sprekers geven nog al af op het kazerneleven. Na afloop der vergade ring gingen een paar honderd opgescho ten jongens zingende in optocht door verschillende straten. Toen zij echter de Kalverstraat in wilden gaan, werd hun dit door de politie belet, en trok ken zij langs den Nieuwendijk naar Constanlia terug. Volgens bericht uit Hamburg zijn aldaar gisteren aangegeven 10 gevallen van cholera en 3 sterfgevallen daarvan zijn er van den vorigen dag 3 en 3. In het geheel hebben er; tot nu toe plaats gehad 17962 gevallen, waarvan 7588 met doodelijken afloop. Van Zaterdag-avond tot Maandag middag zijn te Marseille 18 personen aan cholera overleden en werden 2 ver dachte gevallen aangegeven. Volgens rapport van dr. Brouardel is er reden om te hopen, dat de cholera te Mar seille bezig is uit te sterven. De mini ster van buitenlandsche zaken heeft aan Erankrijk's vertegenwoordigers in het buitenland een protest doen toekomen legen de genomen gezondheidsmaatre gelen ten aanzien van Marseille. Te Lens zijn in de laatste dagen drie personen aan de cholera overleden. Dr. Géwde, hieginist te Parijs, is dooi den minister gezonden, om kennis te nemen van de genomen maatregelen ter bestrijding der ziekte. Men vreest dat zij zich verder verspreiden zal. Te Havre schijnt de ziekte geheel geweken de speciale gezondheidsdienst is ingetrok ken en het sanatorium gesloten. Ook te Antwerpen is, gelukkig, de ziektetijd voorbij. Het bestuur derhos- l>italen heeft besloten de gezondheids- bulletins te staken, daar de epidemie verdwenen is. Daarentegen woedt de ziekte te Buda-pest nog immer voort. Maandag werden daar nog 24 cholera- eü 6 sterfgevallen aangegeven. De Raadsvergadering van 17 Oct. '92. De vergadering, gisteren door den Raad dezer pmeente gehouden, was zeker wel een der belangwekkendste, welke in den laatsten tijd Plaats hadden. Het nieuwe reglement van wde voor den Raad, dat groote punt van ver deeldheid tusschen den Voorzitter en de meer derheid der Raadsleden, kwam opnieuw in be- Staakten iu de vorige raadszitting de stem den over art. 1 van bedoelde verordening, vol kans de bepalingen der Gemeentewet moest l-hans over dit artikel worden herstemd. Nadat •te Raad besloten had, de discussie daarover biet te heropenen, werd het artikel met 11 tegen 9 stemmen aangenomen. Alvorens nu de Raad tot de behandeling der verdere artikelen van het reglement over ging hield de heer M. 0. M. de Groot eene redevoering, welke in haar geheel luidt als volgt Het zjj mij vergund een ernstig beroep te doen op de tegenstemmers, op hun liefde en ijver roer de zaak onzer arme gemeente. Wat is met het voorstellen van dit reglement de bedoeling geweest? Heilig en eerlijk om de behandeling van de gewichtige belangen, aan onze zorg toevertrouwd, degelijker te maken en te bespoedigen. Bestaat daarvoor geen reden? Is het niet waar, dat tal van gewichtige zaken sedert jaren aan de orde zijn en weinig of niet vorderen? Is het niet waar, dat de enkele belangrijke zaken, in den laatsten tijd tot stand gekomen, veel langer tijd hebben geëischt dan naodig was Is het niet waar, dat het tegen woordig R. v. O. de vrijheid laat in 2, 3, ja zelfs 4 mnanden niet te vergaderen en dat van die vrijheid vaak gebruik wordt gemaakt? Gebeurt het niet, dat we soms weken lang reikhalzend uitzien naar naar dc behandeling van [een dringende zaak en dat, komt ze ein delijk op de agenda, ze die gunst met zoovele andere onderwerpen deelt, dat we overstelpt worden met werk en dat de afdoening van een deel weer moet worden uitgesteld Is het geen feit, dat vele zaken op 't uiterste oogenblik, ja zelfs later dan eigenlijk mag, worden afgedaan? Is daarvan niet het noodzakelijk gevolg een cd te luchthartige behandeling? Zijn de agenda's niet meestal zoo lang, dat zelfs ijverige en krachtige raadsleden hun geduld verliezen en vóör den aüoop heengaan Hebben we niet in den laatsten tijd zelfs Wethouders hun post zien verlaten vóór hun taak was volbracht Moest 'niet, om een voorbeeld te noemen, in de laatste zitting met kunst- en vliegwerk een elftal leden worden bijeengehouden om een paar meer dan dringende benoemingen te kun nen afdoen? Liggen niet dikwijls adressen maanden ter visie, die in even zooveel weken behoorden te worden afgedaan? Maakt het niet den indruk van onverschilligheid en slofheid, dat de vergaderingen meestal een half uur te laat worden geopend? Is het geen feit, dat het lezen der notulen en ingekomen «tukken veel tijd vergt en toch uit den aard der zaak moei lijk te volgen is? Is dat alles niet juist? En als we dan alles laten by het onde of voorge stelde veranderingen tegenwerken, zijn we dan verantwoord voor eed en geweten, hebben we dan, zooals wy zwoeren te zullen doen, „met al ons varmogen de belangen der gemeente voorgestaan en bevorderd"? „Maar tegen het ontwerp zyn goede gronden aangebracht". Laat ons die dan nog eens even bekijken. De heer Poortman heeft gezegdach kom, meer vergaderingen, eenvoudig meer gepraat." Ziet, mjjne Heeren, dat is eene zeer gemak kelijke argumentatie. Een koopman kan zijn werk niet behoorlijk afkrijgen en besluit een bedisnde meer te nemen: „ach kom, dwaasheid, er zullen eenvoudig meer grappen worden ge maakt en er zal niets meer worden uitgericht." De kinderen des volks verkrijgen te weinig ontwikkeling op school; men stelt voor den leertijd van 6 tot 8 jaar te verlengen„onzin, er zullen alleen zooveel meer ruggegrnatsver- krommingen zijn" De heer Poortman heeft gelijk: er wordt veel gepraat en weinig gedaan. Maar waarom voor dit treurige feit de zoo gezochte verkla ring van eenvoudige praatzucht gegeven, waar een zoo plauiibele voor de hand ligt? De heer P, zelf zeide, dat de raad meer behoorde af te gaan op de voorbereiding door het Dagelijksch Bestuur en door de Raadscommissies. Ieder zal toegeven, dat dit is de normale, gewenschte toestand. Maar noodzakelijke voorwaarde daar voor is, dat er dan ook werkelijk worde aan gepakt, voorbereid en Uitgewerkt door de daarvoor aangewezen collegesdat deze daar door werkelijk gezag en vertrouwen genieten bij den Raad. Dat aan die voorwaarde niet voldaan wordt, zietdaar de verklaring van het feit, door den heer P. en door ons allen be treurd. En de heer Schuurman „Uw Art. I strijdt met Art. 41 gemeentewet." Zonderling, dathij daarvan niets bemerkt heeft in de bijeenkomst die hij had met een 6-tal der voorstellers kort vóór 1 Juli, waar Art. 1 breedvoerig is be handeld. Zonderling, dat hij op 1 Juli even min die onwettigheid kende, althans ze vóór zich hield. Maar laat ons hierop niet verder ingaanwant wie onzer heeft wel niet eens op het laatste oogenblik, juist als de nood op het hoogst was, een reddende, lumineuse in geving gekregen? „Beleggen" zegt de heer S. kan niet anders worden opgevat dan in dien zin, dat de Bur gemeester onbeperkt de keuze heeft van dag en uur d«r vergadering. Onbeperkt. Aan de rechtsgeleerde scherpzinnigheid van den heer S. is het dus jaren lang ontsnapt, dat hot be staande Reglement evenzeer in strijd is met de wetimmers in dit opzicht 7 beperkingen voorschrijft. Zonderling is het ook hier weer, dat de heer S. den gewonen weg niet volgt en zyn bezwaar door eea amendement tracht uit den weg te ruimen. Voorts beroept hy zich op Oppenheim en nog eea paar schrijvers. Misschien is het op 30 Sept. den meesten raadsleden gegaan als mij dat zij zijn betoog niet geheel hebben kunnen volgen. Hij heeft de royaliteit gehad ons zyn bronnen ter in zage te zenden en daaruit blijkt, dat in '56 èn G. S. van Zeeland èn de Koaing onze opvat ting huldigden, en dat bedoelde schrijvers daartegen opkwamen. En opmerkenswaardig is, dat dezelfde heer Oppenheim op bladz. 139 zegt„De raad tygt aan het werk zoo dik wijls hem dit zeiven geraden schijnt." En komt men nu met autoriteiten aan, dan be vinden wy ons in goed gezelschap. In de praktijk onzer Gemeentewet van Zaalberg vindt men op bladz. 99 letterlijk„Blijkens eene missive van de M. v. B. Z. van 23 Dec. 1851 (dat was toen Thorhecke, die de gemeentewet maakte en dus haar bedoeling zeker het best kende kunnen de gewone vergaderingen bij het R. v. O. worden bepaald, en kan ook het uur, waarop de vergaderingen in den re gel zullen aanvangen, daarbij worden aan gegeven, als zijnde dit niet in strijd met het recht, aan den voorzitter hij art. 41 toe gekend om de vergaderingen te beleggen." En op bladz. 120 vindt men op gezag van Mr. Cremers in gelijken zin beslist. In '56 is, gelijk gezegd, deze opvatting bevestigd door G. 8. van Zeeland en door den JKoning. Het Amsterdamsche R. v. O. bepaalt, dat de ver gaderingen zooveel mogelijk gehouden worden op Woensdag l'/t ure; G. S. van N. H. blijken dus alweder gelijke opvatting te huldigen. Mij dunkt men kan dus van een gevestigde juris prudentie spreken. En wat ten slotte alles afdoetonze voorzitter heeft iii zake de wet tigheid de beslissing ingeroepen van het ge zag, door wet en rdeht in deze als het hoogste aangewezen het voegt den Raad zich daaraan te onderwerpen. De bezwaren van den heer Dom, als van niet principiëelen aard kunnen bij de artikelen een punt van overweging uitmaken. Het spreekt van zelf, dat ik er niet aan twijfel, dat de heeren P. en S. hun motief krachtig genoeg vinden om het R. te bestrijden. Maar ik weiger te gelooven, dat ook de andere 8 tegenstemmers van diezelfde meening zijn, zoo lang ze het niet uitdrukkelijk hebben ver klaard. Wat er nog wel voor andera gronden kunnen zijn??? Sommigen zeggen: het R. is onzen voorzitter persoonlijk onaangenaam. Ziet Mjjne Heeren, dit mag niet zijn. Ik hoor den voorzitter zelf reeds verontwaardigd uitroepen„neen, ddt mag nooit uw stem bepalen, eed en ge weten gebieden u alleen te vragen naar hetgeen volgens Uw innige overtuiging in het belang der gemeente is. Er is meer men kan bewijzen dat de B. niet is tegen het R. Zijn wettigheids- bezwaar is opgelostimmers hij heeft de uit spraak ingeroepen van het wettig gezag en dat heeft gesproken; van bezwaren tegen de innerlijke waarde is in de 7 maanden, dat de zaak nu hangende is, in open strijd niets gebleken; aannemen, dat hy bedekt er tegen gestreden zou hebben, nu hij op 30 Sept., kort na «ijn ambtseed, plechtig verklaarde, dat de gemeente het meest gediend i» by open strjjd, ziet M. H., dat zou een grove beleediging zijn tegen hetgeen ieder eerljjk man het heiligst is. Zou het meeningsverschil tusschen de 10 vóór en de 10 tegenstemmers dan misschien te verklaren zijn met een paar nuchtere cijfars? De voorstemmers telden gemiddeld 48 jaar, de tegenstemmer» 62; onder de eersten was niemand boven 60 jaar, onder de laatsten niemand er onder, behalve de 45-jarige heer Poortman, die, ik hoop bij vergissing, onder de oudere heeren is geraakt. Ziet M. H„ een 48-jarige schrijdt nog voorwaarts met krachtigen, fermen pas; een 62-jarige begint den last der jaren reeds te gevoelen, gaat langzamer, heeft meer behoefte aan rustige rust. Gingen we met ons twintigen een pleizierwandeling doen het spreekt van zelf, dat ik den voorzitter en den heer v. Erpecum niet gaarne zou thuislaten het ware schandelijk, wanneer de jongeren hun pas niet richtten naar dien der ouderen. Maar het geldt hier toch waarlijk een andere, hoogst ernstige zaak. Juist de ouderen zullen zooveel levenswijs heid hebDen, dat zij weten, dat de maatschappij niet voortgaat, niet voortgaan mag, op het pad der ontwikkeling met den pas van den ouderdom maar met dien van den krachtvollen, inannelijken leeftyd. Voor wilde haren en on stuimige jongelingsjaren behoeft men toch by een 48-jarige niet meer bevreesd te zyn 1 Is het dan een onbescheiden verzoek aan de oude ren om hun pas wat te versnellen, als hun dit maar even mogelijk is Bestaan er bij de tegenstanders soms nog andere bezwaren, dringend verzoek ik, die toeh bekend te maken en te trachten ze door amen dementen, al is de tijd hiervoor eigenlyk reeds voorbij, weg te nemen, opdat zij het goede graan niet met de di»telen uitrukken. Dit is niet alleen Uw recht, het is ook Uw plicht. Ik van myn kant ben bereid, zelfs in dit sta dium der zaak tot overleg plegen, tot ver andering van standpunt, tot geheel omkeeren zelfs, als men mij maar goede gronden geeft. Daarop antwoordde de Voorzitter, blijkbaar verstoord, dat hij op die rede niet zou repli- ceeren, omdat hij zich niet aan hetzelfde ver grijp wildo schuldig maken, waaraan de heer De Groot zich had bezondigd. De behandeling der verdere artikelen gaf nog tot belangwekkende scènes aanleiding. De heer mr. Schuurman achtte het als rechtskun dig adviseur in den Raad noodig, zyne mede raadsleden in te lichten, dat hy art. 5 in stryd achtte met art. 49 der Gemeentewet en in art. 21 eene ongeoorloofde uitbreiding zag van art. 46 der Gemeentewet. Hij zou zich echter van het doen van eenig voorstel tot wijziging ont houden. By art. 25 bepalende dat omtrent zaken van feiteljjken aard onmiddellijk door den Voor zitter de gevraagde inlichting aan den Raad zal verstrekt worden, merkte de heer Den Breems op dat dit artikel door de Voor stellers was ingelascht, om te coupeeren de stereotiepe opmerking van den Voorzitter ik kan daarop niet antwoorden omdat dit een zaak is die b«hoort by het coll. van dageljjk»ch bestuur, dat hier niet als zoodanig verga derd is. Toen daarop van de bestuurstafel de opmer king werd gemaakt, dat het ondanks deze for- meele bepaling toch niet altjjd mogelijk zou zyn de gewenschte inlichting te verstrekken, repliceerde de heer Hoogendam „nn dan krygen wij in ieder geval de inlichtiug, dat er geen inlichting kan gegeven worden." Hilariteit in de Raadszaal en op de tribune). Bij de behandeling van de ontwerp-verorde- ning, regelende de verdeeling en bezoldiging der onderwijzers en onderwijzeressen aan de openbare lagere scholen, hield de heer Den Breem» eene uitvoerige rede, waarin hjj trachtte aan te toonen, dat het groote offer, hier van de gemeente gevraagd door het belang van het onderwys en de billijkheid ten opiichte der onderwijzers werd gevorderd. De heer Hoogendam wa» echter door die rede nog niet voor die zaak gewonnen. Wel had ook hy een open oog voor de belangen van het onderwys en droeg hij den onderwijzers een goed hart toe, maar voor hy een som van f 3000, hier vereischt, voteerde, zou hy wel eens willen weten waar het geld vandaan moest komen. Eene verhooging van den post onvoor ziene uitgaven geeft daaromtrent geene verkla ring. Hij meende dat de raadsleden in geen enkele verhooging der uitgaven moesten be rusten voor dat onze gemeente-financiën gere geld waren. De heeren Visier en Brillenhurg wenschten deze gewichtige zaak om het late uur niet overhaast af te doen maar haar tot eene vol gende vergadering te verdagen en de heer Van Erpecum wenichte eene beslissing aan gehouden te zien tot het vroeger door hem gevraagde rapport over de schoolTyl zou ziju ingekomen. Nadat de heer Den Breems had verzeksrd, dat voor deze urgente zaak de noodiga midde len w«l zouden gevonden worden, werd de ver dere behandeling tot eene volgende vergadering aangehouden, zoodat de Raad zich nog niet heeft veroorloofd deze geweldige greep in da beurzen der belastingplichtigen te doen. BEURS TE SCHIEDAM, 18 Oct. 1892. Moutwijn, f 8.50. Verhandeldf8V Stemming: vast. Jenever f14. Amst. proef f 15.25. Spoeling. Vereeniging fl.20. J Nov./Dec. April/Mei Oct./Nov. Rogge dadelijk. Nov. Meell2Merk.l.md. 12 Nov. Rogge, loop. md. Nov. Spirit. Oct./Nov. Dec ./Jan. 17 Oct. Oot. IS Oct. 17 Oct Amsterdam. 17 Oct. Rogge op lev. vast per Oct. f 152 per Maart f142, 143, 144,143. Aangevoerd 150, totaal deze maand 425 last. 18 Oct. Rogge op lev. vast; per Oct. f 152, 153; per Maart f143, 144. Keulen Rijnhoogte ('a morg. 11 uur) 17 Oct. 2.77 M. 18 Oct. 2.85 M. Wisselkoersen te Rotterdam. Per telegraaf. Londen kort f 12.06 Disconto 2 pCt. Parijs -47.95 2,/2 Antwerp - 47.90 2'/5 VEEMARKT TE ROTTERDAM. 17 October. Op de veemarkt waren heden aange voerd 27 paarden, veulens, ezels, 550 vette rundwen, 1794 magere dito, 545vette en graskalveren,29nuchterekal veren, 24 schapen of lammeren, var kens, 408 biggen, 4 hokken. De prijzen waren als volgtrunderen lste qual. 70 c., 2de qual. 64 o., 3de qual. 58 c., kalveren lste qual. 97y2c 2de qual. 85 k 90 c. schapen lste qual. c., 2de qual. c., alles per kilovarkens lste quaL a c., 2de qual. c., 3de qual. c., licht soort ÉL c. per i/i kilo melkkoeien ƒ160 a 240, kalfkoeien ƒ180 k 270, stieren 70 170, graskalveren ƒ25 a 50, pinken 4 vaarzen ƒ110 k 130, alles mager vee ;paardenƒ25 a 60. Op de botermarkt werden aangevoerd 78/8 en 79/16 ton, en 958 stukken a Vj kiloprijs le qual. ƒ68, 2e qual. /"64i 3e qual. 60, per '/2 kilo 60 ii 75 c.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 3