Dagblad voor Schiedam en Omstreken. Branderijen in Limburg. "pureatt hoogstraat 817. BILBOQ.UET. 15de Jaarg. Donderdag 27 October 1892. No. 4421. Feuilleton. PRIJS VAN DIT BLAD: PRIJS DER ADVERTENTIËN: 2) NIEUWE SCHIEDAM COURANT Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers 1-50 - 2.— - 0.05 Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 StsblNo. 124.) Van 1—G regels0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. Op verzoek van den geachten schrijver nemen wij het volgende artikel over uit •len Limburger Koerier. Mijnheer de Redacteur. Nogmaals ben ik zoo vrij de gastvrij heid in uw veel gelezen blad te vragen l0! bespreking van Limburgsche belan- &6n, in de hoop dat ons Gouvernement toch eindelijk eens luisteren mag naar °nze billijke klachten. Alvorens echter over te gaan tot het enbaar maken onzer grieven, wenschte eerst even de strekking mijner vorige ai'tikeltjes to bespreken. Door verschillende personen is mij de aanmerking gemaakt, dat mijn schrijven ateeds eene anti-Nederlandsche, anti- Vaderlandscho strekking had. Hierop moet ik aanmerken, dat door mij nooit iets in anti-Nederlandschen zin is willen geschreven worden. Indien ik destijds ten strijde trok tegen eenige hooggeplaatste Nederland- "ehe ambtenaren wegens hunnen verre- gaanden ijver on voor een geciviliseerd land onmogelijke plagerijen, dan zie ik daarin nog geen bvwijs mijner anti-Ne derlandsche strekking; ik kan dat alleen io dit geval toegeven, dat het Neder- landscho volk slechts bestaat uit eene aglonieratie van Staatsambtenaren, waar van wij burgers natuurlijk uitgesloten zi)n. Veel minder kan ik eene anti-Neder- Ltudsche strekking daaruit afleiden, dat feiten en wetsverkrachtingen het licht heb doen zien, waaraan zich Ne derlanders plichtig maakten, en welke 8h'affeloos in Limburg mochten ge bieden. Ik ben opgekomen voor het vertrapte Limburg en zijne belangen. Limburg 18 mijn Vaderland in het Vaderland, mlien in 't opkomen voor de belangen ,Van zijn Vaderland iets anti-Ned er- lnd«eh, anti-Vaderlandsch opgesloten ligt, welnu dan, dan is het overige Ne derland niet waard Limburg als eene Nederlandsche Provincie te beschouwen. Geeft ons in dit geval onze zonen terug en laat ons onze millioenen, in plaats van die te gebruiken om ons te onder drukken. Ik kom op tegen de handelwijze van ons Gouvernement, onze Administratie der accijnzen ik vorder en met recht voor Maastricht en Limburg dezelfde rechten welke onze noordsche broeders genieten; geven de mannen welke aan het roer zijn ons deze niet, dan zijn wij Lim burgers het niet, die anti-Vaderlandsch zijn, dan ben ik het veel minder, omdat ik voor belangen die ons aan het ader- land doen hechten, opkom, neen dan zetelt het anti-Nederlandsche, het anti- Vaderlandsche, in het hartje der Hof stad, bij de mannen die ons regeeren, die ons als Nederlanders willen negee- ren en ons daarom negeren. Tot voor 1830 wil ons Gouvernement ons terugvoeren dezelfde onverstandige politiek wordt nu in Limburg gedreven, welke de Belgen, jammer genoeg, tot een vrij, zelfstandig volk maakte. Niets wordt er meer in Limburgs voordeel gedaan en Limburg is bijna alles afge nomen. Niets blijft ons over dan een leger ambtenaren, welke vreemd aan onze taal, vreemd aan onze gebruiken, vreemd aan onzen Godsdienst, ons uit lachende, de steeds hooger en hooger opgedreven belastingen innen, grooten- deols dienende tot verbetering van Am sterdam en Rotterdam, voor wier vrij handelsstelsel de laatsse industrie van Limburg nog zal worden opgeofferd. Men trekt onze liefde voor Vader land en Vorstenhuis in twijfel, doch op welken grond Voor eenige jaren had ik de eer, toen Hare Majesteit de Koningin Sophie een bezoek bracht aan Maastricht, als eere- wacht Hare Majesteit te begeleiden. Naast het rijtuig rood ik, toen wij Haar terugbrachten naar het spoor, een der Boquet was reeds begonnen met zijne ge schiedenis te verhalen, hij hield niet meer op. De rede waarom hij zjjn reii langer gerekt had dan naar gewoonte, was omdat hij niet haastig wss om naar Parijs terug te keereu. Hg was oen wees en had noch vader noch moeder om hem welkom te heeten. Eindelijk en hij kon een zwaren zucht niet weerhou den hij was op reis om eene, helaasho- pelooze liefde te vergeten. Zooit dat de rede Ja, Monseigneur. Wat! gij wordt bemind en gij klaagt! Haar vader wil niet toestemmen in ons huwelijk. Waarom niet Omdat hjj te rijk is. Hjj is meester la- kenverkooper, gezwoorue van zijn gilde Hoe heet hij Bourdonneau. He jonker lachte nogmaals. naaste getuigen was ik van het eathousiasme, waarmede wij Limburgers onze geëerbiedigde Koningin begroetten. Die ovaties bewezen genoeg dat wij Limburgers houden aan Nederland en zijn Vorstenhuis. Van welke tegenstelling was ik dezen zomer te Sclieveningen getuige Bij aankomst onzer geëerbiedigde Koninginnen aan de Sporttentoonstelling stonden zeer vele deftige Hagenaars daar te wachten. Ook nu wilde ik ge tuige wezen van de ontvangst van ons Vorstenhuis; ik verwachtte nog meer geestdrift dan die, waarvan ik in Maas tricht getuige geweest was. Wat een teleurstellingGeen kreet weerklonk Onze jonge Koningin groette de kern van Haar volk, en ik geloof dat ilc met nog een Limburger de eenigen waren, die ons lioofd vol eerbeid vooi ons Vor stenhuis ontblootten. Dat Hare Majesteiten ons Limburgers de eer doen onze gewesten te bezoeken, en wij zullen bewijzen, dat niettegen staande al het onrecht, door hot Gou vernement ons aangedaan, Nederland en zijn Koningshuis ons nog lief, zeer lief zijn. Onze uitbarstingen van liefde en trouw zullen onze verdrukkers be schamen. De strekking mijner artikeltjes, ik herhaal bet, zijn noch anti-Nederlandscb, noch anti-Vaderlandsch, zij zijn geïnspi reerd door do daden dier regeer in gsperso- nen, die bet onmogelijke doen om ons van Nederland te vervreemden. De tijd zal weldr* aanbreken, dat wij ons niet meer zullen wenden tot de Regeering, maar haar aanklagen bij Hare Majesteit onze geëerbiedigde Koningin-Regentes. Te lang hebben de Limburgers zich alles laten welgevallen. De tijd is daar, te toonen ook .kinderen te zijn des Vaderlands, re toonen dat, aange zien wij ons deel en mogelijk een grooter deel betalen in de lasten, wij aanspraak vorderen op dezelfde lusten, waarvan nu slechts de begunstigden profiteeren. Pat zal wel in orde komen, vriend Bo quet, dat zal wel in orde komen, ik verze ker het u. Ik zou gaarne uw vertrouwen willen dee- len, Monseigneur, doch, helaas Ziedaar, zeide de jonker, tot aandenken voor den dienst welken gij mij bewezen hebt, neem dezen ring O Monseigneur, hij is veel te schoon Neem, zeg ik u, en bewaar hem als een talisman. Ik zal u te Parijs komen opzoeken, wanneer gij zult ingericht zijn als meester schepelmaker, en indien gij mij den ring laat zien, zal ik voor uw geluk zorgen. I)e poorten van Peizna waren niet ver meer verwijderd. Op dat oogeublik deed zich een gerucht in de verte liooren. Het was als het getrappel van een ruiterstoet of van een leger in aan tocht. Te oordeelen naar het groot^ gerucht, moeit er eene troep van vier a vijf honderd ruiters zijn. Zij zijn hetzeide de jonker. Wie, vroeg Boquet? De hovelingen en de gevangenbewaar ders van den koning van Polen. Doch het is te laat, Mouieigneur. Hij, dien gij zoekt is in veiligheid. En zicli tot den schepelmakersgezel wen dende, zeide de jonker Tot weerziens, Boquet. Zult gg mij uwen naam niet zeggen, Ter zake: In mijne vorige artikeltjes heb ik aan getoond, dat onze Administratie der accijnzen, ons Gouvernement, bezig is de branderijen in Limburg*uit te roeien, 't Schijnt, dat die voor handel, nijver heid en landbouw zoo nuttige industrie in Limburg weg moet. De fabrikatie en handel in gedistilleerd moet gecentra liseerd worden in groote actie-fabrieken te Delft en Schiedam, waarvan de aan- deelen in den Haag geplaatst worden. De kleine branderijen moeten kapot, zij moeten kapot met de branders er bij, want iets anders af te leiden uit de houding, de manier van optreden van het Ministerie van Financiën is on mogelijk. Ik heb mij vervoegd tot de hceren Controleur, Inspecteur, Referendaris en Minister; gevraagd heb ik, mij loyaal te zeggen, wat men met de vexatoire maatregelen ten doel hadgesmeekt heb ik mij toch te verklaren of het om den dood der branderijen te doen was, dan konden wij branders, ik althans zeker, alvorens door de Administratie der accijnzen geruïneerd te zijn, de branderij sluiten. Aangeboden heb ik, wat ik denken kon, dat de Administratie van mij, van ons verlangde. Tot nu toe nog niet het minste antwoordZes maanden is men al bezig ons te ver worgen, langzaam doet men ons sterven, ons van tijd tot tijd een vonkje lioop gevende, als om onzen benauwden dood strijd te verlengen. Wanneer nu binnen betrekkelijk kor ten tijd de branderijen verdwenen en de branders geruïneerd zullen wezen, wanneer men zal inzien welke flater begaan is en wanneer dan eens een Lim- burgsch Afgevaardigde Z Ex. in de Kamer zal interpelleeren, en vragen waarom dicmillioenenkilogrammengraan aan deu Limburgschen iandbouw ont trokken zijn? waarom die koper slagerijen en aanverwante industriën niet meer bestaan waarom graan- Monseignenr De jonker aarzelde een oogenhlik en ant woordde eindelijk Ik hen kapitein La Mo theIk zal u komen bezoeken, kameraad, ik zal u komen opzoeken te Parijs. Onder het spreken van deze woorden trok hij de stad binnen. II. De Talisman. Hij ziet er zeer goed uit, de opene en wel uitgestalde winkel van Boquet, met liet uit hangbord „in den King," en men vindt er al de koopwaren, waarvan de koninklijke voor schriften liet maken en den verkoop voorbe houden aan de meesters lantaarn-, blaasbalg en sckepelinakers van Parijs hakken en hakjes voor specerijen, lantaarns, schepels, oorlog trommels, baktroggen, blokken, biljardballen, spinraderen, wannen, wijnkorven, enz. enz. Sedert hij als meester nntvangan en in de straat gevestigd is, heeft Boquet niet opge houden te werken. Hij heeft groote hoeveelheden koopwaren in zijne magazijnen opgestapeld, doch wat helpt het zooveel te vervaardigen, indien men zijne voortbrengselen niet kan verkoopen 'l De tij den zijn slecht, de zalving van koning Hen drik III te Reims, zijn huwelijk met Louise dochter van graaf Nicolaas de Vaudeniont, zijn terugkeer te Parijs hebben den vrede in het land niet bewerkt.' Men koopt niet, men verkoopt niet. De koophandel is in eeuen ueteligen toestand. Boquet bracht den avond droevig door in zijn gesloten winkel, te midden van eenen warboel van koopwaren, welke aan de muren of aan de balken der zoldering opgehangen zijn, en hij het flikkerende licht eener harts- toorts allerlei spookachtige vormen aannemen. De blaasbalgen schijnen monsters te zijn met puntige hekken, en de vellen der trommen krijgen, ter oorzake hunner vlekken, het uit zicht van volle manen. De spaarpenningen van den gezel, die niet zwaar wegen zijn alle besteed om zjjn mees ters winkel te vullen. En Bourdonneau is onbuigzamer dan ooit slechts tusschen licht en donker gelukt het aan Boquet, terwijl lig om het huis van den lakenwever sluipt, eenen oogslag met Diane te wisselen. Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 1