Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
"Praatjes over dit en dat.
No. 4424.
bureau ^oocpstraat 317.
TWEEDE BLAD.
1§de Jaarg.
Zondag 30 October 1892.
Vervolg Binnenland
PRIJS VAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
- 2.—
- 0.05
Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd
volgens de Wet van 28 Juni 1881 StsblNo. 124.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
ii.
„Zeg, amice, zei mijn vriend, toen
hij mij dezer dagen weer ontmoette, ik
las eergister toevallig het Raads verslag
nog eens, waarin besproken wordt over
de voorgestelde verhooging der onder-
wijzers-tractementen aan de openbare
lagere scholen. Het merkwaardigst
daarin vond ik wel do mededeeling,
dat de heer den Breems zoo verschrik
kelijk ijverde om die verhooging er
door te krijgen welke door „het belang
van het onderwijs" wordt gevorderd.
Ik zou toch wel eens willen weten, in
welk opzicht het onderwijs feitelijk be
vorderd wordt, door altijd maar de
tractementen der onderwijzers te ver-
hoogen. Zouden de heeien, die daar zoo
voor ijveren, nu werkelijk overtuigd
zijn dat de onderwijzers ol onderwijze
ressen meer hun best zullen doen om
de jeugd wat te leeren, als zij beter
betaald worden? Dan zou ik wel de
gevolgtrekking willen maken, dat zij
thans niet hun best doen, en dan zou
het tevens de plicht zijn van de school
commissie, waarvan de heer Den Breems
lid is, om daar eens op te letten ener
een stokje voor te steken. Dat zou dan
echter niet moeten geschieden door hén
dadelijk hooger te salarieeren, maar door
hen te dwingen éérst eens goed hun best
te doen, om dan later, zoo het kan,de
belooning daarvoor te ontvangen."
„Wat bedoelt ge met dat „zoo liet
kan", vroeg ikge meent toch niet dat
die vorm van belooning den onderwijzers
ongevallig zou zijn, of dat zij op die
manier niet. te beloonen zijn?"
„Noen, zoo bedoel ik het in 't geheel
niet, was het antwoord; „als het kan"
wil zeggen, als het er hij de gemeente
aanzit, om maar weer eenigc duizenden
guldens meer te werpen in het bodem-
lóoze vat, dat men het openhaar onder
wijs noemt; waarhij men vooral niet
vergeten moet, dat die uitgaven er dan
weer zijn en er blijven, om elk jaar
terug te komen. Daarom vond ik het wijs
van den heer lloogendam, dat hij weten
wilde waar dat geld vandaan moest
komen, liet verwondert mij zelfs, dat
deze heer niet vroeg of de voorstanders
het geld cv bij deden, evenals men hem
eens vroeg, toen hij aandrong op de
aanschaffing van een sproeiwagen! Ge
lukkig toonden ook nog andere leden,
dat zij cr maar niet zoo roekeloos op
willen iogaan, terwijl het motief tot
aanhouding der beslissing, door den keer
van Erpecum in het midden gebracht,
van veel beteekenis was."
„Wat was dat dan voor een motief
vroeg ik.
„Wel, zei mijn vriend, dat was iets
waardoor mijne vroeger geuite veronder
stelling, dat er aan ons openhaar onderwijs
wel wat schijnt te mankeeren, oenigszins
Ingezonden.
gegrond blijkt. Er is nl. over geklaagd
dat het onderwijs, hetwelk gegeven
wordt aan de school voor meer uitge
breid lager onderwijs (hoofd de heer Tijl),
niet goed zou zijn, d. w. z. geen vol
doende resultaten zou opleveren. Over
die school nu zal een rapport worden uit
gebracht, en dit rapport wilde de heer
v. E. nu eerst afwachten, vóór men
omtrent die nieuwe verhooging een be
sluit zal nemen."
„Maar, hernam ik, als dat rapport nu
maar een beetje goed uitvalt, dan zul
len de heeren de f3000 voor verhoo
ging van tractementen wel toestaan
„Helaas, ja, antwoordde mijn vriend,
dat zit er dood op want 't is verwon
derlijk, hoe gemakkelijk de liberale
heeren over de dubbeltjes heenstappen
die van de burgerij nl. als het 't
openhaar onderwijs geldt. Voor som
mige steden is dat onderwijs waarlijk
een ruïne, en hier zal het daar even
eens zeer veel toe hijgedragen hebben,
als wij binnenkort ook op zwart zaad
zullen zitten, 'tls te betreuren dat
die liberalen, die zoo goed als uitslui
tend gebruik maken van het openbaar
onderwijs, zoo weinig schaamtegevoel
hebben, en dat onderwijs ook laten be
talen door hen, die er geen gebruik
van kunnen maken. Waarom moet dat
onderwijs niet betaald worden door die
genen die er van profiteeren Dat
was immers de billijkheid zelve
„Daar is geen kwestie van, zei ik,
en dat moesten die bedeelden zeiven
het best gevoelenAls minister Tak die
soort van bedeelden eens had uitgesloten
van het kiesrecht, in zijn nieuw kies-
ontwerp? Wat zouden ze opvliegen!
En toch zijn ze bedeelden, niets meer
of minder.
„Maar zeg, amice, vervolgde ik, gij
spreekt nu over die kolossale vermeer
dering van uitgaven voor het openbaar
onderwijs, maar hebt ge in liet verslag
over het onderzoek der begrooting wel
gelezen, welk foefje er nu weer gebruikt
wordt om onze havenmeester een paar
honderd gulden in den zak te werken
„Ja zeker, antwoordde mijn vriend,
en daar wilde ik u juist over gesproken
hebbenik heb dat zelfs met aandacht
gelezen en er uit gezien, dat hier braaf
mot groote woorden wordt geschermd.
Aan den eenen kant wide men een
voudig het tractement van dezen amb
tenaar met f200 per jaar verhoogen,
omdat men f 900.voor eene betrekking
als deze (welke bijna geen diensten
vordert), wat te min vond. Anderen
gooiden het evenwel over een anderen
boeg; want nadat men pas verleden jaar-
het tractement bepaald had op f9.00.- zou
het toch wel wat gek zijn, om dit nu weer
zonder eenigen grond te gaan verhoogen.
Neen, er moest wat anders op verzonnen
worden en aldus geschiedde. Daarom werd
eerst hoog opgegeven van de algemoene te
vredenheid over des havenmeesters op
vatting van zijne taak, en over de
omstandigheid dat hij de belangen van
den handel niet achterstelde daarbij
word niet gezegd, maar men bedoelde
zekerbij zijne eigene belangen. Dit
was ongetwijfeld heel mooi, maar het
overtuigde toch alle leden nog niet.
Dus werd nog ander geschut aangevoerd.
En nu kwam men met een redeneering
voor den dag, welke een kaakslag was
in liet gezicht van den Raad zelf of
anders van het dagelij ksch Bestuur en
meteen eenige beambten in het zonnetje
zette. Met feiten werd nl. nog eens ge
staafd, dat „de verminderde opbrengst
van lieu havengeld hoofdzakelijk te wijten
was aan de geheel onvoldoende controle
op het innen der havengelden, zoowel
als aan eene gebrekkige organisatie van
den dienst der betrokken ambtenaren."
Staat er dat riep ik uit zoo
nauwkeurig heb ik het stuk niet ge
lezen."
„Ja, maar ik wel, zei mijn vriend
dat staat er, plat weg. Er werd dus
niets minder gezegd dan dat ons Be
stuur ambtenaren heeft, die klaarblijke
lijk hun plicht niet doen."
„Maar dan doet het Bestuur zelf ook
zijn plicht niet, zei ik, als het zulke
ambtenaren behoudt."
„Daar hebt ge gelijk in,endaarom sprak
ik van een kaakslag in het aangezicht
van ons Bestuur, hernam mijn vriend.
Dat Bestuur vatte het echter zelf zoo
niet op en sloeg heel leuk den bal ver
der, door te zeggen dat het zich met
het voorstel, om den havenmeester ook
stedelijk ambtenaar te maken en hem
met de inning van havengeld en de
controle op die inning door de andere
ambtenaren te belasten, zeer goed kon
vereenigen daarvoor zouden hem dan
160 guldentjes per jaar worden toege
kend, in den vorm van vrije woning."
„Dus bleef op de ambtenaren die met
de inning zijn belast, de blaam rusten
dat zij hun plicht niet doen, vroeg ik
„Ja, zei mijn vriend, daar heeft het
veel van."
„Dat had ik toch nooit gedacht, ant
woordde ik, althans van de tegenwoor
dige ambtenaren niet; mij dacht zoo,
dat ze zich nogal goed kweten van hun
taak en ik geloof dat ook nog."
't Is best mogelijk, zei mijn vriend,
maar er moest toch een middel gevon
den worden om den havenmeester aan
eene verhooging van inkomen te helpen
„En daarvoor moesten bedoelde be
ambten het loodje leggen?" vroeg ik.
„Accoord van Putten," antwoordde
mijn vriend, groette en ging heen.
XX.
In de Voortgezette Vergadering van
den Gemeenteraad kwam heden aller
eerst in behandeling het voorstel—-
lloogendam tot afschaffing van de
Kermis.
De heer lloogendam motiveerde zijn
voorstel in dien zin, dat, waar het de
plicht is van ieder huisvader in zijn
huis geen rendez vous te geven tot on
geregeldheden en ongebondenheden, wij
in ons huis, de gemeente, die ongeregeld
heden niet mogen toestaan.
De heer Den Breems verklaarde
tegen dit voorstel te zullen stemmen,
hij de ongewijzigde omstandigheden zou
hij het tegenover eene burgerij die gewoon
is zoo ordelijk feest te vieren, eenebeleedi-
ging achten, haar een genoegen te ontne
men, waarvoor hij haar niets in de plaats
zou kunnen geven daarentegen betuig
de hij zijne voldoening met de proef
welke dit jaar genomen was ,om de
Kermis meer door de stad te verspreiden.
De heer De Groot meende dat, waar
ons nog 8 maanden van den kermistijd
van 1893 scheiden, er alle tijd was om
naar een plaatsvervanger uit te zien.
Hij wil de Kermis ook vooral afschaf
fen, omdat zij bezocht wordt door zoo
vele vreemde kooplieden, die de nering
doende ingezetenen eene onnoodige en
ongeoorloofde concurrentie aandoen.
In stemming gebracht werd het voor
stellloogendam verworpen met 13
tegen 5 stemmen.
Voor stomden de heeren Tak, Maas,
lloogendam, De Groot en Van Erpecum.
Daarna werd gestemd over het splitsen
van den betrokken post, zoodat f 150
voor het regelen der Kermis en f 600
voor het innen der belastingen wor
den uitgetrokken. Het eerste deel van
dit voorstel werd met 10 tegen 7 stem
men aangenomen het tweede bij accla
matie goedgekeurd.
De heer Tak deed bij het betrokken
volgnummer het voorstel, den post be
looning van de schatters der pi. dir.
belastingen met f300 te verminderen. Dit
voorstel werd met 12 tegen 6 stemmen
afgewezen. Tegen stemde ook de heer
Don Breems, die, zooals later bleek, be
doeld had voor te stemmen.
De postbelooningen van de diena"
ren der politie mitsgaders de veld"
wachters, gaf den heer Maas aanleiding
voor te stellen, den oudsten veldwachter
en den oudsten beambte der politie, die bei
den sedert lang niet meer in staat zijn hun
dienst te verrichten, met de helft van
hun tractement op pensioen te stellen.
Over dit voorstel ontspon zich eene
langdurige discussie, vooral over de
vraag of het met het oog op de aan
hangige pensioenvoorstellen gewenscht
was, thans op deze zaak in te gaan.
Het grootste bezwaar gaf echter de
opmerking van den Voorzitter, dat de
Raad niet de bevoegdheid had, den veld
wachter, die door den Commissaris der
Koningin wordt aangesteld, te ontslaan
De heer Maas trok dan ook zijn
voorstel in, voor zoover het den veld
wachter betrof, maar handhaafde het
ten opzichte van den politie-agent. Al
dus gewijzigd, werd het met 11 tegen
7 stemmen verworpen.
Do Voorzitter verzekerde, dat hij om
trent deze zaak nog eens bij den Com
missaris der Koningin inlichtingen zou
inwinnen want het was nooit zijne
bedoeling den Raad met of zonder weten
te misleidenEen opdracht die de heer
Tak hem wilde geven, om bij den Com
missaris der Koningin op ontslag van
den veldwachter aan te dringen, wees
hij beslist af. Dergelijke inmenging in
zaken, die hem persoonlijk aangaan,
liet hij zich van geen enkel raadslid,
NIEUWE SC