Dagblad voor Schiedam en Omstreken. ^Bureau $ooQ$txaat 317. Kardinaal Lavigerie. Een Sprookje. 15de Jaarg. Donderdag 1 December 1892. No. 4450. Feuilleton. PRIJS VAN DIT BLAD: PRIJS DER ADVERTENTIËN NIEUWE SCH Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers 1.50 - 2.-— - 0.05 Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 StsblNo. 124. niiiiiiiinimniiiiiiiii Van 1—6 regelsf 0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. Op het oogenblik dat wij dit schrij ven wordt het stoffelijk overschot van den grooten kardinaal Lavigerie uit de ka pel van Notre Dame d' Afrique te St. Eugène naar de kathedraal te Algiers overgebracht. Een kort woord dus over het leven en de worken van dezen tweeden Paulus, dezen grooten apostel der volkeren, wiens ijvervolle werkzaam heid meer dan een werelddeel omvatte, en wiens eerbiedwekkende naam nog met dankbare vereering zal worden uit gesproken, als de namen van andere be roemde mannen reeds nagenoeg vergeten zullen zijn. Charles-Martial Allemand Lavigerie, werd den 31en Mei 1825 te St. Esprit hij Bayonne geboren. Reeds vroegtijdig onderscheidde hij zich door eene onge- meene schranderheid en werkzaamheid. Nadat hij op 15-jarigen leeftijd onder de leiding van wijlen mgr. Dupanloup zijne geestelijke studiën was begonnen, werd hij reeds op 22-jarigen leeftijd pro fessor in de kerkelijke geschiedenis aan de Sorhonne te Parijs. Met voorliefde bestudeerde hij de geschiedenis der Oos- tersehe volkeren, en als lid van het comité der Oostersehe scholen trok hij in zijne vrije uren door Frankrijk's steden overal predikend en aalmoezen voor het Oosten verzamelend. Zoo kon hij in 1859, toen de beruchte moorden van Damascus hadden plaats gehad, met een som van twee millioen ter hulp snellen. Nadat hij in het Oosten missiën en scholen had gesticht, keerde hij naar Frankrijk terug, waar hij in 1863 tot bisschop van Nancy werdbe- 3) (Slot) Verder had hij zich niet om de wereld be kommerd. Doch nu, in zijn ouderdom, viel die kunstmatig aangekweekte afzondering hem zwaarhi.i, die gemeend had buiten ieder te kunnen, die niet rechtstreeks in verband stond I[let zijn levensdoel, dat, hetwelk hem het ware Even over het hoofd had doen zien, hjj gevoelde nu eerst, nu zijn illusiën wegvielen één voor één, zooals de gele bladeren, die van den puden stam rond hem nederdwarrelden, dat hij Juist in den mensch had kunnen vinden, wat hq overal te vergeefs had gezocht. „Te laatTe laatmompelde hij. „Ik heb eenzaam geleefd en zal nu ook eenzaam moe ten sterven, zonder dat het geluk, ook maar een korte wijle in mijn woning heeft getoefd Het gevoel van afmatting en moedeloosheid uam elk oogenblik toe. De stok ontgleed zijn bevende handen Zfjn oogleden vielen toe "et was, alsof hem een zware last op de borst noemd; doch slechts vier jaren bekleedde hij dien bisschoppelijken zetel, daar hij in 1867, vooral op aandringen van den gouverneur MacMahon, tot aartsbisschop van Algiers werd bevorderd. Van dien tijd af dagteekent zijne apostolische werkzaamheid, die nagenoeg het geheele zwarte werelddeel omvatte. In het jaar 1868 werd Algiers ver schrikkelijk door de cholera goteisterd. 89.000 slachtoffers vielen der alom woe dende epidemie ten prooi. Bij de cho lera voegde zich de hongersnood. Als een andere Vincentius ging toen Lavigerie langs straten en wegen, en terwijl hij de zieken en stervenden bijstond, verza melde hij de weezen en bezorgde niet minder dan 1400 ouderlooze kinderen van Mahomedanen een onderkomen in de weeshuizen die hij had gesticht400 dezer uitgeputte schepseltjes stierven in korten tijd na gedoopt te zijn. Die liefdevolle zorg voor de arme weezen bezorgde hem een ernstigen strijd met den gouverneur Mac Mahon en zelfs met den Keizer. Lavigerie toog naar Frankrijk en wist bij Napoleon III met goed gevolg het behoud zijner wees huizen te bepleiten, maar de ongelukkige Algerijnen bekeeren mocht hij niet. Zoowel de Republiek als het Keizerrijk belette den volijverigen prelaat het be- keeringswerk der Algerijnen te onder nemen. Maar Lavigerie liet zich niet ontmoedigen wat hij aan de kust niet mocht doen, hij ondernam het in 't hart van Afrika, en in zijn apostolischen ijver stichtte hij de Congregatie van de „Witte Paters", de Missionarissen van O. L. Vrouw van Afrika. Reeds in 1870 trok een eerste karavaan dezer „Witte drukte. Stootend jaagde zijn ademhaling, en een pijnlijke trek groefde zich om zijn mond Hij was weer thuis. Hoe hij er gekomen was, wist hij zelt niet. Aanvankelijk had hjj er aan getwijfeld of hij zich wel in zijn eigen woning bevond maar neen, hij kon de hem zoo welbekende voorwer pen uit zijn omgeving onderscheiden. Daar bij de tafel stond de oude leuning stoel, waarin hij den laatsteu tijd vaak zoo vermoeid was neergezonken. Ginds de kleine hangklok tik-tak, tik-tak deed zij hoe- vele uren had zij niet reeds afgeteld, uren van hoop en verwachting, uren van weemoed en teleurstelling. Het gevoel van zwakte, dat hem in den laatsteu tijd had overvallen, was nog steeds toegenomen. De krachten, om zich staande te houden, hadden hem ontbroken en een schier geheele machteloosheid had zich van hem meester gemaakt. Hij was zoo uitgeput, dat het denken hem zelfs moeilijk begon te vallen. Nu en dan verloor hij zelfs zijn bewustzijn. Langen tijd bleef hfj met gesloten oogen liggen" en bespeurde toen hij ze weer opende tot zijn groote verwondering een vrouw, die aan zijn bed stond en met zachte hand zijn slapen bevochtigde, terwijl zij hem medelij- dend toeknikte. 1 Hij wilde de lippen bewegen om te spre- Paters" over de Middellaudsche en de Roode Zee naar het Binnenland van Afrika en weldra door meerdere missio narissen gevolgd, verspreidden zij zich langs de boorden van het Tanganyka- en Victoria-nyanza, overal bloeiende dorpen stichtend, duizenden en duizenden negers bekeerend en den palm der over winning met tal van andere martelaren deelend. Om het geld voor deze kostbare missiewerken te vinden de eerste karavaan kostte niet minder dan een half millioen reisde monsgr. Lavi gerie geheel Europa af, en terwijl hij alom aalmoezen inzamelde, predikte hij voor geloovigen en ongeloovigen den kruistocht tegen den menschont- eerenden slavenhandel. Tot instandhouding en uitbreiding zijner missiewerken riep mgr. Lavigerie tal van stichtingen in 't leven. Het noviciaat te Maison-Carrée en het klein seminarie te St. Eugène getuigen naast de talrijke huizen der Witte Paters en der Zusters van O. L. Vrouw van Afrika van den vurigen ijver dien de groote kardinaal voor het missiewerk bezielde. Toen Leo XIII, die de glorievolle tra- ditiën der oude kerk van Afrika wilde doen herleven, den beroemden zetel van den H. Cyprianus herstelde, werd mgr. Lavigerie tot aartsbisschop van Carthago en primaat van Afrika benoemd. In 1882 werd hij tot kardinaal der IIRoomsche Kerk verheven. Op de ruïne van het oude Carthago bouwde de volijverige prelaat naast het seminarie dat hij daar reeds had gesticht, de basiliek van den H. Lodewijk, die als een trouwe wachter het Afrikaansclie strand bestrijkt. In die kerk, gewijd aan de nagedachtenis van den heiligen koning der Franken die aan Afrika's noordkust het leven liet, deed de primaat van Afrika naast het hoofdaltaar plaats maken voor het graf, dat binnen weinige dagen zijn stoffelijk overschot zal om vatten. Als Lavigerie te Carthago ver toefde, bracht hij dagelijks eenigen tijd bij dat graf door. De ernstige ziekte, die hem ten grave zou sleepen, openbaarde zich het eerst, toen kardinaal Lavigerie te Gonève het Congres zou openen, dat tot vrijmaking der Afrikaansclie slaven bij een zou komen. Op het punt van geopend te worden, moest het Congres worden opgeheven, daar het bleek de vrijmetselarij er zich van wilde meester maken. De ontstel tenis door deze onverwachte teleurstel ling gewekt, sloeg den kardinaal met eene beroerte, die zich nog meermalen herhaalde. Toen mgr. Lavigerie zelf inzag dat zijnedagen waren geteld, riep hij mgr. Livinhac uit het binnenland van Afrika terug en benoemde hem tot zijn opvolger in het bestuur der missiën. Daalde Elias' profetenmantel daardoor wellicht in zijn vollen omvang op Eliseus' schouders Daar hij zijne krachten allengs zag gesloopt, moest mgr. Lavigerie zich oenigen tijd op zijn zomerverblijf te Biskra terugtrekken. Daar aan den ingang van de groote woestijn, die hij aan de „Broeders van de Sahara" ter bearbeiding in geestelijken en stoffelijken zin had toevertrouwd, zocht en vond hij ook werkelijk genezing, maar het was geen duurzame. In den loop van het verleden jaar bezocht de kardinaal nog eens Carthago, maar sedert leefde hij ken, doch toen hem dit blijkbaar te veel in spanning kostte, vermaande zij hem door een gebaar, dat hij zich rustig moest houden. Wie was zij Hij bad haar nog nooit ge zien. Hoe wist zij elk van zijn wenschen te voorkomen, nu eens zijn brandende lippen la vende, dan eens zijn kussen terecht leggende, waarop het afgematte hoofd weer dankbaar nederzonk Na alles te hebben aangebracht, wat zfj meende dat hem verlichting kon schenken, zette zij zich aan zijn sponde neer. Vragende zag hij haar aan. Doch zij, al was het niet meer dan natuur lijk, dat zij haar zorgen aan den armen oude wijdde, beantwoordde dien blik niet. Was het dan niet zijn eenzame kluis, waarin hij eiken avond, teleurgesteld van zijn dag taak, wederkeerde De kale wanden leken hem thans niet meer zoo koud en ongezellig de stilte, welke vaak tot hem gesproken had in een geheimzinnige, soms angstwekkende taal, waar was zij? Waar was zjjn angst voor den dood, welke hem in den laatsteu tijd zoo dikwerf bekropen had Het was nu alles licht wat hij zag licht in zjjn somber vertrek en licht daarbinnen in zijn gemoed. En wie had dat licht ontstoken Hij was er zoo dankbaar voor, dat hij zijn gevoel in woorden wilde uiten. H ij vatte de hand van de onbekende en stamelde: „Wie zijt gij, goede fee, gjj, die een arm, verlaten man komt helpen en vertroosten „Wie ik ben?" klonk het antwoord, „een vrouw, zooals ge ziet, wier taak het is zwak ken te steunen en ongelukkigen te helpen. Ik heb u reeds zoo lang' gezocht, maar klopte ik aan uw deur, dan vond ik baar steeds angstvallig gesloten. Ge hebt u afgezonderd van de wereld en ook van mij zoekende wat ge op die wijze nooit vinden zondt. Want zonder mij kan niemand gelukkig zijn. Uw oogen waren gesloten, het was alsof ge het licht, dat zich telkens aan n openbaarde, niet wildet zien. Een toeval bracht mij ander maal op uw weg. Ik vond u schier levenloos bij den ouden stam in het woud, nam u mede en bracht u in uw woning. Ik wachtte reeds lang, dat dit gebeuren zon. Zoo ga ik het geheele land door dag aan dag, jaar aan jaar, eeuw aan eeuw. Ik ben arm, ik ben rijk, ik ben oud, ik ben jong, ik ben aan geen plaats verbonden, het barre Noorden, het koele Zuiden, overal is mijn vader land." „Wie zijt gij dan?" vroeg hij dringend, want hij gevoelde, dat de zwakte weer de overhand zou krijgen en de dood hem misschien verrassen zou, alvorens de vraag zijns levens was opgelost. Die vrouw zou hem kunnen zeggen, hoe het antwoord daarop luiddedat gevoelde hij. Een bezwijming overviel hem. Het suisde

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 1