Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
No. 45IO.
ipureau ^oogstraat fS 317.
Eene redevoering van Paul
de Cassagnac.
De Witte Wolf,
16de Jaarg.
Zaterdag 11 Februari 1893,
Advertentiën voor het
door ons op 19 Februari a. s.
uit te geven Feestnummer
Worden ten spoedigste inge
wacht.
Feuilleton.
PRIJS VAN DIT BLAD:
PRIJS DER ADVERTENTIËN
NIEUWE
COURANT
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
- 2.—
- 0.05
Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd
volgens de Wet van 28 Juni 1881 [Stsbli) No. 124.
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
Aan de Maas- en Roerbode ontleen en
^ij het volgende
Vóór eenige dagen deed Paul de Cas
sagnac eene rondreis door het departe
ment le Gers, en bezocht het kanton
Mirande, waarvan hij afgevaardigde
is en waar hij met den levendigsten
bijval ontvangen werd. In twee belang
rijke vergaderingen voerde hij het woord.
Eijne redevoering is een hevig requisi
toir tegen de tyrannieke, plunderzieke
ïransche Republiek, die de belasting
schuldigen onder hare lasten verplettert,
die 36 millioenen Katholieken buiten
de wet stelt en al hare beloften schendt.
Wij geven hier het grootste gedeelte
van die redevoering, waarin men het
vUur en de ontembare zegskracht van
den redacteur der Autorite herkent.
M. de Cassagnac begint met te zeg
gen, waarom hij de besliste vijand is
van die Republiek, welke al hare be
loften geschonden, al hare plichten ver
zaakt heeft. Nooit, roept hij uit, heeft
een gouvernement schaamteloozer het
v°lk belogen en zijne woorden ver-
Valscht. Laten wij in het kort zijne
balans opmaken dat is de balans van
een bedrieger, van een bankroetier. Dan
gaat de redenaar aldus voort
I. De Godsdienstvrijheid.
Aan het hoofd van alle vrijheden,
v^elke de mensch moet vorderen, staat
de godsdienstvrijheid, dat is de vrijheid
v°or het schepsel om met zijn Schepper
Naar hrt Fransch van Paul Féval,
om te gaan, dat zijn de gezamenlijke
betrekkingen van den mensch tot God.
Welnu, dit Gouvernement van Vrij
metselaars en Joden heeft slechts ééne
gedachte, ééne razernij die vrijheid te
verkrachten, en de geivijde stem der
Christenen, die van de aarde ten hemel
opgaat, te versmoren. Langdurige toe
juichingen.
Aan het kind ontneemt het de gods
dienstige opleiding in de schoolhet
leert hem den naam van God af, ver
bant den Catechismus, en put zich uit,
om het goede zaad te verstikken, dat
de huismoeder te midden van haren
zoo lastigen arbeid, in de ziel van lief
kind gestrooid heeft.
En gij weet het bij ondervinding, mijne
heeren het kind, dat God niet lief
heeft, bemint ook zijn vader niethet
kind, dat God niet kent, miskent ook
zijne moeder. {Toej uithingen.)
Aan God het kind ontnemen, dat is
het aan zijne familie ontrooven. De
Republiek is eene kinderenroofster, erger
dan die benden Zigeuners, die ook de
kinderen oplichten, om er kunstenmakers
en goochelaars van te maken. Nieuwe
toejuichingen
Aan den volwassen mensch brengt de
Republiek, door haar burgerlijk huwe
lijk boven het kerkelijke te plaatsen,
en door de echtscheiding, de ontbinding
en de bespotting van het huwelijk.
Want, indien het burgerlijk, gevoegd
bij het kerkelijk huwelijk nuttig is,
noodig zelfs om het huisgezin bij den
staat in te lijven en aan hetzelve een
nummer aan te wijzen:wanneer het
alleen, op zich zelf staat, is het niets
meer dan het vrije huwelijk, waarvan
uwe stallen de bruiloftskamers zijn, het
huwelijk van het beest, dat aan niets
gelooft en met de koppeling voldaan
is. Levendige toejuichingen.)
Want de Staat kan slechts de licha
men vereenigen, alleen de Godsdienst
is in staat de zielen te verbinden. Het
lichaam is aan de wet onderworpen, de
ziel hangt alleen af van God, van wien
zij een sprank is. Nieuwe toejuichingen
Dat is niet alles na getracht te heb
ben, het kind tot zich te trekken, en
den volwassen mensch tot beest te maken,
zal de Republiek weldra, door het aan-
kweeken van priesters onmogelijk te
maken, den grijsaard zijn laatsten troost,
de H. Teerspijze, ontnemen. Binnen de
tien jaren zal de helft uwer kerken
ledig, de helft uwer pastorijen verla
ten zijn.
En, schande boven alle schandedoor
het misdadig drijven van eenige dui
zenden godloochenaars, zullen 35 mil
lioenen Christenen, aan de twee uit
einden van hun leven, bij de geboorte en
in den dood, geen priester meer kunnen
vinden. Langdurige bijval).
Ik heb, M. II., altijd tot hen behoord,
die hun godsdienstig geloof boven hunne
politieke meeningen stellen, Ilc ben op
de eerste plaats Christen, vervolgens
monarchist. Daarom vergeef ik het aan
deze Republiek niet, honderd jaren na
de revolutie van 1789, welke de uwe
en de onze is, en die het roemrijk tijd
perk van onze sociale vrijmaking aan
schouwde, ik vergeef haar niet, dat zij
de vrijheid van geweten, door de decla
ratie der rechten van den mensch afge
kondigd, vertrapt, c-n wat mij jegens
haar vooral met haat vervult, is niet
zoo zeer dat zij mij van mijn Keizer of
van mijn Koning berooft, als wel dat
zij mij van mijn God wil berooven.
Langdurige toejuichingen
II. De eigendom.
Evenals uwe gewetensvrijheid wordt
de veiligheid uwer eigendommen dooi
de Republiek in gevaar gebracht.
Hef Socialismus, door de lafheid van
een Gouvernement, dat nóch wil, noch
gezag heeft, aangemoedigd, zet steeds
zijn triomftocht voort.
'Reeds bedreigt het de industneele
eigendommen: de mijn, de fabriek, de
spoorwegen.
Volgens zijne leer behoort de eigendom
33)
De kapitein volgde. Een kwartieruurs volg
den zij den weg, die naar liet dorp Saint-
Aubm-d'. -Cormier leidt; toen sloeg Jude links
aj. en drong het dichte kreupelhout in. Nadat
£11 een honderdtal schreden hadden afgelegd,
'ueld Didier zijn paard staande.
Waarheen krengt gjj mij vroeg hjj.
Naar de plek, waar mijn meester Nicolas
lreml, vöor zijn vertrek naar liet Hof te
1 arijs, de hoop en het fortuin van zijn geslacht
verhorgen heeft.
Gij stelt dus wel een groot vertrouwen
111 mij.
Een oogenklik aarzelde Jude.
Mijn leven zou ik u toevertrouwen, ant
woordde hij eindelijk, maar de schat van Treml
kehoort mij niet toe. Gij liekt gelijk liet is
heter, dat ik alleen dat geheim bewaar.
En het is ook beter, voegde Didier er
hij, dat ik niet verder in dat struikgewas
doordring, waarachter de schuilplaats der
Wolven is. Zij zouden mij kunnen bijten. Ga,
gij zult mij hier terugvinden.
Jude steeg van zijn paard en ging te voet
verder, datzelfde kreupelhout in, waarin wij
vroeger Nicolas Treml hebben zien doordrin
gen, toen liij de door ziju neef Hervé deVau-
noy geteekeude akte in den zak droeg.
Alleen gebleven, steeg de jonge kapitein
eveneens van zijn paard, strekte zich op het
gras uit en gaf zich aan zijn droomerijen over.
Zjjn overpeinzingen waren van aangenamen
aard. Alleen door zijn verdiensten met een
opdracht heiast, die zijn kameraden eerst
wordt toevertrouwd nadat zij in den dienst
vergrijsd zijn, zag hij hoe een schoone,
schitterende toekomst zich voor hem opende.
Zijn zending naar Bretagne was niet zon
der belang en hij hoopte gemakkelijk die
handvol wel is waar onverschrokkene, maar
eenvoudige enruwe mensclien te kunnen
bedwingen, die zich nog altijd tegen de
heffing van de belasting hieven verzetten, de'
den Koning gehoorzame onderdanen heleedig-
den en hun stoutmoedigheid somtijds zoover
dreven, dat zij de hand legden op gelden van
den Staat.
Nevens dit landsbelang, had zijn komst in
aan allen, en mag hij niet meer het
eigen goed blijven van hen, die hem door
arbeid en moeite hebben verworven. De
eige aar, ziedaar zijn vijand. Al wie
bezit, moet beroofd worden.
En in overeenstemming met die denk
beelden, ruit de sociale revolutie zes
millioen burgers, die niets bezitten,
op tegen de drie millioen eigenaren.
Maar M. H., meent gij, dat het So
cialismus alleen den induslrieelen eigen
dom bestookt? Neen, het zal ook den
landeigendom aanvallen. Na de fabriek
zal het den grond, na de mijn den wijn
berg, uw erfgoed, uw eigendom aan
randen. {Sensatie). En het Gouvernement,
ongewapend, laat begaan.
Het gevaar is des te grooter, wijl
het Socialisme twee wapenen bezithet
oproer, dat het thans openlijk te Parijs
organiseert, en het stembiljet, dat liem
reeds de gemeentebesturen van Marseille,
Toulouse, Roubaix, Toulon, Narbonne,
geschonken beeft, en dat hem verschil
lende departementen, als le Cher en la
Nievreoverlevert, waar de collectivis-
ten de landbouw werkstakingen invoeren.
Welnu, de landbouwwerkstaking is voor
u de ondergang, de ellende, het einde
van den landbouw. {Beweging).
En in welken toestand bevindt hij zich,
die arme landbouwer, waaraan de Repu
bliek zoo veel beloofd en zoo weinig ge
geven heeft? Zijn toestand is deernis
waardig. Uwe granen zijn gedaald tot
15 francs, zij betalen uw zweet niet
meer. {Zoo is heil)
De eigendom zelf is gedaald tot een
derde zijner waarde, het hectare, dat
onder het Keizerrijk 3000 fr. gold, vindt
geen kooper meer dan aan 300 francs.
Om te leven zijt gij genoodzaakt te
leen en. En van wiener is nergens geld
meer. En waarop? Uw grond is reeds
meer belast dan bij waard is.
Wel heeft men, als kiesmanoeuvre
U het landbouwcrediet voorgespiegeld.
Doch weldra viel alles terug m de duis
ternis der vergetelheid. En toch, was de
Bretagne voor hem persoonlijk een belang,
waarvan wij voor ilen lezer geen geheim zullen
maken. Het was niet de eerste maal dat Didier
in dit land was.
Het vorig jaar had hij zes maanden te
Hennes doorgebracht, en behoorde hij tot
het gevolg van den graat van Toulouse,
gouverneur van de provincie. Deze had hem
in de Fransche garde doen opnemen welke
hij met zijn tegenwoordigen graad weder
verliet.
Door de natuur begiftigd met eeii schoon
gelaat en een flinke krachtige gestalte, gemak
kelijk zijn vriendschap wegschenkende, maar
onbezonnen en luchthartig van aard, had hij
reeds dikwijls op het punt gestaan zich een
levensgezellin te kiezen.
Gedurende zijn verblijf te Hennes, in het
paleis van den Gouverneur, was hij steeds be
handeld als de gelijke van de zonen der eerste
familiëu uit de Provincie. Hij was tegenwoor
dig l>ij alle feestelijkheden yn in die wereld
van hovelingen verschafte zijn positie hem een
gunst, waaraan zjjn aangenaam voorkomen
geen schade deed.
In dien tijd was in de hoofdstad van Bre
tagne MUe. Alix de Yaunoy de La Tremlay
de koningin der salonsedel schepsel, wier
schoon gelaat minder volmaakt was dan haar
geest, terwijl deze laatste nog in de schaduw
werd gesteld door haar edel hart. Didier had
haar ontmoet in het paleis van den Gouver
neur, die gedurende zijn verblijf in de Pro
vincie een ware hofhouding hield. Hjj voelde
zich dadelijk tot haar aangetrokken.
Van haar zijde had Alix niet getracht het
genoegen te verbergen, hetwelk haar dit ver
oorzaakte. Hun jonge, wederzijdsche genegen
heid was door allen opgemerkt.
Alleen M. de Vannoy scheen het niet te
bemerken, of wel hjj werkte het in de
hand, iets waarover men zich ten hoogste
verbaasde.
Men wist inderdaad dat Vaunoy voor zijn
eenige dochter zeer hooge eischen stelde en
hiertoe het oog had laten vallen op niemand
minder dan M. De Béchameil, markies de
Nointel, Koninklijk intendant hij de belastingen,
een der rjjkste geldmannen van het toenmalige
Europa.
Niettegenstaande dat, ontving Vaunoy, die
den jongen officier eerst met minachting be
schouwd had, dezen hij zieh aan huis op een
wijze als ware hij de erfgenaam van een d#r
machtigste adellijke geslachten geweest.
Wordt vervolgd.)