Dagblad voor Schiedam en Omstreken. xxxeaxx ^oocjistracrf 817. EERSTE BLAD. Het Socialisme en de Menscli. 16de Jaarg, Zondag 19 Maart 1893 No. 4541. PRIJS VAN PIT BLAD: Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers r i.50 - 2.— - 0.05 Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 StsblNo. 124. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 16 regelsT 0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. Zij die zich tegen 1 April aanst. op de Nieuwe Schiedamsche Cou rant abonneeren, ontvangen de tot dien datum nog te verschij nen nummers gratis. Wegens den op ZATERDAG vallenden feestdag van MARIA BOODSCHAP zal het volgende ZONDAGSNUMMER ver schijnen VRIJDAG-AVOND. Advertentiën voor dat nummer bestemd, gelieve men uiterlijk vóór Vrijdag-middag 41/2 uur 'n *e zenden. Toen Lucifer het zich had onderwon den, den Almachtige te steken naar de kroon, verzonk hij ras in de peillooze diepte. Zoo gaat het den vermetele, die Gode de Hem toekomende eer wil rooven. Ongestraft kan de sterveling den Op perheer niet tergen. „Ik erken geen God", zegt de Socia list, en God laat toe, dat die verblinde zijn eigen natuur en wezen vergeet, zijn eigen waardigheid en lioogsten roem met voeten treedt. Zoo delft de hoogmoed zijn eigen graf, en bonst de menscli zich zeiven van den troon, waarop een teederminnende Vader hem had verheven. Zoo zoekt de rampzalige verwerpeling zijn troost in de schande, en eer in zijne afkomst van het dier. „De mensch verklaart Bebel „is niet, gelijk de Bijbelse lie fabelleer „tracht te doen gelooven, op hevel van „een Schepper in liet leven getreden, „maar door een langdurige en geleide- „lijke ontwikkeling van trap tot trap „allengs op de hoogte der tegenwoordige „beschaving gestegen." Uok hier bespeurt men wederom, dat de socialistische drijver maar al te goed de Darwinistische hoogleeraren heeft beluisterd. Die lieden schijnen te fier, om het levenslicht te willen danken aan de schepping door een almachtigen God, wiens ademtocht het lichaam bezielt, nx't hoogerc geesteskrachten en de heer- 'j kste levensuitingen toerust. Jievei" willen zij hun aanschijn ver schuldigd wezen aan oen dier der woads, een beest der wildernis! „liet kan mij volstrekt niet deren schrijft de Brusselsche Chronique dat ik afstam van een aap. Jk vind het zelfs eervol voor de menschheid, dat zij, herkomstig uit zoo'n lagen stand, het zooverre heeft weten te brengen." Waarin al niet eer wordt gezocht liet lijkt wel een verkeerde wereld. Nu, wanneer men een leven voert, dat tot het waarnemingsgebied van de dierkunde behoort, wordt men allengs wel gemeenzaam met het denkbeeld, dat de wortel van den menschelijken stamboom aan den krulstaart van een baviaan of een anderen viezen aap moet worden vastgehecht. En diezelfde lieden sprekeu dan in eenen adem nog over beschaving Gij ziet liet wel, geachte lezer, de Socialist ontziet hoegenaamd niets. Hij bestormt den Allerhoogste op Zijn hemelzetel en rukt den menscli met ge weld van den troon, waarop Gods goed heid hem heeft geplaatst. Wat moet er nu terecht komen van eene arbeidersbevolking, welke in deze satanische schole gevormd wordt En wie beseft niet de waarheid van het bekende woord, in een oogenblik van oprechtheid ontvallen aan den mond van Proudhon Le Socialism,e est le der- nier rève de la crapule en délireHet Socialisme is het laatste droombeeld van een waanzinnig volksschuim Wel gedrochtelijk moet het welp zijn, wanneer de vader, hij het aanschouwen ervan, zelf van angst en afgrijzen terug deinst den naam zijner vrijheid, door den ster kere verslagen. Meer dan 19 honderd jaren geleden riep Spartacus in het heidensche Rome de slaven op ten oorlog onder den kreet „Daar is geen gerechtigheid meer op „aarde, wijl er- geen goden zijn hier boven. Strekt daarom uwe gespierde „armen uit, om u toe te eigenen wat „de rijken genieten" Lassalle roept de „loonslaven" van onzen tijd toe: „De bourgeois hebben „ons reeds sedert lang de Hemelsche „goederen weggeredeneerd, welnu: legt „de hand op hunne bezittingen en geniet „wat u wordt aangeboden." Ziet gij, geachte lezer, eenig verschil tusschen de taal van den verdierlijkten mensch uit liet heidendom en die van den Socialist der 19de eeuw De menschgeworden aap, die gehoor gaf op den naam Spartacus, is geen ziertje minder onbeschaafd dan de dier- geworden mensch, die het Socialisme aanhangt. In 1900 jaren is dat slag van lieden dus luttel vooruitgegaan Toen lustte het slijk zoo goed als thans In die peillooze diepte, waarin de socialistische leer den mensch doet neder- tuimelen, wordt hij, natuurlijk, bespat met modder en slijk. Bestaat er geen God, is de mensch uiteraard slechts een min of meer ge lukkig ontwikkeld dier, wat behoeft hij zicli dan nog te schamen Wat belet hem, nu hij alle besef van hoogere afkomst en waarde overboord heeft geslingerd, een leven te voeren, waarbij van toom of teugel geen spraak meer kan wezen en alleen den lust en hartstocht recht moet wedervaren Wat duidt het hem euvel, dat hij wroet en wentelt in dras en droesem? Het gaat niet aan, in een blad, dat iedereen onder de oogen kan vallen, uit Bebels zedekundige beschouwingen bijzonderheden over te nemen; wanneer de inrichting van het huisgezin, op socialistischen leest geschoeid, ter sprake zal komen, kan elkeen, die wat dieper doordenkt, zich een begrip vormen van het diep verval, van de weerzinwekkende bandeloosheid, waarmee het Socialisme de wereld meent gelukkig te maken. Hier zij het voldoende, slechts in algemeene bewoordingen te zeggen, dat de socialistische leer den mensch geen edeler doeleinde doet nastreven dan de verzadiging zijner driften en losten. Het genot is de eerste, de voornaamste, ja, de eenige levensvraag, het waarom van 's inenschen leven op aarde. Valt nu den Socialist de strijd om het bestaan te hard, wat zal het wezen wanneer eenmaal de kamp om het ge nieten zal ontbranden Want ongetwijfeld zal de eene mensch, bij het najagen zijner dierlijke genoegens eenen andere den weg versperren, de boozo lust van den eene de drift van den andere hinderlijk wezen. De mindere wordt dan, natuurlijk, in Zoolang nu de brou der wellust vloeit en, de mensch den innerlijken brand van zijn genotzucht daaraan mag koelen zoolang hij, als de verloren zoon, zijn honger kan stillen aan dien draf - zal wellicht de behoefte aan edeler voldoe ning zich hij hem niet laten gelden. Maar wanneer hij eenmaal van die modder verzadigd zal wezen, wanneer hij voor zich-zelven een voorwerp van walg en afschuw is geworden, wat dan wat blijft hem dan nog over? Wat anders dan de zelfmoord Ziedaar wat hem na de verwoesting zijnm' ziel als eenige uitkomst rest. IéEnnui nous dévore - - schrijft George Sand les passions nous égarentle suicidece démon des ténèbresnous attend a noire ahevet, ou nous attire le soir sur le bord des eaux. „De verveling doodt ons, de hartstocht „brengt ons op den doolweg de zelf moord, dia booze geest der duisternis sen, verbeidt ons aan onze rustkoets, of „lokt ons des avonds naar den water kant." Is dat dan het Dorado, waarheen men ons wil voeren Voorwaar, die nog een greintje ge zond verstand bezit, zal voor zulk een toestand geen heimwee gevoelen, bij de gedachte aan zulk een uiteinde niet watertanden Wie ziet dan niet helder in, dat de socialistische leer den mensch, mét het besef zijner waardigheid, ook het voor uitzicht rooft op alle geluk, zooweel hier beneden als hiernamaals? Toch is ieder sterveling een geboren gelukzoeker. De waanwijsheid onzer dagen heeft dit geluk gesteld in den vooruitgang der Godloochenende wetenschap. De beoefenaars daarvan moeten dat zei ven maar weten. Doch wat hen plichtig maakt aan hoogverraad, aan bedrog op groote schaal, aan zielenmoord, is dat zij, met den breeden leeraarsmantel om de schou deren geworpen, den kleinen, den on wetenden, den argeloozen, den behoef- tigen snood berooven van allen troost in dit, van alle hoop in het toekomend leven. Klinkt het niet als het gereutel van een vermoorde: „De bourgeois hebben ons de Hemelsche goederen weggere deneerd?" Klinkt het niet als vlijmende gal genhumor wat men zoo vaak uit den mond en uit de pen der opgezweepte arbeiders verneemt: „Men paait ons niet „meer met het woord berusting, met de „beloften van het hiernamaals met eeD „wissel, op de eeuwigheid getrokken, „betaalt de Maatschappij ons hare schuld „niet af." Wat zal den armen tobber, den „loon slaaf" bemoedigen ten tijde van tegen spoed Wat zal hem troosten ten dage van droefenis en ziekte? Wat zal hem verzoenen met zijn deerniswaardig lot, wanneer de grimmige dood dierbaren aan zijn hart losrukt, gade of kind uit zijn woning wegsleurt? Een Hemel is er voor hem niet meer, ook geen God, die gedragen lijden ver geldt. Wie droogt dan zijn tranen, wie beurt zijn gemoed op Want hoe hard hij ook krijte „de mensch is maar een dier, niets meer," de innigste gevoelens zijn harten komen daartegen in verzet en het leed der af- gepijnde ziel roept luider, dat de band der liefde door geen dood kan worden verbroken. En wat rest der onschuld nog wan neer zij op deze aarde verongelijkt en haar het beroep op een hoogeren Rech ter ontnomen wordt? Waarlijk, de socialistische leer bevat voor den sterveling geen kwikkende, geen sterkende waarheid, niets anders dan verwoesting verwoesting van eigen waarde, verwoesting van hoop en geluk. Dan is de leer der Kerk heel wat meer verheven en verheffend tevens. De werkman, die zijn Godsdienst lief heeft, beseft zijn waardigheid en temet zijn hoogste belangen hierbeneden en daarboven. Hij kan, wat hem ook ten deele kome, steeds zeggen scio cui credidi. „ik weet op Wien ik mijn vertrouwen gesteld heb." Non eonfundar in te te mum„in eeuwigheid zal ik niet beschaamd wor den." Die op God vertrouwt, behoeft geen teleurstelling te duchten. (M. 8f R.) NIEUWE SGHIEDAMSCHE COURANT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1893 | | pagina 1